door Johan Hut
Gemiste kans
In 1879 bouwde de kerk, die toen nog in een gebouwtje aan de Leestraat huisde, voor de dominee een grote villa aan de Oude Utrechtseweg. De grond besloeg die van de huidige nummers 2 en 4 en liep naar achteren door tot aan de huizen van de De Wetstraat. Een jaar later werd op het aangrenzende perceel (nummer 6) begonnen met de kerkbouw. Dat perceel was even diep. Tussen de kerk en pastorie en de De Wetstraat was nog een flinke bostuin, de dominee woonde eigenlijk op een klein landgoed. Ook het perceel van het kerkgebouw was veel te groot voor het kerkje, dat veel kleiner was dan nu. Er was uiteraard geen parkeerterrein nodig en er was geen bijgebouw. De Oude Utrechtseweg lag aan het begin van de net ontgonnen villawijk en daar smeet men met ruimte.
De kerk had diverse jongelingsverenigingen, waarvan eentje de intrigerende naam ‘Spreuken 9:10a’ droeg. Deze had in 1898 een eigen verenigingsgebouw laten bouwen aan de De Wetstraat, later bekend van het Leger des Heils. Dit gebouw grensde aan het terrein van de kerk! Er rustte een hypotheek op van 2300 gulden, niet bij een bank maar bij een rijke Baarnaar. De jongemannen konden de rente betalen doordat ze het gebouw ook verhuurden. Toen de hypotheekverstrekker in 1907 overleed, eiste zijn weduwe het geld op. In die tijd konden de jongens zo’n bedrag natuurlijk onmogelijk bij elkaar krijgen en ze deden de kerkenraad twee suggesties. Ofwel de kerk betaalde de 2300 gulden aan de weduwe en nam de hypotheek over, ofwel de kerk kocht het gebouw van de jongelingsvereniging. Als je dan een deel van de bostuin zou kappen, zou de kerk opeens aan de achterkant een eigen zalencentrum hebben.
De kerkenraad voelde er niets voor en de jongens moesten hun eigendom verkopen. Een aannemer deed een bod van 3000 gulden, dat de jongens accepteerden onder het voorbehoud dat ze binnen twee etmalen nog op een hoger bod mochten ingaan. Dat bod kwam er, het Leger des Heils bood 3500 gulden. Het verhaal gaat dat de aannemer van de belangstelling van het Leger op de hoogte was en zelf in een paar dagen 500 gulden wilde verdienen. Omdat dat verhaal niet helemaal waar hoeft te zijn, en omdat de aannemer een van mijn voorouders was, zal ik zijn naam niet noemen.
Gebouw Irene werd in 1960 gesloopt om plaats te maken voor Het Brandpunt, dat meer naar achteren staat. |
Veel duurder
Waarom dit uitgebreide verhaal? Omdat het een bizar vervolg kreeg. De jongelingsvereniging en diverse andere verenigingen hielden vanaf dat moment hun bijeenkomsten in de consistorie (achterzaaltje) van de kerk. Die ruimte was veel te klein, waarop de kerkenraad in 1912 besloot… om een zalencentrum naast de kerk te bouwen! Architect was een zoon van meester Onvlee en de aannemer een zekere P. van Ommen van de Tromplaan. De bouw kostte 11.000 gulden en het gebouw, dat de naam Irene kreeg, was beslist niet groter dan dat van het Leger des Heils dat de kerk vijf jaar eerder voor 3500 gulden had kunnen kopen. De kerkenraad had dus een enorme blunder gemaakt. De verenigingen moesten veelvuldig uitwijken en deden dat meestal naar het gebouw voor Christelijke Belangen, dat in de Leestraat tegen de Astroschool was aangebouwd.
(Voorbehoud: het bedrag van 11.000 gulden komt van mondelinge overlevering. Het verhaal kan iets overdreven zijn.)
De aankoop van de School met den Bijbel in de Laanstraat (1937) gebeurde ook omdat aan de Oude Utrechtseweg het zalencentrum te klein was. |
Het kerkgebouw was zelf ook te klein voor de zondagse diensten, zelfs na een grote uitbreiding in 1904, en in 1937 kocht de kerk de voormalige School met den Bijbel in de Laanstraat, op de plek waar nu apotheek Julius is gevestigd. Drie schoollokalen werden samengevoegd tot één kerkzaal. De kerkenraad was er niet eens direct van overtuigd dat het gebouw geschikt was voor kerkdiensten, maar wilde het sowieso kopen als zalencentrum, vanwege het te kleine Irene. De bovenzalen werden ook als zodanig gebruikt. Die verdieping kreeg de naam Elim, een oase waar in een Bijbelverhaal Mozes en zijn volgelingen verbleven na hun uittocht uit Egypte.
Enorme groei
De kerkelijke gemeente bleef groeien, het verenigingsleven ook en in de jaren vijftig ontstond een groots plan. De kerk in de Laanstraat verkopen, een grote nieuwe kerk bouwen aan de Eemweg, waar in 1953 een stuk grond was aangekocht, Irene slopen en een groter zalencentrum bouwen in de achtertuin. Men vond de zaaltjes van Irene en Elim uit de tijd en aan de Eemweg zou te weinig ruimte voor bijzalen zijn. Renovatie aan de Laanstraat schatte men op 80.000 gulden. De burgerlijke gemeente bood 95.000 gulden voor het gebouw en dat vond de kerkenraad een beter idee. In mei 1960 werd de laatste kerkdienst in de Laanstraat gehouden, in 1964/65 werd de Opstandingskerk aan de Eemweg gebouwd, in de jaren ertussen werden er aan de Oude Utrechtseweg twee diensten achter elkaar gehouden als oplossing van het ruimteprobleem.
Vanwege de plattegrond van het perceel kon Het Brandpunt niet anders dan een langwerpig gebouw worden. Het werd ook sober en de kerkenraad vond dat prima. |
In augustus 1960 werd Irene gesloopt en kort daarna werd het ontwerp van Het Brandpunt gepresenteerd. Het ontwerp van architectenbureau gebroeders Beekman oogde sober, wat de kerkenraad prima vond. Irene stond naast de kerk, voor Het Brandpunt werd de bostuin grotendeels gekapt. Zo werd eindelijk optimaal gebruikgemaakt van het grote perceel, het parkeerterrein werd hierdoor ook groter. De centrale hal was vanaf de weg te zien, links daarvan werden drie kleine zalen gebouwd, rechts een grote zaal met dezelfde grootte als de drie kleintjes samen. Boven op de hal werd ook nog een zaal gebouwd. Niet op de tekening te zien is dat onder de grote zaal een fietsenstalling werd gegraven, die later werd omgevormd tot een jeugdruimte. De ruimte voor de grote zaal werd afgepikt van de tuin van de domineeswoning. Die kon dat deel van de tuin best missen. De bouw werd uitgevoerd door aanneembedrijf Bos & Zonen.
Op 29 oktober 1960 werd de eerste steen gelegd door Jeroen Vermaas, drie jaar oud, samen met dominee Zeyl. Het gebouw had toen nog geen naam, wat vreemd was. De Opstandingskerk, waarvoor in 1964 de eerste steen werd gelegd, had in 1960 al haar naam. Deze was gekozen uit een prijsvraag waarvoor 147 inzendingen waren binnengekomen met 95 verschillende namen. Bij de fondsenwerving is het natuurlijk prettiger om ‘Opstandingskerk’ te zeggen dan ‘ons eventuele toekomstige kerkgebouw aan de Eemweg’. Ook voor het nieuwe zalencentrum werd een prijsvraag uitgeschreven en gek genoeg kwam daar geen enkele inzending voor. Bij de opening van het gebouw mopperde een redacteur van het kerkblad dat die naam er heel snel moest komen, want nu al circuleerden er omschrijvingen als ‘jeugdcentrum’, ‘het nieuwe gebouw’, ‘het gebouw achter de kerk’ enzovoort. Voor je het weet gaat zo’n naam een eigen leven leiden, schreef hij boos. Op een kerkenraadsvergadering kwam ouderling Reindert Jansen met de naam Het Brandpunt. Opmerkelijk, omdat hij tijdens een gemeentevergadering diverse bezwaren tegen de bouw had ingediend. Maar toen het gebouw er toch stond, was hij niet te beroerd om een mooie suggestie te doen. De naam verwees onder andere naar de ‘brandende braamstuik’ (ook uit een Bijbelverhaal) die in de zegel van de kerk stond.
Over namen gesproken. Toen de Opstandingskerk in gebruik was genomen, werd de andere kerk nog gewoon ‘kerk aan de Oude Utrechtseweg’ genoemd. Er werd geen prijsvraag uitgeschreven, de kerkenraad besloot gewoon op advies van een van de dominees om het gebouw de naam Kruiskerk te geven. De opstanding volgt immers na het kruis. In 1995, toen de Opstandingskerk werd afgestoten, zeiden de dominees: nu hebben we alleen nog de Kruiskerk en die naam verwijst naar een dode Christus. Dat is niet de bedoeling. Om de opstanding toch te blijven gedenken, veranderde de naam in Paaskerk. Pasen is de combinatie van kruis en opstanding.
In 1996 werd het kerkgebouw door een tussenzaal verbonden met Het Brandpunt. |
Verkoop
Tot in de jaren zestig groeide de kerkelijke gemeente, daarna liep die terug. In 1995 werd de Opstandingskerk afgestoten omdat de kerkgangers wel weer in één gebouw pasten. In 1996 werd de Kruiskerk gerenoveerd. Bij die gelegenheid werd het kerkgebouw verbonden met Het Brandpunt. De verbindingsruimte, die de naam ontmoetingsruimte draagt, kan ook als zaal verhuurd worden en wordt na kerkdiensten gebruikt voor koffiedrinken.
Die renovatie is 22 jaar geleden en nu wordt Het Brandpunt in de verkoop gezet. Het ledental loopt terug, mede door overlijdens, en de salarissen van de dominees moeten betaald blijven worden. Het Brandpunt levert inkomsten op, maar niet genoeg om een eventuele nieuwe renovatie te bekostigen. Het exploiteren van een zalencentrum wordt niet gezien als kerntaak van een kerk. Het is technisch gezien een ingewikkeld verhaal, omdat het kerkgebouw wel in eigendom blijft, maar ook bijzaaltjes moet hebben. Het zijn sinds 1996 geen twee losse gebouwen meer. Op de plaats van de oude pastorie (domineeswoning) staat een dubbele villa, waarvan de linkerhelft eigendom is van de kerk en ook te koop wordt gezet. Er woont geen dominee meer. Links van de kerk staat, wat naar achteren, de kosterswoning, waar inmiddels geen koster meer woont. Ook dat huis komt te koop.
De kerkenraad van de Paaskerk zal hier nog een hele kluif aan hebben, maar daar wordt met deskundigen aan gewerkt. Op deze site gaat het over de geschiedenis.
Johan Hut
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter
Bent u geïnspireerd geraakt door dit oud-Baarn verhaal en wilt u zelf eens wat
schrijven voor onze website? Stuur uw verhaal dan
per email aan groenegraf.baarn@gmail.com