65 Jaar Molukkers in Nederland en een bijzonder defilé
door Ed Vermeulen
65 jaar Molukkers in Nederland |
s.s. Kota Inten |
verborgen.
KNIL'ers a/b s.s Kota Inten, i.h.m sergeant -majoor Smit, rechts van hem de twee vriendjes Johnny Pattiasina en Mooz Latuheru. |
Aankomst Rotterdam |
Bijzonder om te vermelden is dat onder de legaal aan boord zijnde Molukkers zich een groep van zevenenzestig, eveneens Molukse, verstekelingen bevond. De meesten van hen leden van de zogenoemde Polisi Negara, de staatspolitie van de inmiddels opgeheven deelstaat Indonesia Timur, door een Nederlandse legerofficier aan boord gesmokkeld. Door zich onder het motto: ’eens agent, altijd agent!’ als scheepspolitie te profileren bereikten ook zij het voor hen veilige Nederland. In totaal werden in een tijdsbestek van een kleine vier maanden ongeveer 12.500 Molukkers met twaalf grote scheepstransporten, ingeleid door het m.s Kota Inten en vervolgens de schepen Atlantis, Roma, Castel Bianco, New Australia, Groote Beer, Skaubryn, Somersetshire, Asturias, Fairsea, Goya en nogmaals de Kota Inten naar Nederland overgebracht. Het m.s. Asturias op 24 april vertrokken uit Djakarta, meerde op 16 mei af in de haven van Amsterdam, met aan boord ongeveer 1700 Molukse passagiers.
s.s Asturias (Coll. J.G.Nierop Maritiem Trefpunt, Almere) |
Nona Salakory's dierbare familie, staand links Paul Salakory en echtgenote Etji Ririhena, paar rechts n.n. (Coll. Nona Salakory) |
De schepen hadden romantisch klinkende namen, dat wel, maar daarmee hield iedere vergelijking met de cruisevaart van nu op. Over de achtergronden van deze opmerkelijke volksverhuizing leest u in het vervolg van dit verhaal. Terwijl deze enorme logistieke operatie plaatsvond, zat ik in de derde klas van de Hervormde Lagere School in de Spoorstraat in de klas bij meester Hulst en droomde over later: zeeman worden en naar Indië varen.
Oranjegevoel.
In het jaar 2006 werd het de inwoners van Baarn, Baarnaars en Barinezen om het even, en Soestdijk vergund met een soort voorrangsgevoel (eigen inwoners eerst), een kijkje te nemen in het door de Koninklijke familie inmiddels verlaten en bijna lege paleis Soestdijk.
Paleis Soestdijk (Uitgave Roukes, Baarn) |
De kans dat je Prins Bernhard in het dorp tegenkwam was beduidend minder groot. Ik herinner mij een zomerse dag in de jaren vijftig: ik was op de fiets onderweg van Soest naar Baarn. Mogelijk had ik gezwommen in het Soester natuurbad (het Baarnse Bosbad moest nog aangelegd worden). Het kan natuurlijk ook zijn dat ik zo maar een rondje gefietst had langs de Naald, het intrigerende herinneringsmonument aan de slag bij Quatre Bras, toen nog voorzien van twee echte oude kanonnen. Evenals het beeld van Christoffel Pullman, nog op de oorspronkelijke locatie op de hoek van de Praamgracht, een van dé plekken om te dromen over de grote heldendaden uit onze vaderlandse geschiedenis.
De Naald en monument Christoffel Pullman (beide foto's uitgave Van de Ven, Baarn) |
Ter hoogte van het rechterhek van de Paleistuin gebeurde er iets. Terwijl de paleiswacht strak salueerde stak een sportief geklede man op een soort racefiets de weg over naar het terrein van de Koninklijke Stallen. We passeerden elkaar en keken elkaar aan: mijn ontmoeting met Prins Bernhard! Voor altijd in mijn geheugen vastgelegd.
Winter 1951-1952, 5e klas Lagere School, veel Baarnse bekenden (Coll. Ed Vermeulen) |
Het speelplein nu, nagenoeg onveranderd. |
Voor verdere informatie waren we aangewezen op de verhalen van onze klasgenoot Hans Hoogeveen wiens vader, Barend, chauffeur was van onze Koningin. In het voorjaar van 1952, we zaten in de vijfde klas bij meester Bierling, brachten Koningin en Prins een bezoek aan de Verenigde Staten. Het was het jaar van de nog steeds spraakmakende toespraak op 3 april door onze Koningin gericht tot het Amerikaanse Congres. In een nieuw uitgereikt schrift schreven we: ’vandaag heeft de vader van onze klasgenoot Hans Hoogeveen de Koningin en Prins met de auto naar Schiphol gebracht’. Het zal duidelijk zijn: we hielden alles bij, waren goed geïnformeerd en mijn oranjegevoel was groot en ruimschoots aanwezig. Aan mijn moeders deelname aan het defilé kwam abrupt een einde toen het ons in één van de volgende jaren, we moeten wat aan de late kant geweest zijn, overkwam dat het grote hek, door een vriendelijke maar wel onverbiddelijke marechaussee voor onze ogen werd gesloten en ons de toegang tot de paleistuin werd ontzegd.
Aflossing Paleiswacht, Koninginnedag 1961 (Coll. Dijkstra) |
Met de woorden: ’Dit is dan mooi de laatste keer geweest’ besloot zij ter plekke haar actieve deelname aan het defilé te beëindigen. Vanaf dit moment ging ik samen met mijn klasgenoot en vriend Bob Steenstra, uit de Brinkstraat, wat natuurlijk veel spannender was en meer mogelijkheden tot verrassende avonturen bood. We probeerden altijd achter één of ander muziekcorps aan te gaan en zo langs het bordes te paraderen. De uitdrukking ’Ze zijn achter de muziek aan’ stamt ongetwijfeld uit deze periode.
Achter de muziek aan |
Er was in de paleistuin veel te zien: groepen in klederdracht, volksdansers, vendelzwaaiers, allerlei ambachtslieden, een bonte verzameling historische verenigingen uit alle delen van ons land met of zonder muziek die naast bloemen allerlei geschenken waaronder gigantische krentenmikken met zich meesjouwden. We vermaakten ons prima en genoten met volle teugen. Weer een aantal jaren later, ik was welp bij de zeeverkenners groep Mango Kwane, Swahili voor ’Lachende krijger’, viel mij en mijn medewelpen de eer te beurt om onder leiding van onze Akela, mevrouw van Amerongen, de bloemen aan te nemen van de voorbijgaande deelnemers en deze een mooi plaatsje op de treden van het bordes te geven.
Uw auteur als welp bij de Mango Kwane in functie als ''Opperhofbloemenschikker" (Coll. Ed Vermeulen) |
Dit alles onder het wakend oog van de dames Dissel en van Garderen, bekend als de strenge maar rechtvaardige leidsters van de Amalia-kleuterschool in de Schoolstraat, maar nu in hun functie bij het immer ijverige Baarnse Oranjecomité.
Dames Dissel & van Garderen, rechts Juf 1e klas Atie van Harn, opname uit 1964 (Coll. Ed Vermeulen) |
De Amaliaschool: de school waar mijzelf en volgens mij half jeugdig Baarn de eerste beginselen van verantwoord kleuterschap werden bijgebracht. De defilés werden op film vastgelegd voor vertoning in de bioscopen in het Polygoon journaal. In Baarn was dat natuurlijk de Florabioscoop. Soms, heel soms, meenden we onszelf in deze opnamen te herkennen. We hoorden er op onze manier helemaal bij!
Koninklijk Nederlands Indisch Leger*
Tijdens het defilé op 30 april 1951 gebeurde er iets bijzonders.
Terwijl wij in een lange rij over het pad langs de paleishekken liepen, hoorden wij achter ons in de verte, vanuit de richting van het kruispunt Oranjeboom het doffe monotone geluid van vele gelijkopgaande voetstappen aankomen. Eenmaal dichterbij gekomen, zagen wij dat het geluid werd voortgebracht door een groot aantal donkergetinte, met baretten en legerlaarzen met ijzerbeslag uitgeruste, in militair uniform geklede militairen. In dicht aaneengesloten rijen marcheerden zij voorbij en sloegen rechtsaf de Paleistuin in, waar zij voor het bordes aangekomen een eerbetoon aan vorstin en vaderland brachten.
Eerbetoon aan jarige vorstin |
Molukse vrouwen in het defilé |
Wie het waren en waar ze vandaan kwamen? Pas vele jaren later begreep ik dat het ging om een grote groep Ambonese (inmiddels ex -KNIL) militairen behorende tot het eerste contingent Zuid Molukkers, dat in 1951 met o.a. het m.s. Kota Inten naar Nederland was gekomen. Mijn eerste kennismaking met het KNIL was een feit, maakte een diepe en onuitwisbare indruk om vervolgens nooit meer uit mijn herinnering te verdwijnen.
Hoe en waarom
Dit alles had te maken met het feit dat bijna een jaar eerder, op 20 juli van het jaar 1950, Koningin Juliana op hetzelfde Paleis Soestdijk het Koninklijk Besluit 309, in ambtelijk taalgebruik omschreven als ’houdende kennisgeving van de opheffing van het Koninklijk Nederlands Indonesisch Leger*’ had ondertekend, in het document als volgt verwoord:
’Hebben goedgevonden en verstaan:
I. Te bepalen dat het Koninklijk Nederlands Indonesisch
Leger op 26 juli 1950 te 0.00 uur zal hebben opgehouden te bestaan.’
Opmerkelijk tijdstip 0.00 uur: toegedekt door de nachtelijke duisternis, in het holst van de nacht. Alsof alleen de soldaat van de nachtwacht er kennis van mocht en kon nemen. Bij het krieken van de dag zou immers alles anders zijn. Het is ook deze zin die de levens van ontelbare, inmiddels ex-KNIL’ers, drastisch zou veranderen. Een groep van ongeveer 8.000 KNIL militairen maakte de overstap naar de Koninklijke land- (KL) en luchtmacht (KLu) en weer anderen gingen in dienst van het TNI, het reguliere Indonesische leger. Dat deze overstapmogelijkheid niet voor de Molukse KNIL militairen, die in het perspectief van de Nederlandse overheid de Indonesische nationaliteit hadden, zou gelden was toen nog niet algemeen bekend, maar werd op uiterst pijnlijke wijze duidelijk toen zij, eenmaal in Nederland aangekomen, werden gedemobiliseerd, hetgeen volgens het woordenboek ‘opheffing van de mobilisatie’ betekent, maar in de praktijk van alledag neerkwam op (ordinair) ontslag uit militaire dienst. Dat de Molukse militairen daarbij tegelijkertijd ook tot statenloos burger (lees : geen nationaliteit) werden verklaard maakte het geheel nog schrijnender. Dit alles gebeurde uit naam van ’Het ’dankbare vaderland’.
Pieter Sjoerds Gerbrandy (Foto: Internet) |
de kop
Manifest: Door de eeuwen trouw |
Vlag Republik Maluku Selatan (Foto: Internet) |
Sergeant-majoor Aponno (midden boven) en Molukse delegatie |
Mena Moeria Minstrels, v.l.n.r Jack Salakory, Rudi Wairata, Joyce Aubrey, Ming Luhulima, Joop Sahanaya (Foto: Internet) |
Dit opgevrolijkt door de romantische klanken van het bekende muziekensemble Mena Moeria Minstrels. Dat de avond ietsje anders verliep dan van te voren bedacht lezen we in de Baarnsche Courant van 17 april: onder de kop ’Ambon-avond-Pechavond’ schrijft de redacteur dat het muziekensemble een twintigtal minuten te laat kwam en daarbij moest mededelen dat de contrabas, bespeeld door Jack Salakory, bij de Nederlandse Spoorwegen was zoekgeraakt. Sergeant–majoor Aponno bleek echter een ’bekwaam’ spreker te zijn die zijn gehoor op een bijzondere wijze wist te boeien. Na zijn toespraak speelde de muziek alsnog (weliswaar zonder contrabas). De daarop volgende verloting verliep ook al niet geheel naar wens. Er werden te weinig loten verkocht. De hoofdprijs, ’een fruitschip’ werd toen op Amerikaanse wijze verkocht en bracht toch nog 90 (!) gulden op. Aansluitend zou een film over Ambon vertoond worden, maar ook hier pech, de beloofde geluidsfilm was niet aanwezig en men moest genoegen nemen met een stomme film welke door de heer Aponno van gesproken commentaar voorzien zou worden. Na vijf seconden reeds brak de film en ondanks pogingen tot reparatie kwam het niet meer goed. De redacteur eindigde zijn stuk met de verzuchting: ’De eerste door de stichting georganiseerde avond is wel een pechavond geworden. Maar ja , wat kan je anders van vrijdag de dertiende verwachten?’ Maar ondanks deze (plaatselijke en hopelijk eenmalige) pech had de Molukse zaak over belangstelling op landelijk niveau zeker niet te klagen.
KNIL: hernieuwde kennismaking
Een tiental jaren later kwam het KNIL opnieuw in mijn leven: in 1961 kreeg ik verkering met Martje Edith van der Wal, dochter van Douwe van der Wal, adjudant-onder-officier-instructeur (KNIL/KL 1935-1956) en de Indische Edith Soffner. Martje was in april 1947 als passagier 644 met de m.s Kota Baroe naar Nederland gekomen en had, tot zij in 1961 eerste kapster werd bij de Baarnse kapsalon Kwakernaat op de Sparrenlaan, bij haar Friese grootouders in Leeuwarden gewoond. In de jaren tussen haar geboorte in het militaire hospitaal in Magelang Midden Java in 1939 en het vertrek naar Nederland in 1947 had zij in wisselende gezinssamenstellingen op een groot aantal plaatsen op Bali, Java en Sumatra gewoond: Magelang, Gianyar, Denpasar, Malang, Lawang, Soerabaja, Singaradja, Palembang en Pladjoe. Een echte ’anak-KNIL’ (KNIL-kind).
Douwe van der Wal en zijn peloton, Palembang, Sumatra 1946 (Coll. Marty Vermeulen) |
Douwe en Martje, Palembang, Sumatra 1946 (Coll. Marty Vermeulen) |
Zoals in 1950 het KNIL werd ontbonden, kwam jaren later in 1980, ook een eind aan het defilé. Paleis Soestdijk wordt, na het overlijden van de laatste bewoners, niet meer bewoond. Nog steeds wacht het op een nieuwe bestemming en betere tijden. Wat rest zijn de herinneringen aan de Koninginnedagen van toen.
Sprong in de tijd
Na 1951 werd Nederland redelijk vertrouwd met de aanwezigheid van een grote Molukse gemeenschap. Met name in de plaatsen waar de meer dan negentig Molukse woonoorden werden gevestigd zoals o.a. in Wierden, Tiel, Vught, Culemborg, Woerden, Huizen, Vaassen en Westerbork werden zij al snel een vertrouwd gezicht in het straatbeeld. Toch zorgde juist deze geïsoleerde opvang er ook voor dat zij in de eerste jaren na aankomst voor een groot deel van de Nederlandse bevolking nauwelijks zichtbaar waren. Door allerlei, soms dramatische, gebeurtenissen zou daar in later jaren een duidelijke verandering in komen. Aan de hand van mij bekende bronnen zou ik kunnen proberen een uiteenzetting te geven hoe het de Molukse gemeenschap na aankomst in Nederland is vergaan.
Opvang en wonen in Nederland |
Nona Salakory (r) op missie! (Coll. Nona Salakory) |
Backpay, eindelijk gerechtigheid.
(Coll. Nona Salakory)
|
Nona Salakory punja cerita…Het verhaal van Nona Salakory:
1951, aankomst in Nederland
Ook in de jaren vijftig kwamen er vluchtelingen naar Nederland. Ikzelf was daar als lid van het gezin van mijn ouders Stefanus ’Noes’ Ririhena en Liesbeth Noya één van. Wij kwamen op 17 mei 1951 met m.s. Asturias in de haven van Amsterdam aan. Mijn tweelingzus en ik waren toen precies een half jaar oud. De huidige vluchtelingen problematiek doet mij sterk denken aan de situatie van toen. In mijn verhaal vertel ik over de ervaringen uit mijn jeugd: hoe het was om als vreemdeling aan te komen in een land dat totaal anders was dan dat waar we uit vertrokken waren en om op te groeien in een land waar de taal die ik om mij heen hoorde niet de mijne was. Maar ook hoe de gewoonten in ons nieuwe land niet de normen en waarden vertegenwoordigden zoals wij die van huis uit mee kregen. Hoe ik dubbel mijn best moest doen op de lagere school, waar de meester van mij verwachtte dat ik op de kaart van Indonesië feilloos het eiland Ambon kon aanwijzen.
Hier kom ik vandaan (Coll. Nona Salakory) |
Evenals de overige bijna 13.000 Molukkers kwamen wij naar Nederland met het idee dat we weer snel weer naar Ambon terug konden keren. Ook de opvang was daarop gericht. Helaas was dit door allerlei, meest politieke omstandigheden, niet mogelijk. Doordat de opvang, zeker in het begin, wel op terugkeer gericht was, is onze integratie in de Nederlandse samenleving extra moeilijk geweest. We voelden ons welkom, maar het viel niet echt mee. Ik hoop dat de vluchtelingen van nu, vergunninghouders genoemd, een mildere ervaring zullen hebben en dat zij zich eerder op hun gemak kunnen gaan voelen in Nederland, ons prachtige land waar zoveel lieve mensen samenwonen.
Soekarno
Net als 13.000 andere Ambonezen van het eilandenrijk der Molukken met de hoofdstad Kota Ambon waren we in het Nederlands Indië van toen niet meer welkom vanwege het opkomend nationalisme aangevuurd door mensen als Soekarno, Hatta c.s. Men was er het kolonialisme onder het Nederlands bewind meer dan zat en eiste en kreeg uiteindelijk zelfstandigheid. Al op 17 augustus 1945 had Soekarno de Republik Indonesia Serikat uitgeroepen, de Verenigde Staten van de Republiek Indonesia, met hemzelf als eerste president. Nederland accepteerde deze daad niet en trachtte vervolgens met de inzet van meer dan 100.000 militairen de kolonie te redden. Twee zogenoemde politionele acties met als codenamen Operatie Product en Operatie Kraai waren het gevolg. Een uiterst gewelddadige tijd, waarin beide zijden elkaar zwaar bevochten. Het tij bleek echter niet te keren. Uiteindelijk werd op 27 december 1949 tijdens de Ronde Tafel Conferentie de soevereiniteitsoverdracht gelijktijdig getekend door Koningin Juliana op het Paleis op de Dam in Amsterdam in aanwezigheid van premier Willem Drees en door Sultan Hamenko Buwono IX van Djokjakarta in Batavia (Jakarta).
Soevereiniteitsoverdracht 27 december 1949 |
De Molukken en Nieuw Guinea bleven buiten het verdrag. De Verenigde Naties (VN) zou later beslissen of deze gebieden zouden worden opgenomen in de Verenigde Staten van de Republiek Indonesië, of dat ze bij Nederland zouden blijven. In afwachting daarvan werden alle KNIL militairen van Molukse afkomst naar Nederland verscheept omdat zij en hun gezinnen in Indonesië niet langer veilig waren. Mocht een soevereine Molukse staat (RMS) werkelijkheid worden, zouden ze kunnen terugkeren, was de verwachting. Die staat is er helaas nooit gekomen.
Barakken
Na onze aankomst in Amsterdam werden we met bussen naar Kamp Amersfoort, op de grens van Amersfoort en Leusden vervoerd. Dit in 1939 als onderkomen voor Nederlandse militairen gebouwde kamp werd later door de Duitse bezetter als concentratiekamp gebruikt. Hier kregen we de eerste medische onderzoeken. Aansluitend werden we weer in bussen gezet die ons naar opvangplekken verspreid over geheel Nederland brachten. Wij gingen naar het voormalig concentratiekamp Vught.
Woonoord Lunetten, Vught |
Capucijner Klooster, Eijsden (L.) |
Mensonwaardig
Mijn vader was bij aankomst in Amsterdam uit het KNIL ontslagen en vanwege zijn onzekere verblijfsstatus hier in Nederland zelfs tot statenloos burger verklaard, terwijl hij, op grond van de gezamenlijke Nederlands-Indische voorgeschiedenis, Nederlands staatsburger was! Zijn nieuwe status hield in dat hij niet mocht werken en afhankelijk was van een soort uitkering van 1 of 2 gulden per week. Een bijzonder mensonwaardige situatie voor ons allemaal en voor mijn vader in het bijzonder, hetgeen er toe leidde dat hij bij boeren betaald seizoenswerk probeerde te vinden. Ik was vijf jaar toen mijn broertje Jonnie werd geboren. Dolgelukkig was ik met hem. Twee jaar later kwam mijn vader ons ophalen voor een bruiloft van familie die in kamp Vossenbosch in Wierden, Twente, woonde.
Knil'ers uit Wierden (O) |
Kamp Vossenbosch, Wierden (O) |
Mijn vader heeft het toen voor elkaar gekregen dat we niet meer terug naar Aardenburg hoefden. Hierbij is het goed te bedenken dat mijn vader 27 jaar was toen hij naar Nederland kwam, nu is hij 93 . Zijn verblijf in Nederland duurt dus al 66 jaar, een stuk langer dan de zes maanden die hij aanvankelijk had verwacht. Door de onduidelijkheid over onze verblijfsduur in Nederland is een aantal zaken niet goed verlopen. We waren te geïsoleerd gehuisvest en kregen daardoor niet echt goede kansen contact te leggen met Nederlandse plaatsgenoten. De enige die we zagen, waren de mensen die ons iets wilden verkopen, zoals de bakker, de slager en de visboer. Gelukkig is er nu een goed georganiseerd systeem van vrijwilligers die bijvoorbeeld taal -en fietslessen geven. Door dit isolement werden we wel jonger volwassen, maar het verschil tussen ons de Molukkers en zij de Nederlanders werd en bleef ook ongewenst groot. Het onderwijs voor vluchtelingenkinderen is nu - hoewel nog verre van ideaal- beter geregeld dan in ons geval. Het was jammer dat er te weinig gebruik werd gemaakt van de binnen de Molukse groep zelf aanwezige kennis en vaardigheden: we aten jarenlang uit gaarkeukens, terwijl onze moeders zelf veel smakelijker konden koken.
Tips
Tenslotte een aantal tips voor politici en beleidsmakers voor een betere opvang van de vluchtelingen van nu:
-Geef hen zo snel mogelijk een vaste plek.
-Zorg dat er voldoende mogelijkheden zijn om te integreren.
-Geef de mensen zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid.
-Zorg vanaf het prille begin voor goed onderwijs.
Tot zover het verhaal over de komst van de Molukkers naar Nederland verhaald en in woord vastgelegd door de Baarnse Nona Salakory, vijfenzestig jaar na dato, door mij op sommige plaatsen van een tikje ’couleur locale’ voorzien.
Tenslotte
Nu vijfenzestig jaren later zijn de mensen van de eerste generatie Molukkers steeds meer in de minderheid. Slechts een enkele bejaarde deelnemer aan het defilé van toen is nog in leven. Een feit is dat de vader van mijn vriend en oud collega Mooz Latuheru, Bertus Latuheru, inmiddels overleden op de hoge leeftijd van 98 jaar en Noes Ririhena de vader van onze Baarnse Nona Salakory, nu 93, uiteindelijk meer levensjaren in Nederland hebben doorgebracht dan op hun geliefde Ambon manisé.
Bertus Latuheru (2e v.l.) en familieleden, Kamp Vught, opname uit 1951 |
Stefanus 'Noes 'Ririhena. Dagblad Tubantia donderdag 15 oktober 2015 |
Mobilisatie Oorlogs Kruis en Ereteken Orde en Vrede |
Eén ding staat echter buiten kijf: met het inschrijven van familienamen als Latuheru, Matulessy, Louhenapessy, Poeteray, Sahupala, Da Costa, Salakory, Tahamata, Latuperissa, Tuhuteru, Keppy, Lopulalan, Ririhena en ontelbare anderen hebben de naamregisters van de Nederlandse burgerlijke stand, het formele gezicht van Nederland, een duidelijke verrijking ondergaan.
Bunga Ros Amboina |
En dat ook in Baarn de ’Bunga ros Amboina’, de Ambonese roos, uitbundig bloeit is al jaren lang, ieder voorjaar weer, duidelijk zichtbaar.
Met dank aan:
Nona Salakory, Baarn
Mooz Latuheru, Amersfoort
Inspiratie:
Frans Lopulalan: Onder de sneeuw een Indisch graf (uitgave 1985)
Bronnen:
Baarnsche Courant o.a het verhaal van Nona Salakory (2016)
Griselda Molemans: Opgevangen in andijvielucht (uitgave 2014)
Herman Keppy: De laatste inlandse schepelingen (uitgave 1994)
Alle foto’s: Coll. Moluks Historisch Museum (MHM) tenzij anders vermeld
* KNIL. Reeds eerder, in 1948, werd de naam Indisch vervangen door Indonesisch.
Ed Vermeulen (1942) |
Dit verhaal verscheen op maandag 18 juli 2016 in de Baarnsche Courant in de rubriek
’Vandaag is morgen alweer gisteren (bruggetjes naar vroeger)’
Deze rubriek is een samenwerking tussen de Historische Kring Baerne en Groenegraf.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter