door Hans Smeekes
Straatvoetbal was in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een veel voorkomend fenomeen. Er zijn bekende voetballers uit voortgekomen. Waaronder Johan Cruijff, de aller grootste. Ik ben trots op mijn bekende leeftijdgenoot. Johan móest het wel op straat doen in het Amsterdamse Betondorp, maar in Baarn hadden we veldjes. Er werd gevoetbald op als plantsoenen bedoelde terreinen en op braak liggende stukjes.
Ook bij ons achter in de Lepelaarstraat hadden we zo’n veldje.
Het was niet bedoeld om erop te voetballen. Het was eigenlijk een plantsoen, bestaande uit grotendeels fraai gras omzoomd met struikjes. Een soort rozenbottel.
Voor de kinderen was er een heuse zandbak aangelegd. Echter dat was wel voor de allerkleinsten.
Meisjes hinkelden op het trottoir. Maar opgroeiende jongens wilden voetballen, van wie ik er één was. En dus was het plantsoen gewoon door ons geannexeerd als voetbalveldje. Ideaal. Mooi kort gras, wat wilde je nog meer.
Het was een wijk met veel kinderen dus. De Lepelaarstraat was met de aangrenzende straten als de Reigerstraat, Kievitstraat en Kemphaanstraat één van de eerste straten in de nieuwe wijk op de Oosterhei.
De nog onbebouwde Oosterhei. De Eijkenboschweg heet nu Wijkamplaan |
In de jaren vijftig, de tijd van opbouwen en herstel van Nederland, was men begonnen met een heel nieuw deel van Baarn daar op de Oosterhei uit de grond te stampen.
Eerst was er de vogelbuurt, al snel volgde de bloemenbuurt, of tegelijkertijd, dat weet ik niet meer. Omdat we in 1953 één van de nieuwbakken huizen (nummer 29) aan de Lepelaarstraat konden betrekken, kon ik de ontwikkelingen met belangstelling volgen, hoe klein ik ook was.
De flats aan de Oosterstraat en de vijver waren er ook ineens. En toen kwamen er de winkels aan de Reigerstraat.
Een tijd van actie dus. Levendig was het. En overal werd gespeeld. Speciaal op warme zomeravonden. Dan mochten we ook lang buiten blijven. Voor het huis werd krijgertje en verstoppertje gespeeld (dat kon prachtig in het struikgewas) en dus ook gevoetbald. Jongens kwamen ook van straten verderop, waar geen veldje was. We speelden soms ook tegen andere buurten. Dat waren veldslagen. Zo was er ook een terreintje tegenover de winkels, waarvan ik me herinner dat we tegen de jongens van dat veldje een keer een wedstrijd speelden.
Hans achter in de tuin, met daarachter het veldje. Klaar om te gaan voetballen. |
Hij werd Pikkie werd genoemd, het waarom laat zich raden.
Hij had alle kwaliteiten om een groot voetballer te worden. Ik weet niet of er op dat vlak nog wat van hem geworden is.
Die voetbalkwaliteiten die hij had, had ik dus helemaal niet. Verder was ik ook tamelijk verlegen, dus verbaal was ik ook niet erg aanwezig.
Maar ik weet wel dat als er een bal per ongeluk toch mijn richting opkwam, ik er eigenlijk van schrok. Eigenlijk wou ik dolgraag mee doen in het spel, maar op het ‘moment suprême’ als ik dan echt iets met die bal moest doen, die voor mijn voeten terecht was gekomen, dan wist ik het even niet.
En die paar seconden van nadenken, werd me altijd weer opnieuw fataal, want dan was ik de bal alweer kwijt voor ik er erg in had.
Later in mijn diensttijd voetbalden we in de zaal. En daar ging het ineens wel vrij goed. Zo goed dat toen ik afgezwaaid was, me aanmeldde bij het toen nog bestaande Limvio.
Ik voetbalde er in het derde team en ik weet nog dat we regelmatig verloren met dubbele cijfers. Maar we hadden veel plezier en daar ging het om. Maar ook toen gebeurde me weer hetzelfde als toen op het veldje bij ons achter. Ik stond vaak rechtsbuiten opgesteld en als er dan een bal die kant opkwam, wist ik weer net als toen even niet wat ermee te doen.
Wat ik wel aardig kon, was koppen. Dat deed ik veelvuldig met een vriendje op de lagere school (de St. Aloysiusschool). Er was daar een stukje blinde muur (daarachter was het gymlokaal) en daar deden we aan koppen.
Dan stond de één voor het muurtje geposteerd als keeper en de ander gooide de bal omhoog en probeerde dan de bal op de goal (de muur) te koppen. Eindeloos veel hebben we dat gedaan. Onderweg van school waren we nog bezig. Om te eindigen op een heus voetbalveld (normaliter weiland maar er stonden echte houten doelen op) achter de Heemskerklaan, waar mijn vriend woonde. Nu is het daar ook helemaal volgebouwd. Maar toen kon je over de weilanden heen tot aan de Eem kijken.
Over de spelregels kon flink gediscussieerd worden. Hoekschoppen werden niet genomen. Drie corners één penantie (of pingel). En aan doelmannen deden we ook niet. Het was vliegende kiep (keeper).
Ik probeer me te herinneren op wat voor schoenen ik dat tijdverdrijf eigenlijk beoefende, ik weet het echt niet meer. Maar het kan niet op mijn gewone schoenen geweest zijn, want dat had met name mijn moeder nooit goedgekeurd. Mogelijk deed ik het op gympjes. Ik herinner me dat ik die in de zwarte kleur had. Maar waarop de anderen voetbalden, dat weet ik ook niet meer. Ik denk dat er al bij waren, die op echte voetbalschoenen of iets wat er op leek, voetbalden.
En dan was er de bal. Niet zo’n mooi leren exemplaar zoals die er nu zijn. Ik denk dat ie van rubber was. In alle formaten. Behalve dat we de bal soms niet terug kregen, gingen de ballen ook regelmatig kapot. Degene die met een nieuwe bal kwam aanzetten werd dan ook met gejuich ontvangen.
Overigens was ik de enige ‘voetballer’ van ons gezin.
Naar de omliggende bossen, de heide omgeving van de Witte Bergen of een strandje aan het IJsselmeer.
Op één lijk ik wel verliefd op de bal. Droomde ik toen dat ik een beroemde keeper was?
Fantasie had ik zeker al en ideetjes ook.
Zo ‘organiseerde’ ik als de leider van de bende van vier bijvoorbeeld een soort Olympische Spelen en dan liet ik mijn broertjes bijvoorbeeld een boom in klimmen en nam dan de tijd op met mijn op Communiedag gekregen horloge.
Hans met broertjes en vriendjes in de sneeuw. Op de achtergrond de schuurtjes en achterkant van de huizen aan de Reigerstraat. |
En toen het zowaar eens gesneeuwd had in één of andere winter, waren mijn broertjes ook te vinden op het veldje.
Mijn moeder met mijn jongste broertje achter in de tuin. Daarachter respectievelijk het gangpad, het veldje en de achterkant van de huizen aan de Wulpstraat. |
Dan werd er sleetje (we hadden nog zo’n ouderwetse slee, waar je in kon zitten, een familie erfstuk denk ik) gereden en maakten we sneeuwpoppen en sneeuwbergen.
Mijn vader aan het sneeuwruimen in het gangpad bij ons achter. Op de achtergrond de achterzijde van de huizen aan de Reigerstraat. |
Van die waarschijnlijk unieke gebeurtenis zijn verschillende foto’s overgebleven, reden waarom er dus toch nog een paar foto’s van het veldje en omgeving getoond kunnen worden.
Overigens zag ik laatst wat het in die tijd (de vijftiger/zestiger jaren van de vorige eeuw) kostte om foto’s af te drukken.
Acht zwart wit afdrukken (inclusief ontwikkelen) voor drie gulden. Een vermogen dus in die tijd. Zeker voor mijn ouders, maar die hebben goed ingeschat dat foto’s van onschatbare waarde kunnen zijn.
Maar dat terzijde, wat het voetballen betreft op het veldje, daar was de plantsoenendienst van de gemeente niet echt blij mee, want het gras werd natuurlijk platgetrapt en hier en daar ontstonden kale plekken. Tot het zelfs zo erg werd dat de dienst het had afgezet met prikkeldraad.
Hoe dan ook, ik weet niet waarom, was die maatregel al snel weer ongedaan gemaakt en konden we weer voetballen. Misschien omdat ze ontdekt hadden dat we uitgeweken waren naar de onbebouwde zijde van de Lepelaarstraat, waar ook een plantsoen was, met daarachter het hoge hek dat het kerkhof moest afschermen.
Maar het zag er ook niet uit natuurlijk: Een afgesloten plantsoen.
Ik denk wel dat de klachten van enkele buurtbewoners aan de maatregel om het af te sluiten heeft bijgedragen. Het was een kinderrijke omgeving, maar er woonden niet overal kinderen.
Kinderloze echtparen konden zich er een broertje dood aan ergeren, als er eens een bal in hun achtertuin terecht was gekomen. Dan moest je bidden en smeken om dat onmisbare attribuut terug te krijgen.
Uiteindelijk werd besloten het terrein op te splitsen en aan de aanpalende tuinen toe te voegen. Waardoor ook wij er een behoorlijk stuk tuin bij kregen.
Mijn vader besloot vervolgens al snel om aan het stenen schuurtje een houten schuur bij te bouwen. Geen overbodige luxe want ons fietsen en brommer park was inmiddels in aantal flink toegenomen met vier opgeschoten jongens.
Mijn ouders in de prachtige bloementuin. |
En mijn moeder kon zich vanaf toen nog meer uitleven in de tuin. Voor ons eventjes wat minder leuk, maar in feite was ik het inmiddels al ontgroeid: Het was studeren geblazen. En er kwamen andere interesses.
Hans Smeekes |
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter