maandag 11 januari 2021

Baarn op de wereldzeeën: Varen in oorlogstijd

- een varend leven lang scheepsgastvrijheid en de ondergang van het s.s. Simaloer. 

door Ed Vermeulen



Stoomvaart Maatschappij Nederland:
een van Nederlands grootste rederijen ooit

Het verhaal van Baarnaar Laurens Johannes Swart (1891-1977), chef hofmeester bij de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN), over zijn reizen gedurende de oorlogsjaren: begonnen op 19 april 1940 op het m.s. Tanimbar (SMN) en geëindigd in met zijn thuisvaart in juli 1945 per m.s. Salland van de Koninklijke Hollandsche Lloyd (KHL). Een reis die een oorlog lang duurde. 

Ten eerste: dit verhaal kwam op mijn pad, of in nautisch jargon, kruiste mijn koers in het kielzog van een ander, min of meer vergelijkbaar verhaal: "Het varende leven van Baarnaar zeeman/bakker Bertus Fockens". Op de publicatie hiervan in de Baarnsche Courant werd gereageerd door mevrouw Els Swart. Zij vertelde het intrigerende verhaal van het varende leven van haar grootvader Laurens Johannes Swart, die evenals Bertus Fockens, en vele andere Nederlandse zeelieden, in mei 1940 uitvoer om eerst in 1945 of later weer voet aan wal in Nederland te zetten. 

 

Karakteristieke pose:
Chef hofmeester Swart in tropenwit

Ons gesprek markeerde het begin van een zoektocht in het nautische verleden van onze plaatsgenoot.   

Korte familiegeschiedenis: uit het huwelijk van Peter Swart (geb. 28 december 1862, Poortugaal) en Reentje Reinink (geb. 30 november 1863, Assen) worden in Amsterdam vier kinderen geboren, waaronder Laurens Johannes op 22 december 1891. Laurens is drie en een half jaar, een peuter dus nog, wanneer zijn moeder komt te overlijden. Zijn vader hertrouwt in 1896 waarna nog vijf kinderen worden geboren. Over zijn vroege jeugd zijn in de familie nauwelijks tastbare herinneringen voorhanden. Wel staat in het militieregister, een administratief systeem waarin de gegevens van dienstplichtige mannen werden vastgelegd, vermeld dat hij van beroep bakker was.

Naar zee: op enig moment neemt Laurens het besluit te gaan varen. Zijn allereerste monsterboekje, ook wel zeemansboek genoemd, is verloren gegaan maar in het daarop volgende exemplaar, uitgegeven op 24 juni 1938 en nog steeds in familiebezit, staat dat zijn zeemansleven begon in mei 1913. 

Swart’s monsterboekje, een zeemansloopbaan
 die begon in mei 1913 




s.s. Kambangan, Swart’s eerste schip  (Coll. J.G. Nierop)



Werkoverleg: kok Swart (l) en zijn chef

In dit jaar monsterde hij, ongetwijfeld als koksmaat-bakker, aan voor zijn allereerste reis op het in 1911 in de vaart gebrachte s.s. Kambangan van de Amsterdamse rederij Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN). Aansluitend werden nog een drietal reizen op dit schip gemaakt, waarna eind 1915 werd aangemonsterd op het s.s. Bawean. Bijna 30 jaar later zou dit laatste schip voor de kust van Normandië tot zinken gebracht worden teneinde dienst te doen als blokkadeschip bij de landing van de geallieerde troepen op het strand van Arromanches. 

s.s. Bawean: 1914-18 Eerste Wereldoorlog (Coll. J.G. Nierop) 

In deze jaren werd de basis gelegd voor zijn lange loopbaan als kok en uiteindelijk chef hofmeester. Een mooi opgebouwde carrière in scheepsgastvrijheid, waarbij alles er op wijst dat hij zijn gehele varende leven, van 1913 tot en met 1946, bij de SMN in dienst is geweest.                  

Eerste Wereldoorlog: begonnen op 28 juli 1914 woedde in volle hevigheid, ook op zee. De Duitsers hadden op 1 februari 1917 de onbeperkte duikbootoorlog afgekondigd, hetgeen betekende dat ook schepen van neutrale landen, waaronder Nederland, het gevaar liepen getorpedeerd te worden. De grote risicogebieden waren de Noordzee, Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Een spannende en bovenal gevaarlijke tijd voor de toen tweeëntwintig jarige Laurens en zijn medeopvarenden. 

Amsterdam: op 24 november 1921, Swart was toen dertig jaar, trouwde hij met Maria Otgaar, geboren Amsterdam 24 november 1898. Het echtpaar woonde vanaf 1921 op de 2e Kostverlorenkade, nabij de Kostverlorenvaart, en weer later in 1925 op de Pieter Langendijkstraat, beide straten in de wijk Oud West. In de Amsterdamse jaren tussen 1924 en 1928 kreeg het echtpaar Swart drie kinderen (twee dochters en een zoon).

Baarnaars en Barinezen: de zwakke gezondheid van een van de kinderen maakte dat het echtpaar Swart besloot om het stadse leven te verruilen voor het bosrijke Baarn. Hier was hun oog gevallen op een nieuw te bouwen stadsvilla aan de Nicolaas Beetslaan (9) in de nog in ontwikkeling zijnde villawijk ’Pekingpark’. Min of meer op de plek waar ooit de Pekingkom lag.  

 

Voormalige Pekingkom…een gebied in ontwikkeling (Coll. HKB)

25 april 1931: de dag dat het gezin Swart naar Baarn gaat verhuizen, vastgelegd in de boeken van de gemeente Amsterdam. Van Amsterdammer worden Swart, echtgenote Maria en hun drie kinderen ‘Baarnaars’. Alvorens de nieuwe woning te betrekken werd tijdelijk intrek genomen in het grote en vrijstaande huis Dallaan 15, nu Beukenlaan. Op 22 oktober 1931, de dag van zijn derde verjaardag, werd op de Nicolaas Beetslaan door zoon Pieter Cornelis een, nog steeds aanwezige, herinneringssteen aangebracht. 

Foto uit familiealbum: Nicolaas Beetslaan 9 en herinneringssteen
(Foto herinneringssteen: Ton van den Oudenalder, 
https://steen.insteengebeiteld.nl)

In resp. 1932 en 1935 werden hier nog twee zoons geboren. Dat deze in de categorie ’Barinezen’ vielen bleef lang onopgemerkt. 

Op zee: ontelbare keren moet hij op weg naar Indië en op de terugreis naar thuishaven Amsterdam door het in 1869 geopende Suezkanaal, dat de verbinding vormt van de   Middellandse zee en de Rode zee, gevaren zijn. De aankomst in Port Said, de konvooivaart door het kanaal, de ankerplaats op de Bittermeren, maar ook de zonsondergang in de woestijn zullen een onvergetelijke indruk gemaakt hebben. 


   Port Said 1935 haven met m.s. Sibajak en dept. store Simon Arzt 
 oase langs kanaal (Coll. Marty Vermeulen)


Waar de Golf van Suez overgaat in de Rode Zee  (Coll. Ed Vermeulen)  

Hetzelfde geldt voor de talrijke aankomsten in Tandjong Priok, de haven van Jakarta, dat toen nog Batavia heette. 

m.s. Johan van Oldenbarnevelt afgemeerd bij het SMN etablissement te Tandjong Priok,
de haven van Batavia (Jakarta)  (Coll J.G. Nierop)

Een enkel, in de familie gekoesterd, ’Indisch’ object en enkele foto’s in het familiealbum houden de herinnering aan zijn bezoeken aan de Gordel van smaragd levend. 

Japans porselein: ’Oosters souvenir’ voor thuis 

Een in Soerabaja gemaakte foto toont hofmeester Swart aan boord van het m.s. Poelau Tello, daarbij de woorden: ’13 september 1937 hadji controle te Soerabaja’. Hadji’s: pelgrims op weg naar Mekka. Dat dit schip op 27 januari 1942 in Padang, Sumatra, door Japanse vliegtuigen gebombardeerd zou worden en geheel uit zou branden lag nog in de toekomst verborgen.  

m.s. Poelau Tello  (Coll. J.G. Nierop) 

Controle reispapieren hadji’s aan boord m.s. Poelau Tello te Soerabaja 1937 
(Swart resp. links  en 3e van links)

Tweede Wereldoorlog: op vrijdag 10 mei 1940 waren Duitse troepen Nederland binnengetrokken. Aansluitend werd op 14 mei de zetel van de S.M.N formeel verplaatst van Amsterdam naar Batavia. De belangen van de in Nederland geregistreerde rederijen werden inmiddels vanaf 10 mei vanuit Londen behartigd door een instituut dat gedurende de oorlogsjaren bekend stond als ’de Shipping’. Het merendeel van de Nederlandse Koopvaardijschepen werd aan ’de Shipping’ vercharterd. In juni 1940 werd de zogenoemde vaarplichtwet ingevoerd. Hierin werd bepaald dat Nederlandse zeelieden bij wijze van dienstplicht moesten blijven varen of weer gaan varen. Deze wet bleef van kracht tot februari 1946. In deze periode werden verdere persoonsgegevens van Chef hofmeester Laurens Swart vermeld op zijn zog. ’Warrecord’, een door ’de Shipping’ bijgehouden personeelskaart min of meer vergelijkbaar met het monsterboekje. 

Warrecord: vergelijkbaar met monsterboekje

Oorlog op zee: 24 mei 1938, dag van uitgifte van Swart’s tweede en bewaard gebleven monsterboekje. Geeft inzicht in het verloop van zijn vaartijd kort voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Een reeks van exotisch klinkende scheepsnamen passeert de revue: Tawali, Tabinta,Talisse, Tanimbar, Poelau Roebiah, Sembilangan en velen meer. 

 Monsterboekje: een oorlog lang op zee! 

Scheepsnamen ontleend aan locaties in de Indonesische Archipel. Ook grote passagiersschepen met historische namen als Johan van Oldenbarnevelt, Marnix van Sint Aldegonde en als laatste de Oranje staan vermeld. Zeker zes van alle genoemde schepen uit deze tijd werden in de daarop  volgende oorlogsjaren getorpedeerd,  gebombardeerd, waarbij een groot aantal opvarenden een zeemansgraf vond.                       

Lotgevallen hofmeester Swart: dat Swart de oorlog op zee heeft overleefd is een feit, maar hoe dicht ook hij bij een   tragische afloop is geweest is lang onduidelijk gebleven. In de naoorlogse jaren werd door Swart maar mondjesmaat verteld over zijn jaren op zee. Met uitzondering misschien van één verhaal, in de familie bekend als de herinnering aan "opa Swart dobberend in een bootje op de oceaan". De impact die dit betrekkelijk vage maar wel in de herinnering gebleven verhaal op het leven van Swart gehad moet hebben werd duidelijk tijdens het verzamelen van de feiten voor ons verhaal. Wat is het geval? Het vergelijken van de lange lijst met scheepsnamen in zowel monsterboekje als ook warrecord geeft een goed inzicht in de schepen waarop Swart in de oorlogsjaren heeft gevaren. Beide lijsten vertonen een nagenoeg gelijk opgaand beeld. Tot in maart 1941 in Nederland alsook in Indië in een krantenbericht een bemanningslijst van het s.s. Simaloer, een van de oudere vrachtschepen van de rederij, verscheen met daarop de naam van hofmeester Swart. 


Krantenberichten ondergang s.s. Simaloer:
Swart’s naam duikt op!  Bron: Delpher



s.s. Simaloer, een van de oudere schepen van de SMN   (Coll. J. G. Nierop)

Het betrof hier een reis die begonnen was op Sumatra op 20 november 1940. Deze reis is echter in de eerder genoemde documenten, monsterboekje en warrecord, niet terug te vinden. Dat het antwoord op deze merkwaardige omissie mogelijk negenenzeventig jaar (!) na dato boven water is gekomen zou in de categorie: ’te mooi om waar te zijn’ niet misstaan hebben. Een zin uit een recent gesprek tussen Swart’s kleindochter en een ouder familielid bevat naar het schijnt de sleutel tot dit mysterie: ’Opa zou met een schip naar zee, kreeg wellicht onenigheid met zijn kapitein. Hij zou toen zijn overgestapt op een ander schip. Dit schip, de Simaloer, werd getorpedeerd en is vervolgens gezonken, maar Opa overleefde deze tragedie. Het schip waarop hij niet is meegegaan is later ook getorpedeerd en gezonken’. Mondelinge overlevering in optima forma! 


 Ondergang m.s. Tanimbar (Coll. J.G. Nierop)  

De feiten: op 19 april 1940 wordt door Swart, zoals vastgelegd in zijn monsterboekje en bekrachtigd met een naamstempel met daarop de naam S.P. Meermans, officier Gouvernements marine en havenmeester in Ned. Indië, aangemonsterd op het ms. Tanimbar, een reis die volgens het warrecord zou duren tot 19 maart 1941. Wat echter bij deze reis in zowel het monsterboekje als ook in het warrecord ontbreekt is een uiteindelijke datum van afmonstering. Een mogelijke door Swart in november 1940 gemaakte en niet vastgelegde overstap van de Tanimbar naar de Simaloer zou de verklaring kunnen zijn voor deze opmerkelijke gang van zaken! Van de Tanimbar is bekend dat het, ruim een jaar later, in juni 1942, in de Middellandse zee door vliegtuigen is getorpedeerd en is gezonken.

Deze door mij gedane aannames zouden uiteindelijk door kleindochter Els Swart, na diepgravend onderzoek in een groot aantal archieven, tot sluitend bewijs worden omgetoverd!               

s.s. Simaloer: op 20 november 1940 onder kapitein J. Droste, met een volle lading tropische producten vertrokken vanuit Sumatra naar Engeland. Via de Kaap werd naar Freetown, Sierra Leone gevaren en vandaar op 30 januari 1941 in konvooi richting Engeland. Door sterke aangroei van het schip werd bovenmatig veel brandstof (kolen) gebruikt. Kapitein Droste meldde de konvooileiding dat hij genoodzaakt was op de Azoren te gaan bunkeren. Dit gebeurde op 18 en 19 februari in de havenplaats Horta op het eiland Faial. Het konvooi had inmiddels haar weg naar de uiteindelijke  bestemming vervolgd. Via de Britse consul op de Azoren werden orders ontvangen om de reis naar Schotland alleen varend af te leggen. In de morgen van 2 maart, nog slechts 160 mijl van Oban, een RAF basis aan de Schotse westkust, kreeg de Simaloer drie luchtaanvallen door de Duitse Luftwaffe te verduren. Hierbij kwamen twee  Chinese stokers, Yip Fook Lin en Lai Wah, om en werd zware schade aan het schip werd toegebracht. 

Ondergang s.s. Simaloer in woord en beeld (Bron Delpher)

Een tegenactie was onmogelijk aangezien het schip als bewapening een 10 cm-kanon tegen oppervlakte doelen had maar géén luchtafweergeschut. Een bom, van naar schatting 500 kg, bleef onontploft in een voorbunker liggen. Uiteindelijk kon kapitein Droste niet anders doen dan na de derde aanval als 'witte vlag' een laken laten hijsen als teken van overgave. Het Duitse vliegtuig seinde daarop dat men het schip moest verlaten. De 69 overgebleven opvarenden (15 Europeanen, 6 Javanen, 25 Laskaren en 23 Chinezen) brachten zich vervolgens met twee sloepen in veiligheid. De sloep o.l.v. kapitein Droste trachtte later naar het schip terug te keren, doch tegen de wind en zee in lukte dit niet. De tweede sloep, onder leiding van 2e stuurman Schunselaar, was in de buurt van de Simaloer gebleven en werd door een Brits vliegtuig opgemerkt. Dit dirigeerde het Schotse m.s. Clan Cameron in de richting van de schipbreukelingen, die vervolgens werden opgepikt. De gezagvoerder besloot om met zijn eigen motorsloep naar de Simaloer te varen, teneinde na te gaan of er nog meer overlevenden waren. Met enkele van zijn eigen officieren, samen met een viertal Nederlanders, t.w. 2e stuurman Schunselaar, 3de stuurman Julsing en twee machinisten, voer hij naar de nog steeds drijvende Simaloer. 


s.s. Simaloer: slachtoffer van de oorlog op zee  (Coll. Vancouver Archives Public Domain)

Deze bleek met uitzondering van de lichamen van de beide omgekomen Chinese bemanningsleden geheel verlaten. De Schotse kapitein wilde de onontplofte bom over boord zetten. Voor dit uiterst riskante karwei meldden zich slechts twee vrijwilligers, hijzelf en stuurman Schunselaar. De mannen zagen echter geen kans deze klus samen te klaren, waarna besloten werd de Simaloer te verlaten. Op 4 maart werden de mannen uit de sloep van de 2e stuurman veilig in Liverpool afgeleverd. Kapitein Droste had inmiddels besloten te trachten met zijn boot, zeilend en roeiend, de Schotse kust te bereiken. Dertig van de negenendertig man in deze sloep waren Aziaten: volgens een na de redding opgemaakt verslag over het algemeen slechte roeiers en bovendien nu volkomen apathisch, zodat men weinig opschoot en het voornamelijk van het zeil moest hebben. Na ruim twee etmalen, werd de sloep in de middag van 4 maart, niet ver van de kust gevonden door een IJslandse trawler, die de schipbreukelingen opnam en gastvrij verzorgde. De volgende dag konden allen in het Engelse havenplaatsje Fleetwood aan land gaan. 


Legendarische sleepboot Schelde schoot tevergeefs te hulp. (Coll. J. G. Nierop)

Sleepboothulp: de Nederlandse sleepboot Schelde en een Engels korvet werden op 3 maart door de Admiralty naar de plek des onheils gestuurd, maar konden eenmaal aangekomen niets meer uitrichten: de Simaloer was op 4 maart gezonken. In dezelfde maand werden nog drie Nederlandse schepen door vliegtuigen vernietigd. 

Navigare necesse est: voor Swart en zijn medeopvarenden geen tijd om langdurig bij te komen van de doorstane ontberingen. Er moest immers een oorlog gewonnen worden en dit betekende dat er nog dikwijls gemonsterd en weer gevaren werd. De lange lijst met scheepsnamen vermeld in de monsterboekjes getuigt hiervan. Hoe Swart zelf aankeek tegen de oorlog op zee en de daarbij behorende geestelijke belasting van de zeelieden laat zich lezen in één van de weinige, aan een familielid gestuurde en bewaard gebleven brieven.


Brief gestuurd vanuit New York naar familie in Nederland 

’King Neptune rides the air’: tijdens zijn reizen van en naar het verre oosten is Swart ontelbare keren de evenaar gepasseerd. Deze passage is onder normale omstandigheden een goede reden voor Neptunus, de god van de zee, om aan boord te komen en de zeelui die dit voor het eerst meemaken feestelijk en dikwijls ook hardhandig te dopen. Het zal Swart zeker ook overkomen zijn. Van één van zijn latere passages is een tastbare herinnering overgebleven: in een op 4 juli 1941 gedateerd certificaat is vastgelegd dat L. J. Swart op deze datum de evenaar is gepasseerd in flying boat Coriolanus, een door Quantas Empire Airways geëxploiteerd type watervliegtuig. 

Neptunus spreekt: passage evenaar!

Flying boat Coriolanus (Coll. Aussieairliners.org)

In Soerabaya afgemonsterd van het m.s. Johan van Oldenbarnevelt vloog hij met vlucht WS 100 naar Singapore om op 8 juli aan te monsteren  op het m.s. Marnix van St. Aldegonde. Beide schepen waren inmiddels ingericht voor het vervoer van geallieerde troepen. 

Margrietspeld: symbool van de
 Nederlandse koopvaardij
 in oorlogstijd.

Zorg voor gezinnen van zeelieden:
in dit verhaal is aandacht voor de gezinnen van de zeelieden die tijdens de WO2 voor de geallieerden voeren zeker op zijn plaats. Zij bleven in NL achter zonder hun kostwinner in hun nabijheid te hebben. Maar financieel en ook maatschappelijk gezien werden zij zeker niet in de steek gelaten. In eerste instantie bleven de rederijen, waar dat mogelijk was, de gages via eerder opgemaakte maandbrieven gewoon doorbetalen. Vanaf oktober 1941 kreeg men op last van de Duitsers, echter geen bedragen meer in handen die hoger waren dan de gebruikelijke toelagen van Maatschappelijk Hulpbetoon, de toenmalige bijstand. Deze gezinnen konden, als dat nodig was en indien zij dit wilden, wel in aanmerking komen voor een aanvullende uitkering uit het illegale fonds de Zeemanspot, dat ontstond op initiatief van de in Nederland  achtergebleven HAL kapitein Abraham Filippo, later opgegaan in het Nationaal Steunfonds (NSF). De bedragen die daaruit werden verstrekt hadden echter het karakter van een voorschot en moesten na de bevrijding worden verrekend met het deel van de gages dat in de oorlog niet was uitbetaald en meestal op een buitenlandse bank stond. Ook het in de oorlogsjaren opgerichte Prinses Margrietfonds deed goed werk, met name op maatschappelijk terrein.   

Dankbetuiging na geboorte Prinses Margriet 19 januari 1943 

Het belastte zich tijdens de oorlog in Engeland en daarna in Nederland met de begeleiding van ziek of gewond geraakte zeelieden. Dit Fonds was ook in Baarn actief. Daarbij ging het niet alleen om maatschappelijke, maar ook om financiële steun. Uit het archiefonderzoek is inmiddels gebleken dat ook de echtgenote van Swart en haar gezin financiële ondersteuning ontvangen via de Zeemanspot of het NSF. Zeker is dat mevrouw Swart en haar gezin in maart 1941, mogelijk onder invloed van de ook voor hen verslechterde financiële situatie, van de vrijstaande villa op de Nicolaas Beetslaan zijn verhuisd naar een eenvoudiger onderkomen op het adres Hoofdstraat 25 (*). Hier vonden meerdere gezinnen een plek om te wonen.

De oorlog voorbij: zijn laatste reizen onder oorlogsomstandigheden maakte Swart met het m.s. Tabian in de periode juni 1944 - juni 1945. Na een kort verblijf in New York ging hij als passagier met het m.s. Salland van de Amsterdamse rederij KHL in juli 1946 richting thuishaven Amsterdam. Nog diezelfde maand werd hij in Baarn herenigd met zijn echtgenote en gezin en vanaf dit moment was Hoofdstraat 25 ook zijn thuis. Of de kinderen hun vader bij thuiskomst na de lange afwezigheid herkend hebben? In de familie gaan hierover verschillende verhalen. Dat een ieder zijn of haar plek in het gezin moest hervinden was duidelijk. Er volgt een periode van buitengewoon verlof, het zog. Kerstens verlof, genoemd naar de hiervoor verantwoordelijke minister P. A. Kerstens, met aansluitend een reis op het m.s. Jutlandia, havendienst op diverse schepen, en nog een laatste reis als hofmeester met het trotse passagierschip Oranje, waarop hij op 19 juli 1946 in Amsterdam aankomt. Nu voorgoed. Zowel hofmeester Swart als zijn laatste schip, de Oranje, hebben de oorlog overleefd. Tegen welke prijs?

Oranje kwartet: état-major m.s. Oranje: chef-hofmeester
Laurens J. Swart was één van hen
(Coll. Ed Vermeulen)


Sluizen IJmuiden: thuisvaart
 m.s. Oranje 1946 (Coll. Ed Vermeulen)  



Affiche m.s. Oranje uit 1939: ontwerp Jean Walthier
(Coll. Ned. Historisch Scheepvaartmuseum)

Om de tijd tot zijn op handen zijnde pensioen vol te maken verrichtte Swart havendienst en werkzaamheden in het grote SMN magazijn in Amsterdam. Deze periode is in de herinnering van de familie opgeslagen als: ’Vader ging zilverpoetsen in Amsterdam’

Een verleden van een eeuw:
geschenk van rederij SMN

Pensioen volgt in 1947, ook het jaar dat het Buitengewoon Pensioen Zeelieden-oorlogsslachtoffers werd ingevoerd. Omdat ook drie van hun kinderen werkten en leerden in Amsterdam leek het om praktische en financiële redenen handig om dichter bij Amsterdam te gaan wonen. De keuze viel op Vinkeveen, waar het gezin in september 1947 naar toe verhuisde. In juli 1949 volgde opnieuw een verhuizing: terug naar het vertrouwde Baarn. Via Torenlaan, Acacialaan, Sophialaan en Bremstraat vond het echtpaar Swart in 1974 een laatste veilige haven op Kuyperlaan 19. Zijn grootste liefhebberij: bakken en koken. Zijn Paas-en kerstbroden waren onovertroffen evenals zijn legendarische kroketten. Een met zijn echtgenote gedeelde liefhebberij: ook zij was een voortreffelijk kookster. 

Bij KODA gemaakt houten speelgoed  (Coll. Leen Bakker)

Soms hielp Swart bij KODA(**), de door Frits Köhler geleide en nu sinds lang verdwenen houtfabriek aan de Acacialaan, bekend van (houten) speelgoed en andere producten en weer later was hij vaak te vinden in de groentewinkel van schoonzoon, Melis van Twillert, op de hoek Javalaan-Noorderstraat. 

Melis van Twillert: groente en fruit (Coll. Fam van Twillert)

Ruim dertig jaar na zijn afscheid van de zee overleed oud chef-hofmeester S.M.N Laurens Johannes Swart op 10 november 1977 op de leeftijd van bijna zesentachtig jaar. In  het overlijdensbericht getuigen de woorden: ’De Heer is mijn Herder. Mij ontbreekt niets. Ps. 23.’, van zijn rotsvaste geloof.

Overlijdensbericht L. J. Swart
(Archief Baarnsche Courant)


De begrafenis vond plaats op de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Wijkamplaan, Ook zijn weduwe Maria Otgaar vond hier haar laatste rustplaats. Zij overleed op 13 februari 1989. 

Als laatste: de Stoomvaart Maatschappij ’Nederland’ heeft bestaan van 1870 tot 1970: De eeuw van de Nederland. De loopbaan van Laurens J. Swart bij de SMN duurde van 1913 tot 1947, de eeuw van chef-hofmeester Swart! Een werkend leven op zee.    

De eeuw van de Nederland  (Foto: Ed Vermeulen)

Nawoord: vanuit het in april 2020 ontstane contact met  Els Swart, kleindochter van hofmeester Swart, werd, in de veronderstelling dat deze Baarnse familie mij onbekend was,  de kiel van dit verhaal gelegd. Op enig moment vertelde zij mij echter dat haar vader, de in 1932 in Baarn geboren Laurens Johannes Swart jr., Louk werd genoemd. De naam Louk Swart en het feit dat haar vader actief was in de Hervormde Gemeente van de Pauluskerk bracht bij mij een herinnering naar boven. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was ik een trouw bezoeker van de zondagsschool onder leiding van de alom gekende en gerespecteerde mej. Van Garderen uit de Kerkstraat. De bijeenkomsten werden gehouden in o.a. de Pauluskerk (ingang rechts van de toren) en het Gebouw voor Christelijke Belangen in de Parkstraat (hoek Leestraat) (*). 

Gebouw Christelijke Belangen (Coll. Groenegraf.nl) 

In dit nu reeds lang verdwenen gebouw had ik een jaar in het zondagse klasje van ’meester Louk’ gezeten. De toevalligheden van het leven!

(*)   Hier is nu de supermarkt COOP gevestigd.

(*)   Nu gezondheidscentrum De Plataan

(*)  Nu Amalia-Astro school

Dank aan Els Swart voor het verhaal en het diepgaande archiefonderzoek. Zonder haar inbreng had dit verhaal niet geschreven kunnen worden.
Dank aan John Kappers voor het boven water halen van diverse krantenberichten.
Alle foto’s familiearchief Swart , tenzij anders aangegeven.

Bronnen:   

  • Familiearchief Swart
  • Nationaal Archief en Nationaal Instituut voor Militaire Historie, beiden Den Haag
  • K.W.L. Bezemer: Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog, uitgave Elsevier 1986
  • A.J.J. Mulder e.a. De eeuw van de Nederland, uitgave Asia Maior 2003     

 

Ed Vermeulen (1942)









Dit verhaal verscheen op maandag 11 januari 2021 in de Baarnsche Courant  in de rubriek

  ’Vandaag is morgen alweer gisteren (bruggetjes naar vroeger)’

Deze rubriek is een samenwerking tussen de Historische Kring Baerne en Groenegraf.nl    

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op.
 Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter

Geïnspireerd geraakt door onze oud Baarn-verhalen? 
Kom in actie en deel ook uw herinneringen op Groenegraf.nl.