Zondagsrust |
Deel 2 - Op woensdag 20 juli 1932 werd geschreven: Nu de Zuiderzee is afgesloten en weldra de laatste bot en de laatste garnaal uit brakkig water zijn overgegaan in de visschersbun, staan de oude stadjes en dorpen langs onze binnenzee voor de lang gevreesde crisis, zal het adem-benemend "Wat nu ?" er spoken om de verweerde gevels. Nu deel 2 van het verhaal.
De groote aantrekkelijkheid van
Spakenburg is, zooals wij reeds zeiden, de vrouwenkleedij, welke een nauwe
verwantschap vertoont aan Hierden en Nunspeet en ook aan de nog gave dracht van
Staphorst en Rouveen. Kenmerkend zijn de kralap en de slippenkolder. De kralap
is een breede stijve kap van wit katoen met roode bloemen, hóóg welvend over de
schouders tot halverwege de borst. De slippenkolder is een lijfje zonder mouwen,
waaraan van achteren met een koperen haak de drie rokken en het schulkje
(schortje) worden bevestigd of in letterlijken zin: opgehangen. Onder den
kralap steken de rood-geruite boormouwtjes uit, die tot op den elleboog reiken.
De muts bestaat uit drie deelen: een zwarte ondermuts, gebreide tusschenmuts
en kanten overmuts, waarbij het haar, dat vroeger glad werd weggestreken, thans
naar Urker wijs op het voorhoofd komt uitbollen. Bij het costuum hoort verder
nog een halsdoek, welke ter hoogte van de taille wordt vastgestoken.
Ten doode opgeschreven........... |
De kleeding der jonge meisjes
wijkt in zooverre af van die der oudere, dat zij onder den slippenkolder een
gekleurd, zelfgebreid rokje dragen en meestal een donker of Friesch bonten
schulkie. In plaats van de kanten muts dragen zij een "pluum" op het
hoofd: een satijnen muts met dikken franjerand van sajet.
De kleur van den kralap wisselt
sterk. Bij lichten rouw is zij lila, bij zwaren rouw wit en daar de
Spakenburgers bijna alle verwant of bevriend zijn, met sterk ontwikkeld
saamhoorigheidsgevoel, zijn meestal de donkere kralappen sterk vertegenwoordigd.
Brandhout in overvloed ....... |
Een eigenlijke mannendracht kent
Spakenburg niet meer. Vroeger droeg men er het oud-Hollandsche donkerblauwe
wambuis met lichtblauwe omslagen; tegenwoordig zijn de gestreepte boezeroens
en lange zwarte broeken nog in de mode, heel sober en heel eenvoudig. De
kleinen méér dan de groeten staat de stemmige dracht toch lang niet kwaad.
Spakenburg is tot in deze dagen
nog volop visschersdorp. Ruim twee honderd botters liggen er ordelijk gemeerd
in het dubbele havenbassin, de kuilen en fuiken hóóg getrokken langs den mast, de vleugels eender gericht uit den wind, die er zoo straf
kan blazen over de zee en het vlakke land. Nog vormen die schepen en dat bonte
tuig den achtergrond van dit volksleven, van den eigen aard en de eigen tradities,
maar zij hebben voor de pientere knapen, de ferme, eigen-gereide vrouwen geen
toekomst meer.
De ononbeerlijke "achtergrond"van het Spakenburger volksleven: de botters, de netten, de zee..... |
Maar wat dan wèl ? Ja, wàt dan
wel? Het is een spanning en een benauwing als in een uitgehonger-de veste, die
op gena of ongena voor den overmachtigen vijand moet zwichten. Het geeft veel
stof tot triest gepeinzen, nu in dit zomertij, als men er dwaalt in den
lauwen avond langs de havens naar den eenzamen lichtopstand. Achter baden de
huisjes nog in het late licht, rozig en goud, kruipen lange schaduwpartijen
door straten en slopjes; vóór ligt de breede plas, uitgemaald in teerste
kleuren: paars tot diepblauw, met breede okervlekken onder strak-gespannen
hemel. De rust, de verdroomde stilte, is er dan zoo vreemd en onbegrepen en
over het smal-gerekte paalhoofd hangt een vage weemoed als het wachten op
oude, vertrouwde dingen, die nooit meer gaan gebeuren.
Arm Spakenburg, wat zal er van je worden ?
http://knipselsuitkranten.nl
http://www.grijsvuur.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter