De doodstraf voor Wouter van Ommen, N.R.C. 9 februari 1866. |
Wouter van Ommen veroordeeld. Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad 2-11-1866. |
Diezelfde ochtend wordt Wouter van Ommen in Hilversum aangehouden. Hij ontkende dat hij met de zaak te maken had. Volgens Van Ommen was hij helemaal niet op die plek geweest. Hij verklaarde dat hij al vroeg in de ochtend naar Hilversum vertrokken was en daarom kon hij niets met het voorval te maken hebben gehad. Verschillende getuigen verklaarden echter dat hij pas om half zeven naar Hilversum vertrok, na het voorval dus. Hij had zelfs de tijd om zich nog om te kleden. Bovendien verraadde zijn bloedende linker wijsvinger hem. Precies op de plek waar Jansen verklaard had Van Ommen gebeten te hebben, had Van Ommen een verse wond. Het geweer werd niet meer gevonden. Verschillende personen konden echter vertellen dat hij een eenloops geweer in bezit heeft gehad, wat Wouter zelf ook toegaf. Hij kon geen verklaring geven waarom het geweer nu verdwenen is.
Op 30 januari 1866 moet Wouter van Ommen terecht staan voor het provinciaals gerechtshof. Hij blijft, ondanks het overtuigende bewijs, hardnekkig ontkennen. Op 7 februari daaropvolgend volgt de uitspraak: Wouter wordt schuldig verklaard aan poging tot moord op Veldwachter Arie Jansen. Het Hof veroordeelt hem tot de straffe des doods, uit te voeren binnen Utrecht. Besloten werd om in cassatie te gaan. Zo werd de zaak doorverwezen naar het Hof in Amsterdam die de wet van 29 juni 1854 toepaste en Van Ommen tot 15 jaar tuchthuis veroordeelde. Zowel de beklaagde als de procureur-generaal gingen daarop weer in cassatie waarop de Hoge Raad hem weer ter dood veroordeelde.
Wouter van Ommen, die tot dan toe alles had ontkend, bekende nu alles. Na zijn bekentenis diende hij een verzoekschrift tot gratie in bij Z.M. koning Willem III. Dat verzoek werd gesteund door zijn echtgenote, zijn zoon Cornelis (1842-1893) en zijn vroegere werkgever H. van der Woerd. Zelfs het slachtoffer Arie Jansen, die de moordaanslag overleefde, steunde het verzoek. Op 23 januari 1867 kwam het verlossende woord. Z.M. koning Willem III verleende gratie en de doodstraf werd omgezet in 20 jaar tuchthuis. Op 14 februari van dat jaar werd hij ingeschreven in het Huis van Opsluiting en Tuchtiging te Leeuwarden waar hij van 1867 tot 1872 werkzaam is als spinner en kaarder. Van 1872 tot 1885 gaat hij weer aan de gang als timmerman, tot hij op 28 maart 1885 weer ontslagen wordt uit de gevangenis.
Echtgenote Johanna Katrina van Kesteren leeft dan inmiddels al niet meer. Zij stierf op 14 januari 1871 in Baarn. Aangifte van dit overlijden werd gedaan door zoon Cornelis van Ommen. Zoon Cornelis zelf stierf op 7 mei 1893 en vier maanden later, op 28-9-1893, stierf ook Wouter van Ommen. Hij werd begraven op de oude algemene begraafplaats in Baarn.
Met dank aan dhr. F. van Ommen, Rotterdam-Hoogvliet voor de tip en informatie.
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter