donderdag 3 januari 2019

Een vereniging als sociëteit in Baarn 1865 - 1990 Deel 3


Recentelijk kwam ik een boekje tegen wat iets vertelde over: "Een vereniging als sociëteit 1865 - 1990".  Het gaat hierbij om een sociëteit uit Baarn. Hierbij deel  3 (1-3).
                                                         ************************ 
De Tweede Wereldoorlog betekende een volgende klap voor de sociëteit. Samen met de nieuwgekozen voorzitter ir. G. F. Wittewaal kon men aanvankelijk nog bijeenkomsten houden, al zal het animo daarvoor niet bijster groot geweest zijn vanwege de be­staande avondklok en drankendistributie. Op 12 maart 1942 kwam van de Commissaris voor niet-commerciële Verenigingen trou­wens het bericht dat de sociëteit net als al haar collega-instellingen ontbonden was verklaard. Vanaf 1 mei daarop werd het gebouw door de Duitsers gevorderd, maar waarschijnlijk was het te klein om hen te kunnen dienen, want zij verlieten het negen maanden later weer. Eerder, op 16 juli 1942, had de gemeente het gebouw van de Commissaris voor niet-commerciële Verenigingen voor f 5500 overgenomen, wat precies het bedrag was dat W. Jiskoot nog als hypotheek had lopen. Vanaf 5 april 1943 ten slotte zetelde Publieke Werken aan het Stationsplein.
* * *
Na de bevrijding kon de sociëteit nog één keer de schaduwraad van Baarn worden. In de dagen na Dolle Dinsdag, toen duidelijk werd dat de Duitse bezetting haar einde naderde, was het sociëteitslid W. Bos, importeur van kurk, door de plaatselijke verzetsbeweging gevraagd de terugkeer naar het nor­male bestuur voor te bereiden. Bos zorgde ervoor dat burgemeester Van Reenen op 7 mei 1945 feeste­lijk werd ingehaald, maar in september daarop diende Van Reenen om onbekende reden zijn ont­slag in. Totdat de nieuwe burgemeester, mr. Van Beeck Calkoen, in maart 1946 werd benoemd, fun­geerde Bos als waarnemer. In die functie kon hij de teruggave van het sociëteitsgebouw regelen, die op 7 augustus 1947 een feit werd. W. Jiskool bleek bereid hiervoor zijn oude hypotheek te hervatten. Bos, in­middels ook tot het bestuur van de sociëteit toegetreden, bracht vervolgens samen met zijn collega A.J.M. Sterneberg de gelden op om de inrichting te herstellen. De oude tijden leken te zijn teruggekeerd toen Bos en Sterneberg alle oud-illegale werkers van Baarn en omstreken voor een diner op de sociëteit uitnodigden, waarvan een fotografische getuigenis nu nog naast de schoorsteen prijkt.
* * *
Toch was de sociëteit veranderd. Een gestationeerd generaal van het Amerikaanse leger had met succes het pokeren om geld geïntroduceerd, waaruit een pokerclub voortkwam die jarenlang stand zou houden. Ook een 'ordinaire' drank als bier werd steeds vaker geschonken. Los daarvan was er steeds minder drukte in de sociëteitslokalen. Vermoedelijk was tij­dens de Duitse vordering de kegelbaan onklaar ge­raakt, terwijl het instituut van de leestafel geleidelijk aan betekenis inboette doordat er geen leden meer waren die urenlang op de sociëteit wilden rondhan­gen. Voor de toekomst school hierin een onmisken­baar gevaar.
Om het sociëteitsbezoek te stimuleren hield men in 1949 voor het eerst een bridgedrive met dames - een paleisrevolutie, zonder meer - en onder voorzitter P. Mourer, die in 1950 aantrad, zouden de dames zelfs aparte avondjes krijgen, al werd dit geen blij­vend succes. Ook werd in 1951 een tweede biljart geplaatst en begon men weer lezingen te organise­ren, terwijl de Sternebergs via hun Conimex-fabriek jaarlijks voor nasi goreng-avondjes zorgden. Dit al­les hielp niet. Omdat ook de tijd voorbij was dat be­grotingstekorten automatisch door de leden werden aangezuiverd, draaide de sociëteit voor het eerst in haar bestaan met verlies. Verhoging van de contri­butie, die nog steeds f 40 bedroeg, durfde men niet aan, omdat men vreesde dat niet-verschijnende leden daarin aanleiding zouden vinden hun lidmaatschap op te zeggen. De nood was op een gegeven moment zo hoog dat kastelein Maters werd aangeraden een nevenbetrekking te zoeken. Tragisch werd het toen Maters geen nevenbetrekking vond en met een sala­risverlaging genoegen moest nemen. In 1956 ging het bestuur ten slotte om en stelde een contributie­verhoging van f 10 voor waarvan de helft voor Ma­ters werd bestemd.
Intussen drong voorzitter Mourer aan op de wer­ving van nieuwe leden. Het ledental (in de jaren vijf­tig gemiddeld 58 werkende en 8 buitenleden) was weliswaar niet al te drastisch gedaald, maar het was duidelijk dat men tegenwoordig met meer mensen moest zijn om het oude niveau van service te kun­nen handhaven. Hoe kreeg men meer leden? Het bleek dat veel jongeren die voor het lidmaatschap in aanmerking kwamen, zich nauwelijks tot het soosle­ven aangetrokken voelden. Weliswaar werden de of­ficiële werktijden weer korter, maar ter ontspanning koos men nu in eerste instantie voor sport of voor een serviceclub, terwijl ook de radio (en later de te­levisie) de sociëteit ging beconcurreren. Een even ongrijpbaar als doordringend verschijnsel was dat het moderne gezinsleven van mannen een steeds ho­gere inzet eiste.
Met het oog op de verminderde belangstelling sug­gereerde Sterneberg de ballotage, waarvoor in 1948 juist een aparte commissie was gevormd, helemaal af te schaffen. Anderen pleitten althans voor een ver­lichting van de ballotage. Tijdens een heftig debat in 1952 viel de deur voorlopig in het slot: De 'Vereeni­ging' was een heerensociëteit en mocht nimmer een burgersociëteit worden.
Men stond kortom voor het probleem waar alle so­ciëteiten na de oorlog voor kwamen te staan: enerzijds steeds hogere lasten, anderzijds een uitstervend groepje verstokte soosbezoekers, dat weinigen meer tot bun levensstijl kon overhalen. Honderden socië­teiten zouden hieraan op den duur te gronde gaan zeker wanneer zij toch niet over een eigen behuizing beschikten en dus geen verplichtingen hadden. De Vereeniging daarentegen bezat althans enkele voor­delen die een overleving binnen bereik brachten. Het gebouw was betaald en drukte vanwege zijn omvang niet al te zwaar op de lopende begroting en bovendien was de sociëteit niet verdeeld in tafeltjes en subgroepjes, zodat men de uitdagingen van de toe­komst gezamenlijk tegemoet kon treden.
Een eerste oplossing bood de uitbesteding van het pand aan derden gedurende enkele avonden per week. Dit had wel wat voeten in de aarde! In 1952 meldde zich als potentiële huurder een 'mid­denstandsvereniging' aan, 't Peerd. Het bestuur rea­geerde niet afwijzend, maar voorzag diverse moei­lijkheden. Om te beginnen bepaalde de Drankwet dat een sociëteit haar gunstige belastingtarief kwijt­raakte als ook niet-leden van haar lokaal gebruik maakten. Een bezoekje aan De Unie in Hilversum leerde dat men met het oog hierop het begrip buitengewone leden in de statuten moest introduceren. Aldus geschiedde, maar buitengewone leden waren desondanks leden, en daar was men toch enigszins huiverig voor. Mourer zag zich verplicht 't Peerd bij het begin van de huur in 1955 een uitgebreide ge­dragscode voor te schrijven: Het was niet de bedoe­ling dat er 'uitsluitend voor amusement' muziek in het sociëteitslokaal zou worden gemaakt en er mochten in geen geval 'versieringen' worden opge­hangen. Ongetwijfeld stamde dit alles uit een ver verleden, waarin de sociëteit soms nog leek te dom­melen. Nota bene: in 1948 was in een statutenwijzi­ging nog eens een oude zinsnede bevestigd dat er nimmer op de sociëteit iets ter tafel mocht worden gebracht buiten voorkennis en goedkeuring van de Voorzitter!
Nadat 't Peerd was binnengehaald konden andere verenigingen zoals de Rotary en Probus volgen, waarmee een vaste bron van inkomsten werd ver­worven en ook de omzet van de kasteleins werd gespekt. Een andere oplossing werd tijdens het voor­zitterschap van Mourer niet meer bereikt, net zomin als onder zijn opvolger drs. E.B.W. Schuitema, die tussen 1964 en 1966 ad interim fungeerde. Schui­tema was wel degene die een nieuwe obligatielening uitschreef en voor een grondige modernisering van het pand zou zorgen waarbij het zijn huidige aan­zien kreeg van witte muren, groen geschilderd houtwerk, een strakke serre en een Zwitsers chalet-dak zonder wind borden.
Het was uiteindelijk E.M.R. Mohr, die de grote doorbraak bewerkstelligde. Bij zijn aantreden in 1966 telde de sociëteit iets meer dan zestig leden, bij zijn aftreden in 1974 bijna honderdvijftig leden. Ook was de contributie tussentijds van f 50 tot f 120 ver­hoogd. Onmiskenbaar waren de toelatingseisen nu verruimd en telde niet langer geld en status maar ook fatsoen en geestelijke inbreng, al hield men vast aan het vraagkarakter, dus aan de befaamde conge­nialiteit.
De rest van de geschiedenis is snel verteld. Mohr werd opgevolgd door B. Schoute en na kastelein Maters kwam Van den Eshof, die enige tijd in de grote zaal op een veldbed bivakkeerde omdat Maters nog geen andere woning had gevonden.
Toen Van den Eshof plotseling overleed en men het niet over een nieuwe kastelein eens kon worden, sprongen enkele leden in, onder aanvoering van A.J. de Vries. In 1972 verscheen een heuse gerant, Radix, die bereid bleek 'herendiners' te serveren, wat een doorslaand succes werd. De democratische jaren ze­ventig kenmerkten zich verder door de afschaffing van de academische titels, al hield men uitdrukkelijk vast aan een vermelding van 'de heer' in de notulen.


Sociëteitsleden voor hun gebouw aan het begin van de 20ste eeuw.
Ook werd er een stevige strijd gevoerd voor een bar, waarvoor een biljart zou moeten worden opgeofferd, maar waartegen de zittende ouderen bezwaar maakten, omdat er op die manier 'een sociëteit in een so­ciëteit' zou ontstaan: zij bewezen dat het biljart niet gemist kon worden door het tegen heug en meug te bespelen zodra jongeren keken. Een constante factor was al die tijd secretaris J.J.A.C. Bijleveld, die op twee stoelen gezeten eenieder kon vertellen hoe hij het beste met de trein van Barcelona naar Sevilla of van Stavanger naar Stockholm kon reizen ...

* * *
De restauratieve jaren tachtig brachten eindelijk de rust die bij een sociëteit hoort. Gérant Radix werd opgevolgd door kastelein C. Teeken en voorzitter Z.W. van Wulfften Palthe wist sinds zijn start in 1982 het ledental op honderdzeventig te brengen (en de contributie op f 260). Zo langzamerhand tekende zich een nieuw evenwicht voor de sociëteit af. Een groot aantal van de villa's waaraan Baarn zijn op­komst dankte was inmiddels weer afgebroken en vervangen door appartementsgebouwen en bunga­lows voor het groeiend aantal uitgetredenen dat sinds de invoering van de AOW en de VUT aan het ontstaan is. Met name de uitgetredenen die zich nieuw in Baarn vestigden zouden naar de sociëteit trekken. Tegelijkertijd was er binnen de gemeente ruimte gecreëerd voor kantoren en bedrijven die de randstad ontvluchtten, waarmee jonge managers hier naartoe kwamen die via de sociëteit met het dorp vertrouwd konden raken.
Aldus zorgde zowel de vergrijzing als de verjonging voor een nieuwe functie van de Vereeniging, of zo men wil, een hervatting van de oude functie: gezel­ligheid als noodzaak. Niet voor niets werd het 125-jarig jubileum in 1990 op grootse wijze gevierd: een receptie in september, een aangekleed herendi­ner in oktober en een stijlvol souper in Slot Zeist in november. Dat de sociëteitsformule als nooit tevo­ren leeft blijkt uit de recentelijke oprichting in het sociëteitsgebouw van een vrouwelijke evenknie, ge­naamd Amitié! Man emancipeert alom.
 
het 125-jarig jubileum in 1990
Bronnen:
Tekst: J.L de Jager
Zetwerk, druk en ontwerp: Drukkerij Bakker
Foto's: C. v.d. Steeg, Gemeentearchief Baarn, Oudheidkamer Baarn, Drukkerij Bakker en M. Veldhuysen.
Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door bij­dragen van de Lustrumcommissie der Sociëteit, de heer J.H. Tromp Meesters, de M.C. Escber Stichting (Corden Art B.V.) en Drukkerij Bakker.

Met dank aan J.H. Tromp Meesters voor het initiatief en de volhardende begeleiding en aan B. Schoute, P.A.M. Sterneberg, A.J. de Vries en Z.W. van Wulfften Palthe voor de informatie. 

Geplaatst door L.J.A.Bakker

http://www.grijsvuur.nl

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter