zaterdag 13 juni 2015

Doug Gentle, één van onze bevrijders in 1945

door Wim Velthuizen


Doug Gentle
Doug Gentle vertelt over zijn komst naar Baarn in de Tweede Wereldoorlog. Hij maakte deel uit van  de 49ste West Riding Divisie en vocht zich een weg vanaf de landing in Normandië naar het noorden. In totaal heeft hij ruim vier jaar in het leger gezeten. Zijn eenheid had de bijnaam Polar Bears, vanwege een eerdere operatie in het poolgebied. We laten hem hierbij aan het woord. Lees vooral de epiloog, het laatste stukje.

Op Wight, een vredig eiland in het Kanaal aan de Engelse zuidkust, ben ik geboren en getogen. Toen Hitler in 1940 West Europa onder de voet liep zou ons eiland een springplank voor de invasie in Engeland kunnen worden. Er kwam een burgerwacht, waarvoor ik me opgaf. Achteraf gezien stelde dat niet veel voor. Onze commandant was de heer Chiverton, die als officier in de Boerenoorlog had gediend. We kregen een geweer uit de Eerste Wereldoorlog met vijf patronen. Ik kon mijn oren en ogen niet geloven toen ik heel veel jaren later op TV de serie Dad’s Army zag met captain Mainwaring. Dat hadden wij zelf beleefd!
We zagen wel vliegtuigen, want de Battle of Brittain was in volle gang. Dankzij onze marine en de RAF (Royal Air Forces) zijn de Duitsers nooit op Wight gekomen.

Toen de oorlog aanhield, gaf ik me op als vrijwilliger bij de Royal Engineers. We werden getraind op technisch gebied: het leggen van noodbruggen, zuiveren van drinkwater, omgaan met explosieven en leggen en ruimen van mijnen. Bij de invasie in Normandië in juni 1944 hoorden we bij de tweede aanvalsgolf. We waren nauwelijks op zee of een bom sloeg in. Gelukkig ontplofte die niet en werd overboord gezet, maar er waren wel gewonden. Het schip was moeilijk bestuurbaar geworden. Toen we als laatste van deze vloot aankwamen op Juno Beach, wisten we niet wat we zagen. Die verschrikkelijke beelden zijn ongetwijfeld bij iedereen bekend. We gingen aan land en groeven ons in bij St. Croix de Grande Tonnere. De volgende dagen leden we onze eerste verliezen door granaatscherven en het ruimen van mijnen onder vijandelijk vuur. Ongeveer tweederde van de pantser en SS divisies verhinderden een snelle doortocht. Intussen kwamen bij Arromanches onze voorraden aan: baileybruggen en zwaar materiaal om wegen te herstellen.

De 49ste West Riding Divisie werd ingedeeld bij het Eerste Canadese Leger. Behalve door de Duitsers werden we ook door muggen aangevallen. We sliepen onder onze gascapes, al was dat verschrikkelijk warm. Ook bij de Seine bleven ze ons plagen. Daar was de stank niet te harden van de koeien en paarden, die door granaten en kogels gedood waren. We hebben er heel wat begraven. Bij de aanval op Le Havre stonden twee  vrachtwagens met bier van de Duitsers. Een gewaardeerde oorlogsbuit! We vochten ons met zware verliezen langzaam en met moeite een weg over de Seine en stootten door naar noord Frankrijk en België, waar we ondergebracht werden bij burgers. Wat een weelde om na al die tijd in de open lucht in een huis te kunnen slapen. Jammer dat ik geen Vlaams sprak om die mensen te bedanken.

In België was weinig weerstand en we kwamen al spoedig in Nederland. Daar zouden we doorstoten naar Arnhem, waar de brug door parachutisten zou zijn vrijgemaakt. Dat was helaas niet gelukt en het zou nog een hele winter tot april duren voor we verder gingen. Dat was de Hongerwinter 44/45 in Noord Nederland. Wij verdedigden enige tijd onze posities op het eiland dat de Betuwe heette. Het werd voorjaar en we zouden via Zevenaar naar Arnhem gaan. Met veel moeite hadden we bij een wegversperring springladingen met lonten met afstandsbediening  aangebracht. We werden gesteund vanuit de lucht, maar een Typhoon schoot per ongeluk de lonten kapot zodat al ons werk voor niets was geweest. Toen maar gewone ouderwetse lonten: gewoon een lucifer erbij en wegwezen! Er waren wegversperringen van omgezaagde bomen, maar ook vaak met booby traps, die soms op hun beurt bijna onzichtbaar met booby traps beveiligd waren. Dat kostte veel tijd, evenals het opruimen van mijnen. Daarna moesten de wegen begaanbaar worden gemaakt voor onze zware tanks en transporten.

Eindelijk kwamen we de Rijn over en ontdekten hoe uitgehongerd de Nederlanders waren. Op 5 mei kwam het verlossende bericht: het Duitse leger capituleerde. We moesten een noodbrug aanleggen, een zogenaamde Baileybrug. Die kreeg direct de naam ‘Victory Bridge’. Het was voor onze eenheid de 50e en laatste brug die we bouwden sinds de landing in Normandië. Omdat ik vooraan in een verkenningsvoertuig reed hoorde ik tot de eerste Britse soldaten die de Nederlanders zagen. We reden Scherpenzeel binnen, maar er was geen mens te zien. Toen zij tussen de gordijnen door zagen dat wij de bevrijders waren stroomden ze dol van blijdschap met vlaggen de straat op.

Het werd een echte zegetocht die ons via Utrecht en Hilversum op 7 mei in Baarn bracht. Het hoofdkwartier kwam tijdelijk in Paleis Soestdijk. De Duitsers daarnaast hun wapens inleveren. Later sliepen we in het lyceum. Onze compagnie was de eerste Britse eenheid die in Baarn gelegerd werd. Op de tweede dag in Baarn gingen we naar het centrum om een biertje te halen, maar dat was nergens te krijgen. We zagen in de Laanstraat wel mensen aan een tafeltje zitten met kleine glaasjes voor zich. Een politieagent vertelde dat het verzetsstrijders waren en ze nodigden ons uit mee te drinken. Ik zat naast tandarts Grootveld, die mij ook een glaasje aanbood. Het was wit vuurwater, dat ze jenever noemden. Dokter Grootveld nodigde mij uit in zijn huis aan de Kettingweg, waar ik hun dochter Willy ontmoette. Zo is het begonnen. Wij moesten verder naar Duitsland en de Canadese Noord Nova Scotia Highlanders kwamen in onze plaats in Baarn. Ik hield contact met Willy en we besloten na enige tijd te trouwen. Toch wel aardig als ik nu achteraf bedenk dat Koning George de Zesde uiteindelijk betaalde voor mijn reis naar Baarn om mijn bruid te vinden.”

Doug Gentle met zijn echtgenote Willy

Epiloog:
Doug en zijn vrouw Willy zijn heel vaak rond 4 en 5 mei naar Baarn gekomen. Soms met hun kinderen. Ook bezochten ze in september vaak Venray, waar Doug de winter 1944/1945 was geweest. Bij hun bezoek aan Venray in september 2007 kreeg Doug een hartaanval en overleed kort daarop in het ziekenhuis van Venlo. Door de Wapenbroeders uit Venray is zijn as verstrooid bij Venlo, want Nederland voelde voor hem als zijn tweede vaderland.   

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter