vissersmerken |
Bepaalde merken - hier citeren wij J. Koelewijn - zijn van geslacht op geslacht overgegaan. Wanneer meerdere zoons in het bedrijf van vader overgingen was het oude merk voor de oudste, terwijl andere zonen een kleine wijziging kozen met behoud van het oorspronkelijke merk. In het Gooise Huizen deelde de hoogbejaarde visser Jan de Groot mede, dat zijn vader het vissersmerk X op al zijn netten en verder vistuig voerde. Het was op kurken gebrand en in het lood gekerfd, zowel van de bot- als de haringnetten. Later, toen hij als schipper voer, kreeg hij wel het merk.van zijn vader, doch het werd gewijzigd door een streepje eraan toe te voegen. Als zelfstandig schipper behoorde voortaan dit merk aan hem.
De oorsprong en de tijd wanneer de merken in gebruik zijn genomen liggen volkomen in het duister. Wel weten oude vissers van Spakenburg en Huizen, dat de merken ook door hun grootvaders en vaders werden gebruikt en het nooit anders was geweest, tot de invoering van het wettelijk voorgeschreven kenteken op het schip. Dit kenteken werd toen ook aangebracht op het viswant en van lieverlede raakten de oude merken uit de tijd. De merken waren nodig niet alleen bij het tanen, doch ook wanneer men zijn netten verspeelde bij storm of ruw weer. Spoelden zij hier of daaraan, dan bracht het oude vissersmerk uitkomst en kon men zien wie de eigenaar was.
Dergelijke vissersmerken zijn ook elders bekend. Omstreeks 1940 tekende S. J. van der Molen (Vissers van wad en gat, Leeuwarden 1962) in Wonseradeel de merken op van verschillende vissers. En in De Lemmer leeft de herinnering eraan ook nog. Reinhard Peesch vermeldt ze in Die Fischerkommünen auf Rügen und Hiddensee' Berlin 1961. Ze hadden geen ander doel dan herkenningsteken te zijn en zij hadden evenals Spakenburg namen; niet alle, doch enkele. Zulke merken zijn een stuk geschiedenis van eigen heem. Zij staan bekend, onder de verzamelnaam huismerken. Maar er komen talrijke afwijkende benamingen voor als grafmerken, koopmansmerken, poortersmerken, analfabetentekens, meestertekens, notaristekens en vissersmerken. De huis- en hofmerken worden als eigendomskenmerk door eigenerfde boerengeslachten gevoerd en hielden oorspronkelijk verband met het erf, de hoeve. Alle werktuigen werden van het eigen merk voorzien door middel van inslaan, insnijden, of inbranden. Zelfs de schapen van de vissers op het eiland Rügen kregen het voor ieder bekend merk, op een lap genaaid, die zij op de rug droegen.
Spakenburgse vissersmerken |
Het
zijn simpele inkervingen of insnijdingen, die gemakkelijk op hout of ander
materiaal dat zich hiertoe leent, zijn aan te brengen. De vissersmerken van
Spakenburg zijn zonder meer herkenningstekens, die rechtskracht hadden, al
waren zij niet wettelijk voor- en ingeschreven. Of de merken zijn voortgekomen
uit de analfabetentekens of handgemalen, zoals wij die wel aantreffen in oude
dokumenten, valt niet meer te bewijzen. In Spakenburg en Huizen kwamen zij
uitsluitend voor op het vistuig van de visser en nergens anders. Op huisraad of
andere gebruiksvoorwerpen zag men ze niet. Wel gebeurde het dat oudere vissers
hun merk op hun zilveren breeksknopen krasten. Een oude visser, met de bekende
naam Koelewijn, vertelde dat hij zijn merk IVIV op zijn broeksknopen had
gekrast, toen hij voor de eerste keer als zelfstandig schipper voer. In geval
hij op zee zou zijn 'gebleven' en hij toch gevonden mocht worden, zou het merk
het herkenningsteken zijn. Om ons te overtuigen gespte hij zijn knopen, twee
zilveren daalders uit de 18de eeuw los en liet hij ons zijn merk zien. Het was
zijn eigendom geworden, nadat een schipper was gestorven die dit merk voerde en
geen opvolgers meer had. Het aannemen van een merk was niet aan vaste regels
gebonden. Wel bleef een bepaald merk, zolang de eigenaar leef de, in de
familie. In het aangrenzende Bunschoten met zijn boerenbevolking komen,
voorzover bekend, deze merken niet voor, terwijl men juist daar toch bekend
moet zijn geweest met deze vissers, met wie men dagelijks omging. Was het
gebruik daar reeds vanouds verdwenen of volledig onbekend? Handhaaf den zich de
vissersmerken, omdat het vistuig moeilijk was te onderscheiden en
landbouwgereedschap meer aan huis en plaats is gebonden?
J. Koelewijn, in Eigen Volk, noteerde 72 verschillende vissersmerken toebehorende aan Spakenburgese vissers, die hij waarschijnlijk van de eigenaars zelf verkreeg. Het zijn rechtlijnige figuren. Enkele dragen een afzonderlijke naam. Zo heet bijvoorbeeld
nr.
5 'n hoanepoot
nr.
4 'n steering
nr.
25 voantje-vol
nr.
48 'n spieringbiit
Schuine
strepen heten sjunne en rechte kip (nr. 3 en 32). Aan de Waddenkust, volgens S.
J. van der Molen, werden vrijwel dezelfde benamingen gebruikt: haonepoot (een V
waarin een vertikale streep), steering (= ster), vaantje-vol (vier staande
strepen met een dwarsstreep van linksonder naar rechtsboven er doorheen),
spieringbiit (driehoek). Reinhard Peesch vermeldt ze eveneens ('Einzele Marken,
die vertrauten Geräten ähnlich sehen, gibt man oft einen Namen'). Sommige zijn
niet anders dan de kapitalen van de voor- en achternaam, die zijn samengevoegd.
De naam van de eigenaar zal bij de keuze wel een rol van betekenis gespeeld
hebben, daar zulke letters zijn weer te geven in enkele simpele lijnen. Andere
lijken veel op romeinse cijfers.
het taanhuis van Hoorn |
Op
het zwarte bord zijn met witte verf de vissersmerken aangebracht, naast de
initialen van de eigenaars. Of dit vroeger ook het geval is geweest, is niet
bekend, daar J. Koelewijn in zijn artikel het oude bord niet vermeldt. Toch
moet het toentertijd al aanwezig zijn geweest. De merken zijn onder elkaar
aangebracht, doch vele zijn moeilijk te onderscheiden. Het bord wordt niet meer
gebruikt. Worden er nu netten of zeilen getaand, dan schrijft de taan baas met
krijt het voorgeschreven kenteken op een bord, dat nadien gemakkelijk kan
worden uitgewist.
Oude
taanschuren stonden vroeger in een kwaad gerucht. In de werkruimte hing een
mystieke sfeer: het halfdonkere vertrek, de wolken rook en stoom, de
doordringende geur. Geen wonder dat de vreesaanjagende sage nog voortleeft
onder de oude vissersbevolking. In en om de toanschuur spookte het in het
verleden, geheimzinnige geluiden werden er gehoord, 's nachts om twaalf uren,
dan was het soms of er nog volop gewerkt werd. De oude vissers kennen deze
verhalen - waar gebeurd - waarbij toehoorders de koude griezels
over de rug
lopen. Ver halen waarin veulens zomaar tussen rustig pratende mannen springen;
zwarte honden worden gezien, die groter en groter worden, de nachtmerrie, het
bloedwijf die mensen bespringt en toch in bedwang wordt gehouden met een brokje
gaal (= net); geheimzinnige stemmen, die uit het water komen en “oavondmoal
houwe”, waar de duvel mee speelde. Sagen uit een verre tijd, toen Spakenburg
nog een volkomen geïsoleerd dorpje was.
Naar school
naar school |
Bent u geïnteresseerd in dit boek? Klik hier
Geplaatst door L.J.A.Bakker
http://www.grijsvuur.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter
Kom in actie en deel ook uw Baarnse herinneringen op Groenegraf.nl