Recentelijk kwam ik een boekje tegen wat iets vertelde over: "Een vereniging als sociëteit 1865 - 1990". Het gaat hierbij om een sociëteit uit Baarn. Hierbij deel 3 (1-3).
************************
De Tweede Wereldoorlog betekende een volgende klap voor de sociëteit. Samen met de nieuwgekozen voorzitter ir. G. F. Wittewaal kon men aanvankelijk nog bijeenkomsten houden, al zal het animo daarvoor niet bijster groot geweest zijn vanwege de bestaande avondklok en drankendistributie. Op 12 maart 1942 kwam van de Commissaris voor niet-commerciële Verenigingen trouwens het bericht dat de sociëteit net als al haar collega-instellingen ontbonden was verklaard. Vanaf 1 mei daarop werd het gebouw door de Duitsers gevorderd, maar waarschijnlijk was het te klein om hen te kunnen dienen, want zij verlieten het negen maanden later weer. Eerder, op 16 juli 1942, had de gemeente het gebouw van de Commissaris voor niet-commerciële Verenigingen voor f 5500 overgenomen, wat precies het bedrag was dat W. Jiskoot nog als hypotheek had lopen. Vanaf 5 april 1943 ten slotte zetelde Publieke Werken aan het Stationsplein.
* * *
Na de bevrijding kon de
sociëteit nog één keer de schaduwraad van Baarn worden. In de dagen na Dolle
Dinsdag, toen duidelijk werd dat de Duitse bezetting haar einde naderde, was
het sociëteitslid W. Bos, importeur van kurk, door de plaatselijke
verzetsbeweging gevraagd de terugkeer naar het normale bestuur voor te
bereiden. Bos zorgde ervoor dat burgemeester Van Reenen op 7 mei 1945 feestelijk
werd ingehaald, maar in september daarop diende Van Reenen om onbekende reden
zijn ontslag in. Totdat de nieuwe burgemeester, mr. Van Beeck Calkoen, in
maart 1946 werd benoemd, fungeerde Bos als waarnemer. In die functie kon hij
de teruggave van het sociëteitsgebouw regelen, die op 7 augustus 1947 een feit
werd. W. Jiskool bleek bereid hiervoor zijn oude hypotheek te hervatten. Bos,
inmiddels ook tot het bestuur van de sociëteit toegetreden, bracht vervolgens
samen met zijn collega A.J.M. Sterneberg de gelden op om de inrichting te
herstellen. De oude tijden leken te zijn teruggekeerd toen Bos en Sterneberg
alle oud-illegale werkers van Baarn en omstreken voor een diner op de sociëteit
uitnodigden, waarvan een fotografische getuigenis nu nog naast de schoorsteen
prijkt.
* * *
Toch was de sociëteit
veranderd. Een gestationeerd generaal van het Amerikaanse leger had met succes
het pokeren om geld geïntroduceerd, waaruit een pokerclub voortkwam die jarenlang
stand zou houden. Ook een 'ordinaire' drank als bier werd steeds vaker
geschonken. Los daarvan was er steeds minder drukte in de sociëteitslokalen.
Vermoedelijk was tijdens de Duitse vordering de kegelbaan onklaar geraakt,
terwijl het instituut van de leestafel geleidelijk aan betekenis inboette
doordat er geen leden meer waren die urenlang op de sociëteit wilden rondhangen.
Voor de toekomst school hierin een onmiskenbaar gevaar.
Om
het sociëteitsbezoek te stimuleren hield men in 1949 voor het eerst een
bridgedrive met dames - een paleisrevolutie, zonder meer - en onder voorzitter
P. Mourer, die in 1950 aantrad, zouden de dames zelfs aparte avondjes krijgen,
al werd dit geen blijvend succes. Ook werd in 1951 een tweede biljart geplaatst
en begon men weer lezingen te organiseren, terwijl de Sternebergs via hun
Conimex-fabriek jaarlijks voor nasi goreng-avondjes zorgden. Dit alles hielp
niet. Omdat ook de tijd voorbij was dat begrotingstekorten automatisch door de
leden werden aangezuiverd, draaide de sociëteit voor het eerst in haar bestaan
met verlies. Verhoging van de contributie, die nog steeds f 40 bedroeg, durfde
men niet aan, omdat men vreesde dat niet-verschijnende leden daarin aanleiding
zouden vinden hun lidmaatschap op te zeggen. De nood was op een gegeven moment
zo hoog dat kastelein Maters werd aangeraden een nevenbetrekking te zoeken.
Tragisch werd het toen Maters geen nevenbetrekking vond en met een salarisverlaging
genoegen moest nemen. In 1956 ging het bestuur ten slotte om en stelde een
contributieverhoging van f 10 voor waarvan de helft voor Maters werd bestemd.
Intussen
drong voorzitter Mourer aan op de werving van nieuwe leden. Het ledental (in
de jaren vijftig gemiddeld 58 werkende en 8 buitenleden) was weliswaar niet al
te drastisch gedaald, maar het was duidelijk dat men tegenwoordig met meer
mensen moest zijn om het oude niveau van service te kunnen handhaven. Hoe
kreeg men meer leden? Het bleek dat veel jongeren die voor het lidmaatschap in
aanmerking kwamen, zich nauwelijks tot het soosleven aangetrokken voelden.
Weliswaar werden de officiële werktijden weer korter, maar ter ontspanning
koos men nu in eerste instantie voor sport of voor een serviceclub, terwijl ook
de radio (en later de televisie) de sociëteit ging beconcurreren. Een even
ongrijpbaar als doordringend verschijnsel was dat het moderne gezinsleven van
mannen een steeds hogere inzet eiste.
Met
het oog op de verminderde belangstelling suggereerde Sterneberg de ballotage,
waarvoor in 1948 juist een aparte commissie was gevormd, helemaal af te
schaffen. Anderen pleitten althans voor een verlichting van de ballotage.
Tijdens een heftig debat in 1952 viel de deur voorlopig in het slot: De
'Vereeniging' was een heerensociëteit en mocht nimmer een burgersociëteit
worden.
Men
stond kortom voor het probleem waar alle sociëteiten na de oorlog voor kwamen
te staan: enerzijds steeds hogere lasten, anderzijds een uitstervend groepje
verstokte soosbezoekers, dat weinigen meer tot bun levensstijl kon overhalen.
Honderden sociëteiten zouden hieraan op den duur te gronde gaan zeker wanneer
zij toch niet over een eigen behuizing beschikten en dus geen verplichtingen
hadden. De Vereeniging daarentegen bezat althans enkele voordelen die een
overleving binnen bereik brachten. Het gebouw was betaald en drukte vanwege
zijn omvang niet al te zwaar op de lopende begroting en bovendien was de
sociëteit niet verdeeld in tafeltjes en subgroepjes, zodat men de uitdagingen
van de toekomst gezamenlijk tegemoet kon treden.
Een eerste oplossing
bood de uitbesteding van het pand aan derden gedurende enkele avonden per week.
Dit had wel wat voeten in de aarde! In 1952 meldde zich als potentiële huurder
een 'middenstandsvereniging' aan, 't Peerd. Het bestuur reageerde niet afwijzend,
maar voorzag diverse moeilijkheden. Om te beginnen bepaalde de Drankwet dat
een sociëteit haar gunstige belastingtarief kwijtraakte als ook niet-leden van
haar lokaal gebruik maakten. Een bezoekje aan De Unie in Hilversum leerde dat
men met het oog hierop het begrip buitengewone leden in de statuten moest
introduceren. Aldus geschiedde, maar buitengewone leden waren desondanks leden,
en daar was men toch enigszins huiverig voor. Mourer zag zich verplicht
't Peerd bij het begin van de huur in 1955 een uitgebreide gedragscode voor te
schrijven: Het was niet de bedoeling dat er 'uitsluitend voor amusement'
muziek in het sociëteitslokaal zou worden gemaakt en er mochten in geen geval
'versieringen' worden opgehangen. Ongetwijfeld stamde dit alles uit een ver
verleden, waarin de sociëteit soms nog leek te dommelen. Nota bene: in 1948
was in een statutenwijziging nog eens een oude zinsnede bevestigd dat er
nimmer op de sociëteit iets ter tafel mocht worden gebracht buiten voorkennis
en goedkeuring van de Voorzitter!
Nadat 't Peerd was
binnengehaald konden andere verenigingen zoals de Rotary en Probus volgen,
waarmee een vaste bron van inkomsten werd verworven en ook de omzet van de
kasteleins werd gespekt. Een andere oplossing werd tijdens het voorzitterschap
van Mourer niet meer bereikt, net zomin als onder zijn opvolger drs. E.B.W.
Schuitema, die tussen 1964 en 1966 ad interim fungeerde. Schuitema was wel
degene die een nieuwe obligatielening uitschreef en voor een grondige
modernisering van het pand zou zorgen waarbij het zijn huidige aanzien kreeg
van witte muren, groen geschilderd houtwerk, een strakke serre en een Zwitsers
chalet-dak zonder wind borden.
Het was uiteindelijk
E.M.R. Mohr, die de grote doorbraak bewerkstelligde. Bij zijn aantreden in 1966
telde de sociëteit iets meer dan zestig leden, bij zijn aftreden in 1974 bijna
honderdvijftig leden. Ook was de contributie tussentijds van f 50 tot f 120 verhoogd.
Onmiskenbaar waren de toelatingseisen nu verruimd en telde niet langer geld en
status maar ook fatsoen en geestelijke inbreng, al hield men vast aan het
vraagkarakter, dus aan de befaamde congenialiteit.
De rest van de
geschiedenis is snel verteld. Mohr werd opgevolgd door B. Schoute en na
kastelein Maters kwam Van den Eshof, die enige tijd in de grote zaal op een
veldbed bivakkeerde omdat Maters nog geen andere woning had gevonden.
Toen
Van den Eshof plotseling overleed en men het niet over een nieuwe kastelein
eens kon worden, sprongen enkele leden in, onder aanvoering van A.J. de Vries.
In 1972 verscheen een heuse gerant, Radix, die bereid bleek 'herendiners' te
serveren, wat een doorslaand succes werd. De democratische jaren zeventig
kenmerkten zich verder door de afschaffing van de academische titels, al hield
men uitdrukkelijk vast aan een vermelding van 'de heer' in de notulen.
Sociëteitsleden
voor hun gebouw aan het begin van de 20ste eeuw.
Ook werd er een stevige
strijd gevoerd voor een bar, waarvoor een biljart zou moeten worden opgeofferd,
maar waartegen de zittende ouderen bezwaar maakten, omdat er op die manier
'een sociëteit in een sociëteit' zou ontstaan: zij bewezen dat het biljart
niet gemist kon worden door het tegen heug en meug te bespelen zodra jongeren
keken. Een constante factor was al die tijd
secretaris J.J.A.C. Bijleveld, die op twee stoelen gezeten eenieder kon
vertellen hoe hij het beste met
de trein van Barcelona naar Sevilla of van Stavanger naar Stockholm kon reizen
...
* * *
De restauratieve jaren
tachtig brachten eindelijk de rust die bij een sociëteit hoort. Gérant Radix
werd opgevolgd door kastelein C. Teeken en voorzitter Z.W. van Wulfften Palthe
wist sinds zijn start in 1982 het ledental op honderdzeventig te brengen (en de
contributie op f 260). Zo langzamerhand tekende zich een nieuw evenwicht voor
de sociëteit af. Een groot aantal van de villa's waaraan Baarn zijn opkomst
dankte was inmiddels weer afgebroken en vervangen door appartementsgebouwen en
bungalows voor het groeiend aantal uitgetredenen dat sinds de invoering van de
AOW en de VUT aan het ontstaan is. Met name de uitgetredenen die zich nieuw in Baarn vestigden zouden naar de sociëteit
trekken. Tegelijkertijd was er binnen de gemeente ruimte gecreëerd voor kantoren
en bedrijven die de randstad ontvluchtten, waarmee jonge managers hier naartoe
kwamen die via de sociëteit met het dorp vertrouwd konden raken.
Aldus
zorgde zowel de vergrijzing als de verjonging voor een nieuwe functie van de
Vereeniging, of zo men wil, een hervatting van de oude functie: gezelligheid
als noodzaak. Niet voor niets werd het 125-jarig jubileum in 1990 op grootse
wijze gevierd: een receptie in september, een aangekleed herendiner in oktober
en een stijlvol souper in Slot Zeist in november. Dat de sociëteitsformule als
nooit tevoren leeft blijkt uit de recentelijke oprichting in het sociëteitsgebouw
van een vrouwelijke evenknie, genaamd Amitié! Man emancipeert alom.
Bronnen:
Tekst: J.L de Jager
Zetwerk,
druk en ontwerp: Drukkerij Bakker
Foto's:
C. v.d. Steeg, Gemeentearchief Baarn, Oudheidkamer Baarn, Drukkerij Bakker en M.
Veldhuysen.
Deze uitgave werd mede
mogelijk gemaakt door bijdragen van de Lustrumcommissie der Sociëteit, de heer
J.H. Tromp Meesters, de M.C. Escber Stichting (Corden Art B.V.) en Drukkerij
Bakker.
Met dank aan J.H. Tromp
Meesters voor het initiatief en de volhardende begeleiding en aan B. Schoute,
P.A.M. Sterneberg, A.J. de Vries en Z.W. van Wulfften Palthe voor de
informatie.
Geplaatst door L.J.A.Bakker
http://www.grijsvuur.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter