maandag 15 oktober 2018

Varen in Oorlogstijd

door Ed Vermeulen


m.s. Oranje/Koers gewijzigd

Onder deze titel heeft Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam een tentoonstelling over het fameuze passagiersschip m.s. Oranje ingericht. Tachtig jaar na de tewaterlating op 8 september 1938 en bijna veertig jaar na haar onverwachte einde op 21 september 1979 spreekt dit prachtige schip door haar veelbewogen levensloop nog steeds tot de verbeelding. Het schip onderhield lijndiensten tussen Nederland en Indië, fungeerde als hospitaalschip tijdens de Tweede Wereldoorlog om daarna ingezet te worden als troepen – en repatrianten schip. Baarnaar Bertus Fockens (1907-1993) was hiervan getuige. Zijn levensloop werd door Ed Vermeulen in 2013 vastgelegd in het verhaal ’Varen in oorlogstijd’. Tijd voor een hernieuwde kennismaking met dit bijzondere verhaal:

Een bijzondere vondst

Begin 1993 werd in een kast van een pas verkocht huis aan de Baarnse d‘Aulnis de Bourouilllaan, in het dagelijkse spraakgebruik de ’d’Aulnislaan’  genoemd, een ouderwets ogend juwelendoosje gevonden. In het doosje bevond zich een medaille. De bijzondere vondst verdween in een bureaulade en raakte in de vergetelheid. Precies twintig jaar later, op een winterse dag in februari 2013 werd ik met de door de toenmalige vinder uitgesproken woorden ’Dit is voor jou, doe er mee wat je goed dunkt’ eigenaar van het doosje en haar bijzondere inhoud. Het doosje was beplakt met een soort imitatie leerpapier met daarop een motief van rode bloemetjes. Ik nam op mij de herkomst en de oorspronkelijke eigenaar van deze bijzondere medaille te achterhalen. Het doosje was voorzien van een deksel, met aan de binnenkant een kleine sticker met daarop de woorden:



N. FOCKENS
In Goud, Zilver & Uurwerken
BAARN
Atelier voor Reparatiën

Hieromheen zijn vaag de met potlood geschreven woorden ’gekregen van vader’ te lezen. Hier volgt het verhaal van een zoektocht naar de herkomst en de oorspronkelijke eigenaar van de medaille.

Oorlogsherinneringskruis, met drie gespen met daarop de tekst: Oorlogsdienst 1940-1945, Middellandse Zee 1940-1945, Oost Azië- Zuid Pacific 1942-1945. Zeer waarschijnlijk is deze medaille in 1948 aan Bertus Fockens toegezonden. De medaille gaat vergezeld van een zog. draagbaton. Foto: Joop van Slooten (Joop4Art), Familiearchief Fockens


‘Varen in oorlogstijd’, op duidelijke wijze vastgelegd in deze bijzondere foto van het m.s Johan van Oldenbarnevelt in oorlogskleuren en in gebruik als troepentransportschip. Gebutst en gehavend door afmattende konvooireizen. Kraaiennest en geschutsopstellingen zijn duidelijk zichtbaar, sloepen en reddingsvlotten klaar voor gebruik. Foto: Collectie Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere
Bijzondere vondst…het oude juweliersdoosje, ooit gebruikt door vader Nicolaas Fockens, juwelier, later een veilige bergplaats voor de medaille. Het mooie bloemetjesmotief wekt een vertederende en vooral romantische indruk. Foto: Joop van Slooten (Joop4Art), Familiearchief Fockens


Deksel met sticker. Met enige moeite zijn op het deksel de woorden ‘gekregen van vader’ te lezen. Een cadeautje voor één van de kinderen? Duidelijk is dat de sticker een sleutelrol speelde in de genealogische zoektocht naar de familie Fockens. Foto: Joop van Slooten (Joop4Art), Familiearchief Fockens


Medaille
Meer nog dan door het doosje werd mijn nieuwsgierigheid gewekt door de inhoud, een medaille met de beeltenis van onze vroegere vorstin, Koningin Wilhelmina. De randtekst is ’Voor Krijgsverrichtingen’ en het eremetaal is voorzien van drie gespen met tekst en een draagbaton met drie sterren. Op de gespen staat te lezen: ’Oorlogsdienst 1940-1945, Middellandse Zee 1940-1945 en Oost Azië – Zuid Pacific 1942-1945’ . Dit alles maakt de medaille tot een zogenaamd ’Oorlogsherinneringskruis’.

‘Het Oorlogsherinneringskruis (OHK) is een vierarmig onregelmatig bronzen kruis. Op de voorzijde een medaillon met de beeltenis van H.M Koningin Wilhelmina. Om het medaillon een dichtgeknoopte kousenband met het opschrift ’Voor Krijgsverrichtingen’. In de armen van het kruis, met daarop het monogram van Koningin Wilhelmina, de ’W’, is een krans van eikenbladeren aangebracht.’

Deze medaille kon worden uitgereikt aan Nederlanders of Nederlandse onderdanen die de oorlogsjaren op zee hadden doorgebracht en onderdeel waren geweest van de bemanningen van Nederlandse koopvaardij- of vissersschepen onder Nederlands dan wel geallieerd beheer.

Zoektocht in het verleden
Volgens het ’Adresboek Baarn 1948’ woonde in dat jaar op het bewuste adres de Weduwe N. Fockens, geboren D.P.Stam. Volgens de rijk met genealogische gegevens gevulde en aan de historie van Baarn gewijde site Groenegraf.nl, was deze dame de weduwe van de op de zich in doosje bevindende sticker genoemde Nicolaas Fockens. Ook was op deze site een in waarschijnlijk rond 1910 gemaakte foto geplaatst van de winkel in de Brinkstraat, hoek Burgemeester Penstraat waar een N. Fockens handel dreef in goud, zilver en uurwerken. Op deze fraaie foto zien we links de winkel van Fockens en rechts de schoenenzaak van Sitters. Bijzonder is dat voor beide winkels de toenmalige eigenaren met enkele van hun kinderen te zien zijn. Het oude pand bestaat nog en de contouren van vroeger zijn nog steeds goed herkenbaar, zoals de raampartijen op de etage en de dakconstructie, zij het dat het pand vroeger ruimte bood aan twee winkels en nu aan één. Ik wist inmiddels zeker dat het doosje met de zich daarin bevindende sticker met de naam ’N.Fockens’  mij op het spoor van de oorspronkelijke eigenaar van de medaille zou gaan zetten.

Om mijn doel te bereiken moest ik nog wel zekerheid krijgen over een ooit bestaande band tussen de familie Fockens en de Nederlandse Koopvaardij in oorlogstijd. Via het Koopvaardij-oorlogsarchief kwam ik er achter dat op het adres d’Aulnislaan 12 in de oorlogsjaren een B.Fockens  als zeevarende was geregistreerd. De B. zou mogelijk staan voor Bertus. Tijd voor buurt- en genealogisch onderzoek. Op het adres d’Aulnislaan 10 woonde in 1948 de in Baarn alom gekende heer C.G Werner, directeur van School- en Werktuinen. Door tussenkomst van Eric van de Ent eigenaar en webbeheerder van Groenegraf.nl  kwam ik in contact met de zoon van de heer C.G Werner, Daan Werner, nu negentig jaar! Een allerhartelijkste en vooral ook boeiende correspondentie per e-mail leverde veel gegevens en vooral ook herinneringen aan Bertus Fockens op. Daan Werner gaf een naar later zou blijken goede omschrijving van de persoon Bertus Fockens. Eén ding wist hij echter zeker, zijn vroegere buurman Bertus had niet (!) gevaren en had alle vijf oorlogsjaren op no. 12 verbleven. Een tegenvaller in mijn prille onderzoek. Gelukkig wist de huidige bewoner van no. 10, de heer J. Kuyer, zich wel het zeemansverleden van Bertus te herinneren! Beide heren, Werner zowel als Kuyer vertelden ook dat er zich in de tuin van no. 12 een soort werkplaats was waar de heer N(icolaas) Fockens ooit reparaties en andere werkzaamheden uitvoerde. Nu kwam er schot in mijn onderzoek. Tijd om de familiegeschiedenis toe te lichten.

Foto gedateerd rond 1910. Het winkelpand Brinkstraat, hoek Burgemeester Penstraat. In het pand twee winkels t.w. links N.Fockens, Goud en Zilver en Uurwerken, rechts de schoenenzaak van H. van Sitter. Voor de winkel links Nicolaas Fockens met zoons Cornelis en de kleine Bertus, de hoofdpersoon van dit verhaal. Rechts H. van Sitter met zijn kinderen Jo, Niek en Zus. Collectie C. van der Steeg, Baarn


Hetzelfde pand Brinkstraat, hoek Burg. Penstraat ruim honderd jaar later, in 2013. Een bijzonder pand in een mooie oude Baarnse straat, waar voor iemand met een geoefend oog nog (redelijk) veel uit het verleden te ontdekken is. Dakconstructie en plaatsing van raampartijen nagenoeg ongewijzigd, zij het dat het pand niet meer in tweeën is gedeeld. Wordt nu in de moderne marketingterminologie v/d makelaar omschreven als ‘winkelpand met dubbelfront’. Foto: Ed Vermeulen, Baarn

Een korte familiegeschiedenis
Min of meer tegelijkertijd kreeg ik via informatie verkregen via het Centraal Bureau voor Genealogie een goed beeld van de samenstelling van de familie Fockens. Uit het huwelijk van de op 1 december 1866 in Amsterdam geboren goudsmid-juwelier Nicolaas Fockens en de op 25 april 1871 in het Gelderse Lienden nabij Buren geboren Dirkje Pellina Stam waren in respectievelijk 1898, 1900, 1903 en 1907 vier zoons geboren, Cornelis, Hendrik, Nicolaas en Bertus. De oudste drie jongens zagen in de ’zilverstad’ Schoonhoven het levenslicht. Waarschijnlijk in 1905 verhuisde het gezin Fockens naar Baarn en oefende Fockens Sr. zijn beroep van goud- en zilversmid uit in het reeds genoemde pand in de Brinkstraat. In Baarn werd op 11 0ctober 1907 de vierde zoon, Bertus, geboren.

In het jaar 1917 staat Fockens  in het adresboek vermeld als ’horloger’ op het adres Laanstraat 18 het nog steeds bestaande pand recht tegenover de Oranjestraat. Ergens in de twintiger jaren moet Fockens besloten hebben zijn werkzaamheden te gaan verrichten vanuit de achter zijn woning aan de d’Aulnislaan 12 gelegen werkplaats. In het reeds eerder genoemde adresboek uit 1948 kwam ik drie van de vier broers tegen, Cornelis, adjunct commies van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie ( P.T.T) op het adres Mauvestraat 4B, Hendrik, hoofdinspecteur van de Scheepvaart op de d’Aulnislaan 3 en Nicolaas, brood-en banketbakker in de Blommersstraat 6. Bertus daarentegen stond ingeschreven op het adres van zijn moeder, d’Aulnislaan 12. Vader Nicolaas Fockens was op 7 februari 1940 overleden en werd op 12 februari begraven op de Nieuwe Algemene Begraafplaats in Baarn. Zijn weduwe mevrouw Dirkje Pellina Fockens-Stam zou tot aan het begin van de jaren vijftig op het vertrouwde adres d’Aulnislaan 12 blijven wonen. Later verhuisde zij naar het adres Blommersstraat 6 en woonde hier tot aan haar overlijden op 3 juni 1964. Het tot nu verzamelde feitenmateriaal over de familie zou de basis gaan vormen voor een reconstructie van het leven van de jongste Fockens, Bertus.

Een van de weinige bekende foto’s van Bertus Fockens. Gemaakt kort na terugkomst in Nederland in 1946. Kun je aan iemand zien dat hij zes jaren onafgebroken van huis is geweest? Uniform zoals werd gedragen in de functie van Clerk/Schrijver bij de S.M.N. Wat opvalt is zijn vriendelijke uitstraling, zoals herinnerd door ondermeer zijn vroegere buurjongen Daan Werner. Foto: Fotoatelier Klein, Oude Utrechtseweg, Baarn; Fam. Archief Fockens



Bertus Fockens, zijn leven, oorlogsjaren op zee…een reconstructie
Van de jeugd van Bertus zijn helaas geen herinneringen bewaard gebleven. Hij doorliep de lagere school en is mogelijk na zijn schooltijd in navolging van zijn broer Nicolaas bakker geworden en gaan werken bij één van de talloze bakkerijen welke het Baarn van toen rijk was. Zijn zeven jaar oudere broer Hendrik was al in het jaar 1922 naar Nederlands Indië gegaan om er een carrière  bij de toenmalige Gouvernements Marine op te bouwen. Onder invloed van de in 1939 heersende oorlogsdreiging is het niet uit te sluiten dat Bertus zijn broer in Indië wilde bezoeken. Feit is dat hij volgens een zich in het Stadsarchief van Amsterdam bevindend document op 10 januari 1940 in dienst is getreden van de Amsterdamse rederij Stoomvaart Maatschappij Nederland (S.M.N). Helaas ontbreekt zijn monsterboekje, maar volgens voornoemd document, een zogenaamde ’Personeelskaart Civiele Dienst’ is Bertus op 17 januari 1940 tegen een maandelijkse gage van fl 68,- aangemonsterd als koksmaat-bakker op het s.s Bintang, reisnummer 61. Dit vrachtschip met passagiersaccomodatie was in de jaren 1915 en 1916 gebouwd door de Mij. voor Scheeps-en Werktuigbouw Fijenoord, te Rotterdam en werd op 19 oktober 1916 opgeleverd. Met het s.s Bintang, vernoemd naar het eiland Bintan in de Indische Archipel, is Bertus naar Nederlands Indië gevaren. Tijdens de reis moet hem het droeve bericht bereikt hebben van het overlijden van zijn vader Nicolaas op 7 februari 1940.
Op vrijdag 10 mei 1940 viel Duitsland om 03.55 uur, Nederlandse tijd, het Koninkrijk der Nederlanden binnen. Op 14 mei werd de zetel van de S.M.N, tot dan gevestigd in het Scheepvaarthuis aan de Prins Hendrikkade te Amsterdam, formeel verplaatst naar Batavia. De belangen van de nog in Nederland geregistreerde rederijen werden vanaf 10 mei vanuit Londen behartigd door de in allerijl opgerichte Nederlandsche ScheepvaartCommissie, weer later overgegaan in de Netherland Shipping and Trading Committee, gedurende de oorlogsjaren bij zeevarenden beter bekend als ’de Shipping’. Dit instituut had de bevoegdheid  om charterovereenkomsten af te sluiten met het British Ministry of Shipping, het latere British Ministry of War Transport, B.M.W.T. Het grootste gedeelte van de Nederlandse Koopvaardijvloot werd aan deze instantie vercharterd. In juni 1940 werd de zogenoemde vaarplichtwet ingevoerd. Hierin werd bepaald dat alle Nederlandse zeelieden bij wijze van dienstplicht moesten blijven varen, of weer moesten gaan varen. Deze vaarplichtwet is van kracht gebleven tot in februari 1946. Verdere persoonsgegevens van Bertus werden van nu af overgenomen en vermeld op zijn zogenoemde ’Warrecord’.



Met het s.s. Bintang voer Bertus Fockens in januari 1940 naar Nederlands Indië. Gebouwd in 1915-16 bij Scheepswerf Fijenoord, Rotterdam. Vernoemd naar het eiland Bintan in de Riouw Archipel, Indonesië. Het eerste schip van de S.M.N. geschikt voor kolen- en oliestook, later omgebouwd tot motorschip. Op 21 november 1942, onderweg van Calcutta, via Kaapstad, naar Trinidad getroffen door twee torpedo’s afgevuurd door de Duitse onderzeeboot U 160 en gezonken; 22 opvarenden kwamen hierbij om. Foto: Coll. Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere

Nostalgische foto van het m.s Oranje op het IJ, Amsterdam, waar het fraaigelijnde schip in de periode juli 1937- juli 1939 werd gebouwd. Geassisteerd door sleepboten van Rederij Goedkoop maakt het trotse passagiersschip zich op voor een nieuwe reis. Haar eerste mailreis naar Nederlands Indië maakte de Oranje in 1939. In hetzelfde jaar werd het schip, onder invloed van de inmiddels uitgebroken oorlog in Europa, opgelegd in Soerabaja en aansluitend in Sydney, Australië, verbouwd tot hospitaalschip. In Soerabaja maakte ook Bertus Fockens in juli 1940 kennis met schip en bemanning en natuurlijk de kombuis. In 1945 monsterde Bertus opnieuw aan op de Oranje, zij het nu in de postie van Clerk (schrijver). Foto: Coll. Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere

Door Jean Walther in 1939 voor de S.M.N. ontworpen affiche. Een artistiek hoogstandje! Het m.s Oranje, met recht een Koninklijk Schip. Coll. Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum Amsterdam



Warrecord
Op 7 juni 1940 monsterde Bertus te Soerabaja, waar veel schepen van de S.M.N waren opgelegd, af van het s.s Bintang en werd overgeplaatst naar het in 1928 in de vaart genomen passagiersschip m.s. Christaan Huygens. Het s.s Bintang werd ruim twee jaar later, onderweg van Calcutta via Kaapstad naar Trinidad op 21 november 1942 op de Atlantische oceaan getorpedeerd door de Duitse onderzeeboot U160. Een scheepsramp die aan 22 bemanningsleden het leven heeft gekost. Bertus heeft tot 17 juli 1940 dienstgedaan op het m.s Christiaan Huygens. Dit schip werd in de periode van 10 augustus tot 14 september te Sydney tot troepentransportschip verbouwd. In november 1943 was het schip betrokken bij de geallieerde landingen in Noord –Afrika. Het dramatisch einde van het schip vond plaats, kort na de oorlog, op 26 augustus 1945 toen het tien mijl ten N.W van Westkapelle op een zeemijn liep, zwaar werd beschadigd en uiteindelijk, na vergeefse bergingspogingen, als verloren beschouwd moest worden. Van 18 juli tot 22 juli 1940 werd door Bertus vier volle dagen (!) dienst gedaan op het passagiersschip Johan de Witt. Dit schip was op 13 mei nog weggekomen uit IJmuiden en via Kaap de Goede Hoop naar Indië gevaren. Ook dit schip werd in min of meer dezelfde periode als de Christiaan Huygens te Sydney tot troepentransportschip verbouwd met een accommodatie voor ongeveer 3000 man. Aansluitend maakte Bertus op 23 juli 1940 te Soerabaja de overstap naar het m.s. Oranje dat hier sinds december 1939 was opgelegd en inmiddels huisvesting bood aan een opleidingscentrum annex internaat voor opvarenden van de koopvaardij, een soort zeevaartschool waar de basisopleiding voor de zeevaartdiploma’s kon worden gevolgd. Deze opleiding werd georganiseerd door de heren Adelaar P.C Eecen en J.L.N Baljeu. De examens voor deze zeevaartkundige opleidingen werden overigens in Batavia afgenomen. Eecen was afkomstig van Texel en had daar in de jaren 1922 tot 1924 aan de voormalige Zeevaartschool Texel zeevaartkundig onderwijs genoten. Begin februari 1941 werd het m.s. Oranje aan de geallieerden aangeboden als hospitaalschip. Het werd hiertoe verbouwd in Sydney en werd in juni 1941 als zodanig en varend onder Australische vlag in gebruik genomen. Bertus Fockens deed tot 31 oktober van het jaar 1940 dienst aan boord van de Oranje, waar hij de heren zeevaartstudenten van hun dagelijks brood voorzag. Aansluitend werd hij op de daaropvolgende vrijdag 1 november overgeplaatst naar het m.s Johan van Oldenbarnevelt. Dat dit in 1928 en 1929 bij de N.V Nederlandsche Scheepsbouw Mij. te Amsterdam gebouwde en 3 augustus 1929 te water gelaten passagiersschip, tot maart van het laatste oorlogsjaar 1945 aan Bertus een varend ’thuis’ zou bieden kon hij toen uiteraard niet vermoeden. Het schip was in 1940 ingezet op de Java-New York lijn. Van haar laatste vertrekpunt in Nederlands Indië, Balikpapan vertrok het schip op 12 november naar San Pedro, de haven van Los Angeles, en vervolgens via het Panamakanaal naar New York. Hier werd het schip van midden december 1940 tot en met januari 1941 verbouwd tot troepentransportschip. Van New York vertrok schip, met als kapitein K.J. van der Laan naar de Canadese haven Halifax voor haar eerste troepenreis in konvooi naar Glasgow, Schotland. De Johan van Oldenbarnevelt heeft deze rol vervuld tot midden februari 1946, toen het werd teruggeven aan de S.M.N.

Het m.s Oranje als hospitaalschip. Als zodanig aangeboden aan de geallieerden in februari 1941 en hiertoe verbouwd in Sydney, vervulde het schip haar rol als varend ziekenhuis vanaf juni 1941 tot het einde van de oorlog. Een ‘safe haven’ voor onnoemlijk veel zieke en gewonde geallieerde soldaten. Collectie Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere

‘Geef ons heden ons dagelijks brood’. ORANJE KWARTET, uitgegeven door de S.M.N. In dit mooi vormgegeven kwartetspel bevindt zich het kwartet Keuken-Kombuis (Kitchen-Galley). Met enige fantasie zien we Bertus Fockens aan het werk bij de bakkersoven en de kneedmachine. Het kwartetspel bevat naast Keuken-Kombuis, nog de volgende kwartetten: Schip, Marconistation, Brug, Navigatiemiddelen, Machinekamer, Officieren,Scheepsgezellen, Wasscherij, Sportdek, Deksalon en Vermakelijkheden. ‘Mag ik van u….?’ Collectie: Ed Vermeulen, Baarn



Konvooivaart
Vanaf nu was de hoofdtaak van het schip het realiseren van transport van troepen en oorlogsmateriaal. De meeste reizen werden in konvooivorm gemaakt, maar soms ook alleen, ’indepently’. Op 29 januari werd de eerste reis voor het British Ministry of War Transport (B.M.W.T) gemaakt. Op 20 februari 1941 verliet het betreffende konvooi onder codenummer IMT 32 de haven van Halifax richting Glasgow. Aan boord waren naast de bemanning, 750 Canadese militairen. De ruimen waren volgeladen met militair materiaal. Voor Bakker Bertus Fockens en zijn collega bakkers brak een drukke tijd en vooral ook zware tijd aan. Het bewuste konvooi bestond uit drie Britse en twee Nederlandse troepenschepen. Naast de Johan van Oldenbarnevelt maakte ook het m.s. Dempo van de Rotterdamsche Lloyd deel uit van dit konvooi. Het konvooi kwam na twee dagen varen in een zware orkaan terecht, weer later werden luchttemperaturen van rond de -30º C gemeten. Ook het zeewater had een temperatuur van onder het vriespunt. Terwijl het konvooi de strijd met de elementen uitvocht, werden niet ver uit de buurt vijf geallieerde koopvaardijschepen door  Duitse onderzeeërs tot zinken gebracht. Op 28 februari werd de haven van Glasgow bereikt. Van nu af aan wordt de Johan van Oldenbarnevelt ingezet tussen het Groot Brittannië en diverse bestemmingen in West en Oost Afrika, Zuid Afrika, Ceylon en Australië en Nieuw Zeeland. Liverpool werd een soort thuishaven voor schip en bemanning. Dit ondanks het feit dat de stad in de maand maart vrijwel elke dag en nacht werd gebombardeerd door de Duitse Luftwaffe. Tijdens een van deze bombardementen werd ook de Johan van Oldenbarnevelt door brandbommen getroffen, maar deze konden door eigen personeel onschadelijk gemaakt worden.

Het eerstvolgende konvooi waaraan het schip deelnam bestond uit tweeëntwintig grote lijnschepen en had als bestemming Freetown, de hoofdstad van het West Afrikaanse Sierra Leone, waar de Engelse Royal Navy de gehele Tweede Wereldoorlog een basis heeft gehad. Tijdens deze konvooireis bestond het aantal opvarenden uit 266 personen, verdeeld over de nationaliteiten Nederlanders 105, Britten 45, Javanen 98 en Chinezen 18. Onderweg werden vijandelijke onderzeeërs waargenomen, maar tot ieders opluchting geen verliezen geleden. Wel had het schip machineschade opgelopen hetgeen er toe leidde dat het konvooi verlaten en de reis na reparatie alleen vervolgd moest worden. Op 4 april werd de rede van Freetown bereikt. Hier zag Bertus zijn eerste schip, het s.s. Bintang, terug. De herinnering aan zijn eerste zeereis zal bij hem boven gekomen zijn. Zoals eerder beschreven werd de Bintang eind 1942 getorpedeerd en is zij in volle zee met veel verlies aan mensenlevens gezonken. In de Zuid Afrikaanse havenplaats Durban werd de bemanning in de gelegenheid gesteld om via het Zuid Afrikaanse Rode Kruis  brieven naar  het bezette Nederland te versturen. Ook Bertus zal gebruik gemaakt hebben van deze mogelijkheid, maar of zijn brief de Baarnse d’Aulnislaan ooit bereikt heeft? Inmiddels had op 8 december 1941 de regering van Nederlands Indië aan Japan de oorlog verklaard en waren de zeeën rond onze voormalige kolonie oorlogsgebied geworden. Er moest nu naast het gevaar van aanvallen door Duitse ook rekening gehouden worden met aanvallen door Japanse onderzeeërs. Ook het gevaar van ontmoetingen met Duitse raiders, tot oorlogsschip omgebouwde koopvaardijschepen, lag op de loer. In juni 1941 werd aan boord het bericht van de ondergang van het s.s. Slamat van de Rotterdamsche Lloyd ontvangen. Het gevoel dat ook de Johan van Oldenbarnevelt het slachtoffer van een aanval zou kunnen worden werd voor velen steeds tastbaarder. Twee directe collega’s van Bertus, Engelse koks, ontvingen brieven van het thuisfront waarin zij op de hoogte gesteld werden van de dood van familieleden omgekomen tijdens de bombardementen op Liverpool. Deze en andere verdrietige onderwerpen zullen veelvuldig tijdens pikheet naar voren gekomen zijn. In de periode tussen maart 1941 en oktober 1942 werden meer dan 100.000 zeemijlen afgelegd! In het oorlogsjaar 1943 werden veel reizen naar de oorlogsgebieden rond de Middellandse zee gemaakt. In april van dat jaar begon de Johan van Oldenbarnevelt aan haar 15e troepenreis met bestemming Algiers. Ondanks het van alle kanten dreigende gevaar, bombardementen vanuit de lucht en aanvallen van vijandelijke onderzeeërs, wist het schip telkens weer aan het dreigende noodlot te ontsnappen.Inmiddels hadden de vele en lange reizen een zware wissel getrokken op zowel de bemanning als ook het schip zelf. Achterstallig onderhoud en overbelasting van de scheepsmotoren eisten hun tol. Dit alles maakte dat het schip in juni 1943 in ’thuishaven’ Liverpool langdurig in onderhoud is gegaan. In deze periode die naar later zou blijken elf maanden zou gaan duren werd ook de scheepsbewapening aangepast. Bij de verbouwing tot troepentransportschip in New York was de Johan van Oldenbarnevelt namelijk nog niet van wapens  voorzien. Deze werden een korte tijd later in Halifax, voorafgaande aan de eerste konvooireis, geplaatst. De bewapening zou in eerste instantie bestaan uit twee kanonnen en diverse machinegeweren. Het merendeel van deze wapens was nog uit de tijd van de Eerste Wereldoorlog, ’the Great War’. Op latere reizen werd de oude bewapening vervangen door moderne Oerlikons en raketwerpers. Naast de aan boord aanwezige Engelse ’gunners’ werden ook de vaste bemanningsleden geoefend in het gebruik van deze wapens. Ook scheepsbakker Bertus Fockens droeg zijn steentje bij. Op zijn ’warrecord’ staat vermeld dat Bertus in april 1943 aan een zogenaamde Oerlikon- en rakettencursus heeft deelgenomen. In deze cursus werden hem de beginselen van het omgaan met het Oerlikon afweergeschut bijgebracht. Het Oerlikon snelvuurkanon, aanvankelijk bedoeld als luchtafweergeschut, was op veel koopvaardij schepen geplaatst en werd door de eerder genoemde Engelse ‘gunners’ of opvarenden met een speciale opleiding bediend. Naarmate de strijd op zee vorderde werd de Oerlikon meer en meer ingezet als wapen tegen oppervlakte schepen en boven water varende onderzeeboten. Na deze grote en vooral ook langdurige onderhoudsbeurt vertrok de Johan van Oldenbarnevelt midden mei 1944 weer naar zee. Ten gevolge van de ten gunste van de geallieerden gekeerde oorlogsomstandigheden was het vaargebied van de troepentransportschepen grotendeel verlegd naar de Middellandse Zee. Tijdens de 17e troepenreis, die begon op 11 juni 1944, voer het schip naar het Indiase Bombay. De reis zou duren tot 30 oktober van het zelfde jaar, toen het schip weer afmeerde in ’thuishaven’ Liverpool, opnieuw voor reparaties. Hierna volgde nog reis no. 18, wederom met Bombay als verste bestemming. De aan boord ontvangen berichten over het verloop van de oorlog in Europa werden steeds positiever. Er ontstond een gevoel dat het einde van de oorlog in zicht begon te komen! Op 20 februari 1945 bereikte de Johan van Oldenbarnevelt het Schotse Gourock, gelegen aan de ingang van de Firth of Clyde. Hier bakte Bertus Fockens, naar later zou blijken, zijn laatste broden aan boord en nam hij afscheid van zijn directe collega’s uit de kombuis en vooral ook van ’zijn’ Johan van Oldenbarnevelt, het schip dat hem gedurende vier jaar en vier maanden veilig over de wereldzeeën had gebracht. De oorlog was echter nog steeds niet voorbij. De vreugde over de groeiende stroom positieve berichten over de strijd in Europa werd overschaduwd door het nieuws over de zware gevechten in de Pacific. Ook hier was de strijd nog in volle gang! Wat Bertus precies heeft vernomen over de situatie in Nederlands Indië en meer in het bijzonder over het lot van zijn broer Hendrik en zijn gezin is niet bekend, maar het zal zeker in zijn gedachten geweest zijn. In het kader van de nog steeds van kracht zijnde vaarplichtwet monsterde Bertus opnieuw aan, ditmaal op een oude bekende, het tot hospitaalschip verbouwde m.s Oranje.

m.s Oranje, de laatste loodjes
Het m.s. Oranje had op 14 maart 1945 haar 32e reis met patiënten beëindigd.  Op de terugreis vanuit Napels werden in Liverpool werden ruim achthonderd patiënten, militairen, ontscheept. Op 21 maart 1945 stapte Bertus te Glasgow over van het m.s. Johan van Oldenbarnevelt op het m.s. Oranje. Voor Bertus bekend terrein. Tot deze dag was zijn functie altijd bakker geweest. Op de bemanningslijst van de Oranje staat hij echter vermeld als ’clerk’ (schrijver).Zijn maandgage als bakker bedroeg fl 78,-, over zijn gage als ’clerk’ werd niets vermeld. Aansluitend volgden reis 33 en 34 met respectievelijk Port Saïd en Napels als bestemming. Reis 34 begon op 6 mei 1945. Inmiddels was het nieuws van de bevrijding van Nederland op 5 mei aan boord doorgedrongen. Dit nieuws leidde uiteraard tot een feestelijke stemming, maar riep tegelijkertijd de vraag op ’wanneer gaan wij nu eindelijk naar huis?’’Dit was slechts voor een enkeling weggelegd, de meesten waaronder ook Bertus Fockens zouden pas begin 1946 weer voet op vaderlandse bodem zetten. De reizen 35 en 36 hadden weer als bestemming Napels. Reis 37, die duurde van 29 juni tot 19 augustus, bracht de Oranje via het Suezkanaal naar Colombo, Melbourne en Wellington. Op 6 augustus 1945 meerde de Oranje af in Melbourne.  Op 15 augustus had de Japanse keizer Hirohito aan zijn volk medegedeeld dat de strijdkrachten de wapens neerlegden en dat het Japanse keizerrijk de geallieerde voorwaarden voor capitulatie aanvaardde. Op 2 september werden de capitulatievoorwaarden in de baai van Tokio op het Amerikaanse slagschip U.S.S Missouri getekend. Voor het m.s Oranje volgden nog de reizen 38 en 39 waarbij veel Australische en Nieuw Zeelandse  ex- POW’s (Prisoner of War, krijgsgevangenen) naar hun respectievelijke ’homelands’ gebracht werden. Aansluitend werden tijdens reis 40 ook Tandjong Priok en Semarang aangedaan. Hier werden grote aantallen Nederlandse evacués, bevrijd na een kampperiode die voor de meesten ruim drieënhalf jaren had geduurd, aan boord genomen. Allen werden in het Australische Fremantle en Melbourne gedebarkeerd, waar door de Nederlandse instanties ter plekke voor huisvesting was gezorgd.

Hendrik Fockens (1900-1958), de zeven jaar oudere broer van Bertus, ging in 1922 naar Nederlands Indië en doorliep een glanzende carrière bij de Gouvernements Marine. Was in de meidagen van 1940 Hoofd van de afdeling Inspectie van de Scheepvaart te Batavia (nu Djakarta). Bracht, evenals zijn gezin (echtgenote en drie kinderen), de oorlogsjaren door in Japanse interneringskampen. Foto: Collectie Familierarchief Fockens

Ook Bertus broer Hendrik en zijn gezin, echtgenote en drie kinderen, hadden de kampen op Java verlaten en wachtten op evacuatie. De toestand op Java was ronduit slecht te noemen. Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 was er een gezagsvacuüm ontstaan in het toenmalige Nederlands Indië. Indonesische extremisten waren de strijd aangegaan met het nauwelijks aanwezige Geallieerde gezag. Moordpartijen en plunderingen waren aan de orde van de dag. Deze dramatische en uiterst gewelddadige periode in de Indonesische geschiedenis duurde van ongeveer oktober 1945  tot begin 1946 en is de geschiedenis ingegaan als de ’Bersiaptijd’. Bersiap, ’wees paraat’, was de strijdkreet van de vele nationalistische Indonesische jongeren, pemoeda’s, bij deze Indonesische revolutie. Hendrik Fockens was al in 1922 naar Nederlands Indië vertrokken en had er een mooie carrière als officier bij de Gouvernementsmarine opgebouwd. Later is hij  Inspecteur voor de Scheepvaart geworden een functie die hij na de oorlog ook in Nederland nog heeft vervuld. In de familie Fockens gaat het verhaal dat Bertus heeft geprobeerd eerst zijn broer en later de overige familieleden op te sporen. Hij zou zijn schoonzuster gesproken hebben, maar zijn broer hebben gemist. Uiteindelijk is het complete gezin Fockens, vijf personen in totaal, met het m.s. Oranje naar Australië vervoerd, gedebarkeerd en hier ruim een jaar met zogenaamd recuperatieverlof, herstelverlof, na de kampjaren, verbleven. Bertus is met het m.s. Oranje verder gegaan. Zijn broer Hendrik en diens gezin zijn eind 1946 met het m.s. Volendam naar Nederland gerepatrieerd, vertrek Sydney 4 september 1946, aankomst Rotterdam 3 oktober 1946, totaal aantal passagiers 1626. In Baarn trokken zij in bij Hendrik’s moeder, mevrouw Fockens-Stam, op het adres d’Aulnislaan 12. In 1947 verhuisden zij naar het adres d’Aulnislaan 3, schuin aan de overkant.
Op 28 november 1945 is het m.s. Oranje weer vanuit Melbourne vertrokken. Het reisnummer was 41. De kapitein was B.A. Potjer. Via Fremantle voer het schip opnieuw naar Nederlands Indië. Zowel in Tandjong Priok en Semarang werden evacués ingescheept, bijna 1200 in totaal, allen met bestemming Nederland. De vaste bemanning omvatte 216 personen, met daaraan toegevoegd 149 personen Nederlandse en Britse Medische staf en corveedienst. Bij elkaar geteld 365 personen. Via het Suezkanaal is het m.s. Oranje richting Europa gevaren Ondanks het feit dat reeds in Australië kleding aan boord was gekomen bestemd om verdeeld te worden onder de evacués, werd in Egypte vanuit Suez, via de havenplaats Adabya, het legerkamp Ataka, bezocht. Hier had de Nederlandse Repatriëringsdienst in een grote loods een immens kledingmagazijn ingericht. Hier ontvingen de evacués opnieuw winterkleding teneinde zich voor te kunnen bereiden op de Hollandse winter. Op 5 januari 1946 werd afgemeerd in Southampton. Bijna thuis! Hier werden de evacués overgebracht naar andere schepen die hen naar Nederland zouden vervoeren. De reden hiervoor was dat men besloten had schepen groter dan 15000 ton in verband met het dreigende gevaar van mijnen geen toestemming te geven de oversteek over de Noordzee te laten maken. Ook ex-bakker nu schrijver Bertus Fockens maakte zich op om na een periode van afwezigheid van vijf lange jaren weer naar huis te gaan.

Thuisvaart en afscheid van de zee
Op donderdag 17 januari 1946 monsterde Bertus af van het m.s. Oranje om aansluitend als passagier met het m.s. Mecklenburgh van de Mij. Zeeland naar Nederland te varen. Op zijn warrecord staat: ’18 januari ‘ashore’ Holland’. In zijn woonplaats Baarn werd hij herenigd met zijn moeder Dirkje Fockens-Stam en zijn twee eveneens in Baarn wonende oudere broers Cor en Nicolaas en is hij opnieuw gaan wonen op het vertrouwde adres d’Aulnislaan 12. Het huis waarvan zijn vroegere buurjongen Daan Werner zich nog steeds de vruchtbomen en een schitterende seringenboom herinnert. Ook kon hij op de Nieuwe Algemene Begraafplaats het graf van zijn op 7 februari 1940 overleden vader Nicolaas bezoeken. In de periode van februari tot mei 1946 kon Bertus tot tweemaal toe gebruikmaken van het zogenaamde Kerstens verlof, genoemd naar de hiervoor verantwoordelijke minister P.A Kerstens. Deze beheerde in de periode 8 januari 1942 tot 31 mei 1944 de posten Handel, Nijverheid en Scheepvaart in het Tweede Kabinet Gerbrandy. Op eigen verzoek werd Bertus op 25 april 1946 uit de dienst van de S.M.N ontslagen. Op 16 mei 1946 werd hem op kantoor van de S.M.N te Amsterdam zijn ontslagbewijs overhandigd. Daarna volgde nog tot eind september een periode buitengewoon verlof en wachtgeld.


Met het in 1922 in de vaart genomen s.s. Mecklenburg van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland voer Bertus Fockens na zijn laatste reis op het m.s. Oranje als passagier thuis. Op zijn Warrecord staat vermeld: ‘17.1.46 to 18.1.46 PASS. (passenger) TO HOLLAND; 18.1.46 ASH. (ashore) HOLLAND’. Eindelijk thuis! Het s.s. Mecklenburg heeft een uitstekende staat van dienst, met daarop o.a deelname aan de landingen in Normandië, juni 1944. Op deze duo-foto zien we het schip op volle zee en in de haven van Folkestone. Collectie: Jan G. Nierop , Maritiem Trefpunt Almere


Geef ons heden ons dagelijks brood
Zoals hierboven beschreven kwamen in januari 1946 met het m.s Oranje de eerste repatrianten vanuit Java in Southampton aan. Het zou nog tot juli 1946 duren voordat het m.s. Oranje door de sluizen van IJmuiden zou varen, om daarna af te meren aan de kades van de Mij. Nederland in thuishaven Amsterdam. Tijd om de balans van de oorlogsjaren op te maken. In 41 reizen werden 382.260 zeemijlen afgelegd en werden 32461 patiënten vervoerd. Weer een reis later, halverwege februari 1946, werd het schip dat in januari 1941 haar eerste reis voor het BMWT maakte in Southampton door de Nederlandse regering teruggegeven aan de Stoomvaart Maatschappij Nederland. In deze periode had het schip een aantal honderdduizenden zeemijlen afgelegd en vele tienduizenden geallieerde soldaten, vluchtelingen en krijgsgevangenen vervoerd. Hoeveel broden bakker Bertus Fockens in zijn jaren op zee, 1940-1946, gebakken heeft is door niemand bijgehouden. Het moeten er vele tienduizenden geweest zijn. Voor ontelbare collega-zeelieden, soldaten, patiënten en krijgsgevangenen heeft hij het dagelijks brood verzorgd.

Een mooie nostalgische opname van de Baarnse d’Aulnis de Bourouilllaan. Deze lommerrijke en nog steeds mooie laan is vernoemd naar Ferdinand Folef baron ‘d Aulnis de Bourouill, burgemeester van Baarn van 9 oktober 1897 tot 1 september 1916. Het huis van de familie Fockens zien we, met enige moeite, rechts voorbij de lantaarnpaal. Hier woonde Bertus Fockens, de hoofdpersoon van dit verhaal, en werd na zijn overlijden zijn OHK gevonden. De d’Aulnislaan wordt ook altijd in verband gebracht met de in 1928 daar gevestigde, nu uit Baarn verdwenen, fabriek van De Ruijter, ‘de broodversierder sinds 1860’. Foto: Collectie Historische Kring Baerne, Baarn
De uitreiking van het OorlogsHerinneringsKruis (OHK) ging vergezeld van een certificaat zoals hierbij afgebeeld. In het familiearchief Fockens was het originele, aan Bertus Fockens gerichte en toegestuurde certificaat helaas niet (meer) aanwezig. Document: Collectie H. Meurs, Zoetermeer.


Het m.s. Johan van Oldenbarnevelt in volle glorie, ongetwijfeld onderweg naar het voormalige Nederlands Indië. Mogelijk heeft deze afbeelding aan de wand gehangen in de huiskamer van de woning van Bertus Fockens. Voor hemzelf en zijn familie een dagelijkse en blijvende herinnering aan een reis die zes jaren had geduurd. Collectie: Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere

Naoorlogse jaren
Of Bertus moeilijkheden heeft ondervonden om na zes jaren op zee zijn draai in het burgerleven van het naoorlogse Nederland te vinden heb ik niet kunnen achterhalen. Mogelijk heeft hij nog kort zijn beroep als bakker uitgeoefend bij een Baarnse broodbakker. De mensen die ik gesproken heb die Bertus gekend hebben beschrijven hem als een aardige, maar vooral ook rustige man, die nauwelijks sprak over zijn jaren op zee in oorlogstijd. Zeker is dat hij op enig moment in dienst is getreden van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor (G.A.K) te Amsterdam, het latere Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (U.W.V). Door zijn vroegere buurjongen Daan Werner, werd deze naoorlogse periode als volgt omschreven:’iedere dag ging Bertus met de fiets, aktetas met broodtrommel onder de snelbinder, naar het station om met de trein naar Amsterdam te gaan’. Een nicht van Bertus herinnert zich dat aan de wand in de woonkamer van zijn huis een afbeelding van een groot koopvaardijschip hing. Zeer waarschijnlijk het m.s Johan van Oldenbarnevelt! Op 10 mei 1951 trouwt Bertus op vierenveertig jarige leeftijd met de eveneens uit Baarn afkomstige Wilhelmina (Mien) Jacoba Stalling, dochter van de exploitant-eigenaar van het gerenommeerde en nog steeds bestaande Hotel Restaurant ’De la Promenade’ te Baarn. Het echtpaar ging in het ouderlijk huis op het eerder genoemde adres d’Aulnislaan 12 wonen. Bertus’ moeder, mevrouw D.P Fockens-Stam verhuisde naar de Blommersstraat 6 en ging inwonen bij haar zoon Nicolaas en zijn vrouw. Hier is zij op 3 juni 1964 overleden. Bertus’ vrouw Mien overleed, na  een huwelijk van vijfendertig jaar op 8 juli 1986.

Op 28 februari 1993 begon Bertus Fockens aan zijn laatste grote reis. ‘Bij U schuil ik’, betrokken woorden boven aan het overlijdensbericht in de Baarnsche Courant. Zelf had hij zes jaren voor de vrede gevaren. Rust in vrede! Foto: Ed Vermeulen/Archief Baarnsche Courant

Zeven jaar jaren later, op zondag 28 februari 1993, is Baarnaar Bertus Fockens, volgens de in de Baarnsche Courant geplaatste rouwadvertentie, vrij plotseling, op vijfentachtig jarige leeftijd overleden en aan zijn laatste grote reis begonnen. In de tekst van de rouwadvertentie zijn de woorden ’Bij U schuil ik’ opgenomen. Hij had, met uitzondering van een korte periode van 22 november 1945 tot 24 januari 1946, op zijn persoonskaart omschreven met de letters VOW, ’Vertrek onbekend waarheen’  zijn gehele leven op het adres d’Aulnislaan 12 ingeschreven gestaan. Het huis werd door de nabestaanden leeggeruimd teneinde verkocht te worden. Slechts een oud en klein juwelendoosje met daarin de ooit aan Bertus toegestuurde medaille bleef achter. Op 28 maart 2013 precies twintig jaar na het overlijden van Bertus Fockens werd dit Oorlogsherinneringskruis door mij teruggegeven aan de familie. Missie volbracht! Met respect voor een eenvoudige Nederlandse zeeman die in de zes  oorlogsjaren dat hij van huis was zijn plicht deed.

Het verhaal over Bertus Fockens en het aan hem toegezonden Oorlogsherinneringskruis vormden één van de hoogtepunten van de succesvolle door de Historische Kring Baerne in november 2013 tot februari 2014 gehouden tentoonstelling ‘Ere Wie Ere Toekomt’. In deze tentoonstelling werden onderscheidingen en oorkonden getoond ooit uitgereikt aan Baarnaars van diverse pluimage. Een postuum eerbetoon voor een eenvoudige zeeman-bakker! Foto: Ed Vermeulen, Baarn


Naschrift
Het was geenszins mijn bedoeling om een uitgebreid familieverhaal over de familie Fockens te schrijven. Ik heb slechts de feiten verzameld nodig om het leven van Bertus Fockens als zeevarende te kunnen reconstrueren. Mijn meest uitgebreide bronnen hiervoor waren de prachtige door de heer Wim Grund geschreven boeken ’De Johan van Oldenbarnevelt een schip met zes levens’ en ’Oranje, Een Koninklijk Schip’.

Dank aan:
mevrouw Tuke Groenesteijn-Fockens
De heer Daan Werner
De heer Henk Meurs

De in het verhaal genoemde h.h. J. Kuyer en Henk Meurs zijn inmiddels overleden. Beiden dank ik voor hun hulp en commentaar.

Bronnen:
Centraal Bureau voor Genealogie, C.B.G Den Haag
Diverse Baarnse adres en telefoonboeken, bijeengebracht op CD-ROM uitgave Groenegraf.nl
Diverse Internetsites, w.o. Groenegraf.nl
Familiearchief Fockens
Koopvaardij-oorlogsarchief (Warrecord)
Stadsarchief Amsterdam
Wim Grund:  ’Oranje, Een Koninklijk Schip’ Uitgeverij Van Soeren & Co, Amsterdam, 2001
Wim Grund:  ’De Johan van Oldenbarnevelt een schip met zes levens’, idem, 1995/1996
Het verhaal ‘Varen in oorlogstijd’ is de uitgebreide versie van het verhaal ‘Bertus Fockens: bakker-zeeman, de oorlogsjaren en een bijzondere vondst’, opgenomen in “Baerne’, tijdschrift van de Historische Kring Baerne uitgave september 2013. 







Ed Vermeulen (1942)




Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter