Baarns verzet in oorlogstijd
In dit artikel leest u niet alleen over twee Baarnse verzetsstrijders, maar ook over de situatie in die dagen. Zoals vrijwel overal in Nederland, waren er ook in Baarn inwoners die zich in de oorlogsjaren 1940-1945 in het geheim verzetten tegen de Duitse bezetting. Van enkelen is nog dagelijks iets te zien. Hierbij denk ik o.a. aan het monumentje van de gebroeders Lodewijk en Gerard van Hamel aan de Gerrit van der Veenlaan. Die laan is na de oorlog vernoemd naar de gefusilleerde verzetsleider Gerrit Jan van der Veen uit Amsterdam. In opdracht van het koninklijk huis ontwierp en maakte hij het beeld van koningin Emma bij de Emmabrug, dat in 1937 onthuld werd door koningin Wilhelmina.
De namen van Wilco Jiskoot (gefusilleerd in Haarlem op 1 maart 1945) en Ernst van Kempen (doodgeschoten in het Baarnse Bos op 25 april 1945) leven voort in de naar hen genoemde Baarnse scouting groepen. Bij het graf van Wilco op het ereveld bij Bloemendaal lag deze maand een bordje dat herinnert de bezoeker er aan dat het nu 75 jaar geleden is dat hij werd vermoord.
Grafsteen van Wilco Jiskoot op de erebegraafplaats bij Bloemendaal
Vandaag schrijf ik over twee minder bekende Baarnaars: Jan Karman en Bert Kleisen. Beiden staan vermeld op de plaquette voor Baarnse verzetsstrijders bij het vrijheidsmonument op het Stationsplein.
Jan Cornelis Karman
08-08-1921 - 16-02-1944
Toen de oorlog uitbrak woonde Jan Karman nog bij zijn ouders in een streng gereformeerd gezin. Jan was postbesteller, maar nam ontslag toen hij als ambtenaar voor de Duitsers moest gaan werken. Jan was o.a. betrokken bij het doden van een Baarnse verrader bij de Eemweg. Een proces-verbaal van een rechtszaak over verraad in de tweede wereldoorlog vermeldt de liquidatie van NSB-er H. W. Muller van de Crisis Controle Dienst. Die verraadde waar radio’s verborgen waren en nog veel erger de verblijfplaatsen van joden en andere ondergedoken burgers. De volgende passages zijn verkort uit de getuigenverklaring van Bertus Kalf na de oorlog bij een rechtszaak:
“Ik was als pelotonscommandant aangesloten bij de Raad van Verzet te Baarn. … Daarop werd mij verzocht en opgedragen, dus door Bert Kleisen, welke een functie in de Illegaliteit bekleedde en derhalve mijn chef was, genoemde Muller te liquideren. Op een dinsdagavond in de maand October 1943, des namiddags op of omstreeks 20 uur werd een groep, welke bestond uit J.C. Karman, G van Vulpen en mij als commandant met de uitvoering van de liquidatie van Muller voornoemd belast en op de dag en uur door ons volvoerd. Genoemde van Vulpen vervoerde voor de vorm een zak waarin wat hooi was gestopt. J. Karman was bewapend met een 6,35 m.m. pistool evenals ik. Gerard van Vulpen was ongewapend. Ik was voorts in het bezit van een kleine bijl. De collega van Muller, genaamd Bezaak, was op de hoogte van de plannen en hij had ook de plaats waar Muller zou worden neergeschoten, vastgesteld. … Door controleur Bezaam werden wij vervolgens aangehouden en G. van Vulpen voornoemd werd gecontroleerd en moest tekst en uitleg geven aan controleur Muller. … Ik greep toen mijn bijltje en sloeg daarmee éénmaal op het hoofd van Muller voornoemd. De controleur wankelde en wilde zich verdedigen, waarop ik hem een klap in het gezicht gaf met mijn gebalde vuist, daarop trok Karman voornoemd het in zijn bezit zijnde vuurwapen en vuurde tot drie maal toe op Muller, voornoemd, Muller viel toen op de grond.“
Jan verborg zich na de aanslag in de Lage Vuursche. Enkele jonge mannen hadden daar in het dichte sparrenbos bij het klooster St. Elisabeth een hut, ’t Duikje genaamd, gebouwd als schuilplaats om te ontkomen aan de Arbeitseinsatz, het verplichte werken in Duitsland. Ook zaten er af en toe mensen in ’t Duikje die zich verborgen hielden voor de Duitse bezetters. Zo zaten twee mannen van een neergestort Engels vliegtuig er enkele weken verborgen.
Eén van de toenmalige bewoners van ’t Duikje vertelde mij dat Jan Karman nog dagenlang erg onder de indruk was van de aanslag op de verrader Muller. Als gelovig christen kon Jan niet goed verwerken dat hij iemand had doodgeschoten, al was het om anderen te redden. Op 29 december 1943 was in Lage Vuursche een razzia (inval) van de Feldgendarmerie. Een meisje was op staande voet ontslagen door Moeder Matthea, de Moeder Overste van St. Elisabeth, omdat ze zilverwerk van het klooster gestolen had. In het nog steeds bestaande café De Paddestoel aan de Vuursche Dreef in Hollandsche Rading vertelde ze dat er onderduikers in het klooster zaten. Het woord onderduikers is waarschijnlijk verkeerd vertaald in het Duits als terroristen, want de moffen (scheldwoord voor Duitsers in de oorlog) gingen een razzia, een inval, voorbereiden tegen in St. Elisabeth en het dorp Lage Vuursche. Die inval werd gelukkig door ‘goede’ Nederlanders verraden. Een kapelaan in Utrecht belde de kapelaan in Bilthoven dat er een razzia zou komen. Deze waarschuwde op zijn beurt politieagent Oskam, de enige politieman in Lage Vuursche. Agent Oskam wist van het bestaan van ’t Duikje. Hij had er al eens een joodse jongen gebracht, Eddy Lessing, die er onderdook. (De joodse jongeman van toen is nu in de 90 en woont sinds 1947 in de USA. Er is nog regelmatig contact met hem.)
Op 29 december 1943 kwamen de Duitsers ’s morgens vroeg bij St. Elisabeth aan. Dat was de voorhoede van de 500 soldaten, die Lage Vuursche kwamen doorzoeken die dag. De bewoners van ’t Duikje, die door agent Oskam waren gewaarschuwd vluchtten in de vroege ochtend in het donker, zodat geen van hen gepakt werd. Helaas is Jan Karman op 14 januari 1944 in de bossen bij Bilthoven door verraad gepakt door de SIPO (Sicherheits Polizei). Op 15 februari 1944 is hij door de höhere SS- und Polizeiführer in Soest ter dood veroordeeld voor medewerking aan “moord op den ambtenaar van den crisis-controledienst Muller op 3 November 1943”. De volgende dag is Jan in Amsterdam geëxecuteerd. Jan mocht slechts 22 jaar worden. Hij werd na de oorlog bijgezet op het ereveld in Overveen.
Grafsteen van Jan Karman
Het graf van Jan Karman op de erebegraafplaats Westerveld bij Bloemendaal
Albertus (Bert) Dirk Kleisen (Baarn 31-12-1922 – Scheveningen 28-10-1944)
Bert werkte op het gemeentehuis in Baarn en had daardoor een goed inzicht in lokale persoonsgegevens. Daardoor werd hij een waardevolle spil in het Baarnse verzet. Bert had de schuilnaam Rudi. Dat zou belangrijk blijken toen de Duitsers bij hem thuiskwamen en zijn vader vroegen naar Rudi. Daar wist Kleisen senior geen antwoord op en hij kon naar waarheid verklaren dat hij geen Rudi kende.
Bert had in de Baarnse Raad van Verzet een leidinggevende en actieve rol.
Toen in Baarn de grond onder zijn voeten te heet werd zette hij het verzetswerk voort in Den Haag en omgeving. Bert werd verraden en in de Scheveningse gevangenis opgesloten. Hij werd op de Waalsdorpervlakte op 28 oktober 1944 gefusilleerd. Zijn naam staat vermeld in de Doodenboeken van deze beruchte gevangenis ‘Het Oranje Hotel’.
Het is niet bekend wat Bert allemaal deed in het verzet. Dat moet wel veel geweest zijn, want hij kreeg na de oorlog het Bronzen Kruis. Deze onderscheiding wordt verleend voor ‘moedig of beleidvol’ optreden tegen de vijand.
We weten vrijwel zeker dat twee geallieerde bemanningsleden, die het oosten van Nederland uit een neerstortend vliegtuig, een Dambuster, sprongen door het verzet naar Baarn werden vervoerd en door Bert naar de schuilhut, ’t Duikje, in Lage Vuursche zijn gebracht. Na enige tijd wisten beiden via de ‘pilotenlijn’ door België, Frankrijk en te voet over de Pyreneeën in Gibraltar te komen. Daar voeren zij terug naar Engeland. Met één van hen, Fred Sutherland, heb ik nog jaren contact gehad. Helaas hield het contact op toen hij begon te dementeren. Met de ander, Sydney Hobday heb ik geen contact gehad. Hij is in 2002 overleden. Op het internet is over hem geschreven. Misschien de moeite waard om dat eens op te zoeken door zijn naam bij Google in te toetsen.
Na de oorlog, in 1947, is Bert Kleisen herbegraven en bijgezet in het familiegraf bij zijn jongere broer Jantje op de begraafplaats aan de Wijkamplaan in Baarn. Hun stoffelijke resten zijn in één graf bijgezet op 26 mei 2016 op het ereveld Loenen. Op de grafsteen staat Berts broer Jantje niet vermeld.
Grafsteen van Bert Kleisen op de erebegraafplaats in Loenen
Dank aan Wim Velthuizen voor het verhaal.
Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw boekje over de in de oorlog gevallen Baarnse verzetsmensen en militairen. Om nog aanvullende nieuwe informatie te krijgen wil ik de lezers oproepen om alles wat ze weten over de mensen op de plaquette bij het monument op het Stationsplein te mailen naar w.a.velthuizen@casema.nl of naar bakker.groenegraf@gmail.com
http://www.grijsvuur.nl
e-mail: bakker.groenegraf@gmail.com