door: Ed Vermeulen
Het Baarnsch Lyceum: 2019 was het jaar van het eeuwfeest van Het Baarnsch Lyceum. Op 4 april 1919 opgericht door de ’Vereeniging tot oprichting van een lyceum in Baarn’. Nu, een eeuw later, nog steeds midden in de Baarnse samenleving. Zes van deze honderd jaar maakte ik van nabij mee: van 1953 het jaar van mijn toelatingsexamen tot en met 1959 toen ik slaagde voor het einddiploma. Slechts of wel zes jaren in een eeuw, het is maar hoe je het bekijkt. Mijn meest dierbare herinnering: mijn vriendschap met klasgenoot Nico Driessen, de op één na oudste van de vier zoons van onze rector dr. F.C. Driessen en zijn echtgenote mevrouw dr. J.C. Driessen-Bolkestein, docente oude talen aan het ’Incrementum’,* dependance van hetzelfde Lyceum.
Scheepsmodel m.s. Kreon (privé collectie) |
Afscheid, requiem voor een vriend:
Afscheid nemen is een zeeman niet vreemd, het overkomt hem telkens weer. Soms lijkt het of het leven alleen maar uit afscheid nemen bestaat. Afscheid van thuis, je ouders, geliefden dichtbij en ver weg, soms ook van een fase in je leven. In de meeste gevallen wordt het afscheid op enig moment gevolgd door een weerzien, maar niet altijd. Het verhaal van de vriendschap van twee Baarnse schooljongens, hun verlangen om te gaan varen en een afscheid niet gevolgd door een weerzien. Het verhaal van een vriendschap ingehaald door de dood.
Lyceumjaren: in juni 1959 slaagden mijn boezemvriend Nico Driessen, ikzelf en bijna alle overige klasgenoten voor het eindexamen Gymnasium aan Het Baarnsch Lyceum.
Samen hebben we vijf schooljaren lang lief en leed gedeeld: Sporten, huiswerk maken, keettrappen, feesten en partijen aflopen, indringende en vooral oeverloze discussies met onze docenten, de door conciërge Smit opgelegde taakstraffen uitvoeren, overal gingen we gezamenlijk op af. Niet dat we niet voor onze eigen belangen op konden komen, verre van dat, maar dat één voor allen, allen voor één gevoel, gaf kleur aan ons, in mijn ogen, dikwijls zware schoolleven.
Foto: Collectie Ed Vermeulen |
Een ijzersterk koppel: Nico als Sint en ikzelf als Piet. Foto uit 1955. We straalden weinig geloof uit, wel veel gezag! We werden geschminkt door mevrouw van Weert, in haar kapsalon aan huis in de Kampstraat (Villa De Viersprong). Het afschminken was een hele klus. Thuis hadden we slechts één (koud) waterpunt, maar gelukkig had mevr. van Weert een badkamer met een warm watervoorziening. Het Sint- en Pietgevoel is onze hele schooltijd gebleven.
In die jaren werd ook het fenomeen Saroma pudding uitgevonden en door ons omarmd. De smaak karamel was onze favoriet.In de grote ochtendpauze fietsten we naar het huis van de familie Driessen, van oudsher de rectors woning, aan de Eemnesserweg 81.
In de keuken bereidden wij de pudding, plaatsten de schaal op een koele plek, om het resultaat na schooltijd samen op te smikkelen. Zo bleven we op krachten! Waar ik het niet verder dan klassenvertegenwoordiger heb gebracht, heeft Nico een functie in het college van Senioren bekleed. Zijn benoeming leverde me wel een plaatsje in de Aulacommissie op. Felbegeerde functies. Voor alle duidelijkheid: een goede kruiwagen komt altijd van pas!
Na de diploma-uitreiking organiseerden Nico en ik ons examen-, maar meer nog afscheidsfeest in de tuin van de statige villa Boekenrode, eigendom van de ouders van onze klasgenoot Michael Strauss.
Villa Boekenrode (gemeentelijk monument) (Coll. HKB) |
Met behulp van een bij aannemer van Klaarwater van het Melkpad in Baarn geleende plankieren maakten we een prachtige dansvloer.
Hierop werd door ons en onze ‘belles of the ball’ tot ver na middernacht geschuifeld op muziek die kwam uit de in de bomen opgehangen luidsprekers. ’One night with you’ van Elvis, ’All I have to do is dream’ van de Everly Brothers, ’Summertime Blues’ van Eddie Cochran en ’Love’s made a fool of you’ van Buddy Holly behoorden toen en nu nog steeds tot mijn favoriete nummers. Het was, in velerlei opzichten, een prachtige zomeravond, waarbij een door ons in eigen beheer gefabriceerd Sprinklersysteem*, met als basis een tientallen meters lange tuinslang met veel gaatjes, opgehangen boven de dansvloer, voor de nodige afkoeling zorgde.
Naar zee: toen de feestvreugde enigszins was weggeëbd en er, ondanks het feit dat het echte werk nog moest gaan beginnen, een gevoel van heimwee naar de tijd die achter mij lag aan het ontstaan was, monsterde ik op 12 juni aan als lichtmatroos op het ms. Lelystad. Dit scheepje was een in 1949 bij Scheepswerf Bodewes in Hoogezand gebouwde coaster en eigendom van de rederij Kooiman uit Dordrecht.
We maakten een mini wilde vaartreis van ruim zes weken langs diverse Noord Europese havens. Geweldig! Na aansluitend nog een korte vakantie op Texel, meldde ik mij begin september aan de poort van de Kweekschool voor de Zeevaart, Prins Hendrikkade in Amsterdam. Hier zou ik, intern, de één jarige opleiding tot stuurmansleerling gaan volgen.
Mijn vriend Nico, voorbestemd voor een universitaire studie, had zich ingeschreven bij de Technische Hogeschool in Eindhoven, studierichting scheikunde. Maar het bloed kroop waar het niet gaan kan, want ook Nico had tijdens een zomervakantie kennis gemaakt met het zeemansleven. Hij had als dek-jongen met het passagiersschip Johan van Oldenbarnevelt met veel enthousiasme een reis naar de USA gemaakt. Zijn taken aan boord waren schoonmaken, koffie zetten, kooien opmaken en eten doorhalen. Het zeemansleven leven sprak ook hem aan en ik keek er dan ook niet van op toen hij mij halverwege zijn eerste studiejaar toevertrouwde de stem van zijn hart te gaan volgen en ook zijn toekomst een nautische wending te geven. Hij trad in dienst bij de gerenommeerde rederij Koninklijke Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij (K.N.S.M) in Amsterdam. Met het m.s. Triton maakte hij een aantal reizen naar de West. Via een niet altijd even vlot verlopende briefwisseling deed hij verhaal over zijn ervaringen en hield mij uitvoerig op de hoogte van het wel en wee aan boord en de aangelopen West-Indische havens. Tijdens zijn reizen naar Suriname moet hij het in 1910 gebouwde en in 1911 door John Wijsmuller, oprichter van rederij Wijsmuller, overgezeilde lichtschip ’Suriname-rivier’ nog in volle glorie gezien hebben. Tussen twee reizen door bracht hij een bezoek aan mijn moeder en beklaagde zich over het feit dat ik, in zijn ogen, te weinig aandacht besteedde aan onze correspondentie. Mijn moeder deelde zijn mening en nam mij mijn gebrek aan belangstelling zeer kwalijk waarna ik, schriftelijk, beterschap beloofde.
m.s Johan van Oldenbarnevelt en m.s. Triton (Foto: Collectie J.G.Nierop, Maritiem Trefpunt Almere) |
Correspondentie: een bescheiden bloemlezing uit de door mijn moeder en mij ontvangen, door Nico geschreven brieven, geeft een goed beeld van zijn gevoel voor humor en understatement. In een brief aan mijn moeder: ’Naar die brievenaffaire te oordelen, begint Eddy al aardig af te takelen’. Een verslag over de ontgroening op de Technische Hogeschool: ’Mijn haar groeit gestadig. Duidelijk verschil met normale mensen is natuurlijk nog wel te zien’. Uitnodiging, samen met zijn vriendin, voor een feest: ’Kortom ze mocht, mits ik, dat ben ik, de volle verantwoordelijkheid op me nam voor het Haagse avontuur’, gevolgd door een ’Het feest zal slechts de dood me kunnen ontnemen’. Studieperikelen: ’Vandaag mijn pipet geijkt. Er staat n.l. wel op dat er 10 ml in gaat, maar zoals vanmiddag bleek, zat er maar 9,993 in’. Geschreven op negentienjarige leeftijd: ’De ouderdomsverschijnselen, die bij mij, steeds sneller en heviger hun invloed doen gelden, hebben mij er toe doen besluiten een Solex aan te schaffen.’ Zonnebrand: ‘De kapitein heeft de eerste sporen van bruinheid bij me geconstateerd’. Over onze correspondentie: ’Spel en stijlfouten vinden onmiskenbaar hun oorzaak in mijn beperkte vooropleiding’ : Gymnasium β! Kritiek op belangstelling getoond door het thuisfront: ’Hoe het toch komt dat ik met zes onderbroekjes ben uitgevaren en met slechts vijf, van deze belangrijke voorwerpen, ben teruggekeerd’. Over één van mijn losse verkeringen: ’Engel is er, dat heb ik gezien, ze is wel eens alleen, heb ik ook gezien. Zegt niks uiteraard!’ Hij wilde me kennelijk niet ongerust maken. Over medeopvarenden: ’Er waren er zelfs twee die net zo konden converseren als wij tweeën’.
Baarns onderonsje: Mijn opleiding aan de Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam had ik in juli 1960 afgesloten. Ik had inmiddels gesolliciteerd naar een baan als leerling stuurman bij de Rotterdamse rederij Van Nievelt, Goudriaan’s & Co’s Stoomvaartmaatschappij en was aangenomen. Na een in velerlei opzichten mooie en enerverende vakantie op Texel monsterde ik op 20 september 1960 aan op het spiksplinternieuwe m.s. Aludra, 6723 bruto register ton*. Dit fraaie vrachtschip met accommodatie voor twaalf passagiers was gebouwd bij de werf Van der Giessen De Noord te Alblasserdam. De tewaterlating had op 10 mei plaats gevonden.
ms. Aludra op de Nieuwe Maas (Coll. Ed Vermeulen) |
Na monstering* ging ik naar boord en meldde mij bij 1ste stuurman Hemmo Hemmes: ’Goedemorgen stuurman, mijn naam is Eddy Vermeulen, de nieuwe leerling’. ’Zo, leraar, dat is mooi, waar kom je vandaan?’ ’Ik kom uit Baarn stuurman’ ’Nou dat treft, ik ook, zeg maar tegen je moeder dat ik goed op je zal letten’. Welgemeende welkomstwoorden en een leuke binnenkomer.
Op 30 september vertrok de Aludra na een kustreis via Bremen, Hamburg en Antwerpen vanuit Rotterdam voor haar eerste reis naar Zuid Amerika. De kapitein was Maarten Frans ’Neus’ Goudriaan. De reis verliep voorspoedig. Las Palmas was onze eerste aanloophaven.
Tijdens het ’Linie-feest’ bij het passeren van de evenaar was ik door Neptunus, god der zeeën, en zijn uiterst onbetrouwbare trawanten redelijk hardhandig tot ’Scharretje’ gedoopt. Ik had mezelf overigens een betere vissoort toegewenst.
Saint Paul’s Rock, een in de equatoriale Atlantische Oceaan boven water uitstekende rotspartij werd aan stuurboord* gepasseerd en het bijna vierhonderd zeemijlen verderop gelegen in mijn ogen desolate gevangeniseiland Fernando de Noronha aan bakboord*.
Na de oversteek voeren we langs de Braziliaanse kust richting Rio de Janeiro. Op een nacht kwam onze kapitein redelijk onverwacht op de brug en vroeg mij of ik wel wist waarom hij ’Neus’ Goudriaan genoemd werd. Tegen beter weten in zei ik dat ik geen idee had waarom. ’Kom maar mee naar buiten leerling, steek je neus buiten boord, dan ruik je Brazilië en tegelijkertijd de vermenging van de koude en warme Golfstroom, Kaap Frio!’ waren zijn woorden. Dat had ik op school niet geleerd, maar gelijk had hij!
Buenos Aires de hoofdstad van Argentinië, het keerpunt van onze eerste Zuid Amerika reis. Leeglossen en volladen was het devies.
Op woensdag 26 oktober 1960 meerden we af. Volgens de aantekeningen van 1e stuurman Hemmo Hemmes, was de juiste tijd en plek van aankomst: ’09.45 gemeerd, bb-zijde tegen de kant, Dique Quatro, sección tres’. Op donderdag 3 november verhaalden we naar Puerto Nuevo, een nieuw aangelegde haven even buiten de stadskern van Buenos Aires om zoals het stuwplan vermeldde ’720 ton maize en 420 ton barley in bulk met bestemming Rotterdam en Hamburg’*te laden. De daarop volgende zaterdag had ik een volle (!) dag vrijaf. Na het ontbijt ging ik samen met mijn vaste stapmaat de wal op, het avontuur tegemoet. Met de bus naar het centrum, daarna te voet een sightseeing tour door de stad gemaakt, ergens iets gegeten, een bioscoop bezocht waar een film van Elvis Presley draaide. Na afloop gingen we op aanraden van meer ervaren collega-stappers naar de Copper Kettle een in die tijd uiterst populaire uitgaansgelegenheid op de Calle Lavalle, een soort Kalverstraat. Hier speelde een geweldig orkest Latin muziek en zong een bloedmooie zangeres een hartverscheurend ‘Besame Mucho’. Woorden die mij als muziek in de oren klonken. Onze stapavond eindigde ergens kort na middernacht in de roemruchte en goed van vrouwelijk schoon voorziene bardancing ’Het Lichtschip’ van de Nederlandse Dien Schilmans, op de vloot beter gekend als ’tante Dien’, aan de 25 de Mayo*. Uiteindelijk werd ook hier de tent gesloten. Met eigen waarneming had ik vastgesteld dat Ana Betty Cherile, in mijn jongensogen de mooiste en meest begeerde van alle aanwezige dames, inmiddels alleen naar huis was gegaan. Tante Dien had op haar vaste plek achter de kassa onze schaarse, met de verkoop van een paar sloffen sigaretten verdiende peso’s, in ontvangst genomen en voegde ons een allerhartelijkst ’welterusten mannen en tot ziens’ toe. We besloten nog een ’bife-de-lomo con huevos y papas fritas’ * bij het beroemde nachtbrakers- en of morgensterrenrestaurant op de hoek van de Viamonte* te gaan nuttigen. Luidkeels riep de ober de bestelling door de volle tent:‘Bife-de-lomo y pan y mantega para dos!’’ Terug naar boord. Het was inmiddels een uur of zes in de ochtend toen we moe maar voldaan de bus richting Puerto Nuevo pakten. Bij het omhoog strompelen van de gangway* werden we door onze Surinaamse wachtsman begroet met een allerhartelijkst maar toch enigszins spottend klinkend ’Buenos dias señores oficiales!’ Nog even een aantal trappen op naar het kapiteinsdek waar zich mijn hut bevond. Een ontspannen zondag in het verschiet, in de aantekeningen van stuurman Hemmes zo treffend omschreven ‘zondag 6-11-60 hielden rustdag’.
Onheilstijding: vroeg in de ochtend, het zal amper een uur of acht geweest zijn, werd mijn prille zondagsrust ruw onderbroken door een roffel op de deur en de woorden: ’Leerling Vermeulen, melden bij de 1ste stuurman, nu!’ Even later stond ik, nog slaapdronken, oog in oog met stuurman Hemmes: ’Môgge, leraar, ga eens even zitten’. Hij keek me ernstig aan en ik zag dat hij een groen gekleurd papier in zijn handen had. ’Heb je een broer? Nee, stuurman, ik ben alleen.’ ’Hebben jullie een hond?’ was de volgende vraag. ’Ook dat niet, stuurman’ ’OK, lees dit maar’. Het stuk papier bleek een door mijn moeder verstuurd telegram te zijn, verzonden op 5 november via Radio Holland met als inhoud ’Niek vermist, waarschijnlijk verdronken. Mam’.
Collectie: Ed Vermeulen |
Aldabi, door Hemmes gebouwd model (Coll. fam. Hemmes) |
Tragedie a/b m.s. Kreon: dat Nico voor zijn volgende reis gemonsterd was als stuurmansleerling op het m.s. Kreon, was bij mij bij het overhandigen van het onheils telegram onbekend. Dit in 1960 gebouwde schip was op 3 november 1960 onder kapitein Leendert Cornelis Herkemij vanuit Amsterdam naar Paramaribo vertrokken. De 1e stuurman was de van Texel afkomstige Jaap Hopman. In de nacht van 4 op 5 november sloeg in het Engels Kanaal op ongeveer 40 mijl ten Zuiden van Kaap Lizard het noodlot toe. Naar ik later van zijn ouders hoorde, verscheen Nico na tegen vieren gepord* te zijn niet op de brug. Een zoektocht over het schip volgde, helaas zonder resultaat, er was geen spoor meer van hem te vinden. Het schip voer op tegengestelde koers terug naar de mogelijke plaats van het ongeval. De zee werd afgezocht. Tevergeefs: Nico was en bleef onvindbaar en was naar men moest aannemen overboord geslagen en in de golven verdwenen. Het m.s Kreon vervolgde haar weg naar Paramaribo, waar op 16 november bij notaris D.A. Samson een scheepsverklaring* werd opgemaakt, waarin alle details van het tragische ongeval werden vastgelegd.
Boze droom en thuisreis: Nico verdronken? Ik kon het nauwelijks of eigenlijk helemaal niet geloven. Al helemaal niet toen ik een paar dagen na de van mijn 1e stuurman ontvangen onheilstijding nog een op 22 oktober door mijn vriend geschreven brief kreeg. Een brief waarin hij allerlei zaken beschreef die op korte termijn zijn leven zouden verrijken en wezen op een goede toekomst.
Laatste brief (Coll. Ed Vermeulen) |
Een boze droom, dat was het. In onze laatste laadhaven, het Braziliaanse Recife kregen wij ruim 3100 kratten ananas als deklast, verdeeld over de ruimen 2, 3 en 4, aan boord en op zaterdag 26 november begonnen we aan de thuisreis. Omringd door de zoete geur van de rijpende ananassen kwam de Aludra in Antwerpen aan. Tijdens werkzaamheden aan dek knalde ik met mijn hoofd tegen de bovenstijl van een dekdeur. Gat in mijn toch redelijk harde hoofd! Door stuurman Hemmes vakkundig gekramd met in de jenever ontsmette krammen en verbonden. Op zondag 9 december terug in de Rotterdamse Lekhaven. Na afmonstering en uitbetaling van het zeer bescheiden restant van mijn leerlingengage, reisde ik met de trein naar Baarn, de confrontatie met de harde werkelijkheid tegemoet.
Baarn: weer thuis: in de Baarnsche Courant van vrijdag 8 november las ik: ’In de nacht van 4 op 5 november is naar alle waarschijnlijkheid de stuurmansleerling Nico Driessen van het m.s. Kreon van de KNSM 25 mijl ten Z.W van Kaap Lizard, overboord geslagen en daarbij in de golven omgekomen’.
Nico, mijn boezemvriend gedurende vijf gymnasiumjaren was voorgoed weg uit mijn leven. Ik bracht een bezoek aan zijn ouders, trachtte hun verdriet te delen. Ik mocht een keuze maken uit de door de rederij thuisbezorgde plunje. Een warme jas voor op wacht en een paar laarzen vormden de laatste tastbare herinneringen. Op verzoek van de redactie van ANIMO, de schoolkrant van Het Baarnsch Lyceum, schreef ik een ’In Memoriam’ voor mijn overleden vriend. Mijn bijdrage werd geplaatst in het kerstnummer 1960, samen met een ontroerend gedicht van de conrector Schults, waarvan de eerste vier regels luidden:
’Hij las aan tafel bij de lamp,
Toen gleed het boek hem uit de handen.
Het hoofd schoof weg. Het licht bleef branden.
’t Was stil. In mij een doffe kramp’.
Advent 1960 nam ik afscheid van een vriendschap, mijn onbezorgde schooltijd en misschien wel mijn, tot nu toe redelijk onbezorgde, jeugd. Op 17 december vertrok de Aludra voor haar tweede Zuidreis van Rotterdam naar Las Palmas. Iemand zei tegen me dat het leven verder ging. Na deze reis maakte ik nog twee reizen met de Aludra naar Zuid Amerika. Op 26 augustus 1961 monsterde ik (voorgoed) af en begon aan mijn opleiding voor het diploma 3e stuurman Grote Handelsvaart (GHV) aan de Hogere Zeevaartschool aan de Foeliedwarsstraat in Amsterdam.
Uit het personeelsblad van de KNSM De Kroonvlag, december 1960 (Privécollectie) |
Voortgang van de tijd:
2005. De jaren verstreken, de pijn verdween, de dromen over een mogelijk weerzien waren in de loop van de tijd minder talrijk en vager geworden, maar de herinnering aan deze tragische gebeurtenis bleef. Rond Kerst 2005, vijfenveertig jaar na het tragische ongeval ondernam ik een mogelijk laatste poging om meer feiten over het gebeurde boven water te krijgen. Waar te beginnen? Ik herinnerde mij de naam van de toenmalige 1e stuurman van de Kreon, de van Texel afkomstige Jaap Hopman. Ik had hem rond 1980 een keer bij toeval op Texel ontmoet en kort gesproken. Lang genoeg om vast te stellen dat hij de enige persoon was die mogelijk antwoorden op mijn vragen wist. Of ik nu vijfentwintig jaar na onze ontmoeting een tweede kans zou krijgen? Via de redactie van het maritieme maandblad ’De Blauwe Wimpel’, kwam ik in contact met Fred Boom, nauw betrokken bij de vereniging oud KNSM ’De Kroonvaarders’. Of hij Jaap Hopman kende, maar natuurlijk, hij had zelfs een telefoonnummer. Op woensdag 31 november 2005 had ik een lang en vooral ook emotioneel gesprek met de heer Hopman, gepensioneerd kapitein van de KNSM. In dit gesprek gaf hij mij een verrassend nauwkeurig verslag van de gebeurtenissen op die rampzalige vijfde november 1960 en de daaropvolgende zoektocht. Het verslag van een (bijna) ooggetuige. De feiten van minuut tot minuut. Alsof het gisteren gebeurd was!
2005 Scheepsverklaring: Fred Boom had mij ook de, naar later bleek, gouden tip gegeven mij in verbinding te stellen met de Raad voor de Scheepvaart (R.v.d.S.) in Amsterdam. Bij dit instituut werden de Scheepsverklaringen, opgemaakt in de eerstvolgende haven na een ongeval, scheepsramp of bijzondere gebeurtenis aan boord, gearchiveerd. Ik belde met het secretariaat van de R.v.d.S. en legde uit wat waarnaar ik op zoek was. Reeds na enkele dagen ontving ik een dikke enveloppe met daarin ondermeer een ’Afschrift van de in Paramaribo ten overstaan van notaris Samson opgemaakte scheepsverklaring’
Fragmenten letterlijk overgenomen uit de, ambtelijke, tekst van het originele document:
’Op 3 november 1960 vertrok het m.s. Kreon, thuis behorend te Amsterdam, varende onder Nederlandse vlag, metende 3583 bruto registertonnen, met gezagvoerder Leendert C. Herkemij, bemand met 38 koppen, vanuit Amsterdam, met bestemming Paramaribo. De lading was behoorlijk ingeladen, naar zeemansgebruik geplaatst, gestuwd, gegarneerd en wel verzorgd, de deklast goed geplaatst, gesjord en voorzien. Voorts waren de stalen patentluiken gesloten en goed vastgekegd.* Op de Noordzee en over een gedeelte van het Engels kanaal werd aanvankelijk storm en stormachtig weder ondervonden met hoge zee en Zuid Westelijke deining. Het schip stampte zwaar met onregelmatig werkende machine en stortzeeën over dek, deklast en luiken. Op de 5e november werd de gezagvoerder te 04.20 door de 1e stuurman , Jacob Hopman, gewaarschuwd, dat de stuurmansleerling Nicolaas Driessen, na gewekt te zijn , nog niet op wacht was verschenen. Dat een grondig onderzoek werd ingesteld, dat de machinekamer voor standby* (manoevreerbaar) was gewaarschuwd en dat deze vanaf 04.24 langzaam draaide en vanaf 04.36 zeer langzaam in afwachting van het onderzoek. Uit het onderzoek bleek dat de leerling te 03.45 gewekt was. Tevens bleek dat uniform, schoenen en jas verdwenen waren, zodat reden bestaat, aan te nemen, dat hij zich volkomen voor de wacht gekleed heeft. Dat vanaf 04.50 teruggestoomd werd in de koerslijn met extra uitkijken op de bak, brug en schavotje, dat stuurboord reddingsboot in gereedheid gebracht was en nogmaals het gehele schip grondig doorzocht werd. Dat er een spoedbericht aan alle schepen werd verzonden met de volgende inhoud: “XXX de PFLT-5-11-04.45 man overboard in position 49-16 N 05-20 W- all ships are requested to keep sharp lookout” . Dat teruggekomen op het bestek van 04.00 uur, het waarschijnlijke moment van vermissing, te weten 49-16 N 05-20 W, vanuit genoemd bestek, langzaam op en neer gevaren werd over afstanden tot een straal van ± 5 mijl waarbij regelmatig rondtornen* gemaakt werden. Dat de directie telefonisch van het gebeurde alsmede van het tevergeefs zoeken op de hoogte gesteld werd. Dat te 11.30 het zoeken gestaakt werd en de reis naar Paramaribo vervolgd werd. Dat de bezittingen van de vermiste stuurmansleerling werden geïnventariseerd en verzegeld, en dat van het gebeurde een procesverbaal werd opgemaakt. Dat op 15 november de loods bij Suriname-lichtschip aan boord werd genomen en het schip te 13.30 van dezelfde dag te Paramaribo gemeerd lag. Naast de kapitein waren mede verschenen de heren: 1. Jacob Hopman, Eerste stuurman, wonende te Texel in Nederland , 2. Albertus de Keulenaar, Werktuigkundige wonende te Velsen in Nederland, 3. Pieter Visser, Bootsman, wonende te Marken in Nederland’.
De scheepsverklaring werd door notaris Samson, de vier bovengenoemde comparanten* en twee getuigen werkzaam op het notariskantoor ondertekend.
De feiten, precies zoals door oud-kapitein Jaap Hopman aan mij verteld. Voor mij het, toen, naar ik aannam een voorlopig einde in een zoektocht naar gebeurtenissen van lang geleden. Dit bleek niet zo te zijn: tot mijn verbazing volgde het ene brok informatie het andere in rap tempo op.
2006: Adres onbekend. Op 7 mei 2006 werd in een uitzending van het toen uiterst populaire KRO radioprogramma Adres Onbekend op verzoek van ene Bert ten Hoeve aandacht besteed aan de vermissing, op 25 januari 1954, van zijn oudere broer Andries (Dries) ten Hoeve lampenist* aan boord van het vracht-passagiersschip s.s. Cottica van de rederij KNSM. Het schip was onderweg van Amsterdam naar Paramaribo. Plaats van het ongeval: Golf van Biskaje, ter hoogte van Kaap Finisterre. Via de redactie van Adres Onbekend kwam ik in contact met Bert ten Hoeve. We wisselden ervaringen uit met betrekking tot onze vergelijkbare zoektochten. Het contact bleef. Op 10 februari 2009 schreef Bert ten Hoeve, het ontroerende gedicht ’Het gaat nooit over’.
De rug van de hand bedekt met zachte zilte tranen,
ogen gericht op de zee nu zo kalm, vredig en stil.
Herinneringen komen boven uit lang vervlogen jaren,
toen dezelfde zee zo woest was, wreed, en kil
2006 Scheepsdagboek m.s. Kreon, reis no.15, 3 november–8 december 1960’. Ik hoopte meer achtergrondinformatie over het ongeval in het originele scheepsjournaal van deze reis vinden. Al snel werd duidelijk dat deze net als zoveel andere scheeps-journaals van de KNSM was verdwenen. Een enkel exemplaar, evenals andere memorabilia, is mogelijk in privébezit van verzamelaars.
Scheepsjournaal m.s. Kreon uit 1971: helaas niet het door mij gezochte. (Privécollectie) |
Deze mythologische voorstelling ontworpen door Jan Nix hing in de salon van het m.s. Kreon (Privécollectie) |
Scheepsbel m.s. Kreon (privécollectie) |
Toch meende ik na een verdere zoektocht beet te hebben: het hoofd bibliotheek van Het Scheepvaartmuseum Amsterdam wist mij te vertellen dat zich in deze bibliotheek een zogenaamd ’typoscript’ * bevond gebaseerd op het originele scheepsjournaal. Op 17 oktober 2006 kreeg ik dit typoscript onder ogen. Bij het inzien werd mij duidelijk dat dit een door KNSM kapitein J. de Haan in 1961 bewerkte versie van het oorspronkelijke scheepsjournaal was. Het document werd gebruikt op de door de KNSM georganiseerde C.B.O-Zomercursus 1961. Naar alle waarschijnlijkheid was dit een voor het kantoor en overig walpersoneel opgezette cursus, met de bedoeling ’de wal’ bekend te maken met het zeevarende bedrijf. Tot zover niets aan de hand, totdat ik tot mijn verbijstering ontdekte dat ondanks het feit dat de reis van dag tot dag gevolgd werd, het dramatische gebeuren in de nacht van 4 op 5 november volledig was weggelaten. De tere zielen van de ’walslurpen’ *mochten zeker niet geconfronteerd worden met de rauwe werkelijkheid.
Foto: Ed Vermeulen |
2008 ‘Recht zo die gaat’: etalage Boekhandel Den Boer, Baarn, sinds 1887 gevestigd in het prachtige Jugendstil-pand in de Laanstraat. November 2008 verscheen ’Recht zo die gaat’: een dertigtal verzamelde authentieke zeemansverhalen, samengesteld door maritiem fotograaf en publicist Willem H. Moojen. Hierin een dertigtal authentieke zeemansverhalen. Twee van mijn hand: ‘Afscheid’ en ‘Calamares, van studieperikelen tot Bananaboatsong’. De publicatie van ‘Afscheid’ was voor RTVBaarn in februari 2009 aanleiding tot het maken van het een gefilmd interview. Detail: de scheepstros is afkomstig van een Texelse Noordzeekotter. Je rook nog steeds de geur van de zee!
2008: Opvarende a/b m.s. Kreon: na verschijning van het boek ’Recht zo die gaat’, ontving ik een bericht van Ton Kompier (oud) opvarende van de door mij beschreven rampreis van het m.s. Kreon. Zijn letterlijke woorden waren: ’Ik was die reis aan boord met de verdrinking van de leerling. Alleen heb ik er weinig mee te maken gehad, want het was mijn eerste reis als bakzeun* op de Kreon. En ik was tot aan de Azoren zeeziek. Weet wel dat er gezocht is.’ Het bericht werd afgesloten met de woorden: ’Vast mooie kerstdagen, beter dan die in 1960 op weg naar de West’. Warme en begripvolle woorden van een mede (oud) zeeman.
Als de Morgenglans |
2004-2009: Reünie Het Baarnsch Lyceum: op 17 april 2004 en 18 april 2009 vierde ’onze’ school op feestelijke wijze haar respectievelijk vijfentachtig en negentig jarige bestaan met een traditionele grote lustrum Reünie. Een hoogtepunt van de Reünie van 2004 was de verschijning van het herinneringsboek ’Als de morgenglans’.
Trots was ik uitgenodigd te worden een bijdrage aan dit prachtige boek te mogen leveren. In mijn verhaal dat ik als titel meegaf ’Op golven van herinneringen’ legde ik mijn vele herinneringen vast. Ook memoreerde ik de tragische dood door verdrinking van mijn schoolvriend Nico. Het leverde mij een tweetal zeer betrokken en ontroerende reacties op van mede (oud)leerlingen. In aantal gezien niet veel, maar voor mij van onschatbare waarde. Voor de fototentoonstelling van de Reünie van 2009 maakte ik een foto- en tekstcollage, geheel gewijd aan het ongeval. De tentoonstelling werd druk bezocht. In de collage verwerkte ik onder meer het door mij in Buenos Aires ontvangen telegram, artikelen uit de Baarnsche Courant, een oude zeekaart met daarop aangegeven de locatie van de ramp en diverse foto’s. Misschien tegen beter weten in vermeldde ik mijn toenmalige e-mailadres. Helaas géén reacties ontvangen: te lang geleden? Vergeten? Meer kon ik niet doen om de herinnering levend te houden.
Foto en collage: Ed Vermeulen |
Het verhaal van een zoektocht naar feiten rond een tragedie die plaats vond in de nacht van 4 op 5 november 1960. Nu precies zestig jaar geleden. Nooit uit mijn gedachten. Of het boek ooit gesloten wordt?
Bronnen
ANIMO,(Alle Naam Is Maar Onzin) blad van Het Baarnsch Lyceum, Kerst 1960
Baarnsche Courant, vrijdag 8 november 1960.
Beschikking Raad voor de Scheepvaart, plus bijlagen d.d. 16 maart 1961
Scheepsverklaring m.s. Kreon, afgelegd ten kantore van D.A. Samson, notaris te Paramaribo d.d. 16 november 1960
Een aantal gebruikte woorden, gemerkt *, vragen mogelijk om een kleine toelichting:
* Glazen slaan: scheepstijdsaanduiding m.b.v. scheepsbel
* Monsteren: het tekenen van de monsterrol: de lijst waarop alle bemanningsleden vermeld staan.
* Scheepsverklaring: wordt na een bijzondere gebeurtenis a/b in eerstvolgende aangelopen haven opgemaakt
* Porren: wakker maken oftewel wekken
* Bruto Registerton (brt): maat waarin de inhoud van een schip wordt uitgedrukt.
* Stuurboord /bakboord : de rechter- resp. linkerzijde van een schip, kijkend vanaf de brug naar de voorsteven.
* Maize and Barley: mais en gerst.
* 25 de Mayo: dag van de revolutie in Argentinië.
* Viamonte: enorm lange avenida in Buenos Aires.
* Bife de lomo: mals lendenstuk van het rund. Lekkernij, in het bijzonder voor zeelieden met trek! Extra lekker met een spiegelei erbij!
* Incrementum: naam van dependance van Het Baarnsch Lyceum, speciaal opgezet voor de prinsessen Beatrix en Irene.
* Sprinklersysteem: vast aangebrachte brandblusinstallatie.
* Vastgekegd: met houten keggen gezekerd.
* Stand By: (in dit geval) gereed zijn om te manoeuvreren.
* Rondtorn: een draaicirkel van 360 graden maken (rondtornen).
*Comparant: Iemand die voor een notaris of het gerecht verschijnt.
* Typoscript: een met de schrijfmachine vervaardigde tekst.
* Walslurpen: door zeelieden gebruikte spotnaam voor mensen aan de wal (o.a van het rederijkantoor). Soms ook ’walknakkers’ genoemd.
* Bakzeun: ketelbink, bediende in een bemanningsmess. Zijn soms droeve lot wordt ondermeer bezongen in het beroemde lied ’Ketelbinkie’
*Lampenist: opvarende belast met toezicht op verlichting