donderdag 31 juli 2014

Het Goud van de Herfst op Pijnenburg

Jachtopziener Willem van der Schagt
Is er iets prettigers te bedenken dan eikels te rapen op Pijnenburg in een prachtige omgeving, welke vervuld is met de kruidige herfstgeur?
 
0p een herfstdag zijn wij met Agnes, Fons, Luuk, Lena, Maartje, Riekie, Aart, Dickie, Fritsje, Jossie, Marjan en Rob de honderden hectaren grote bossen van Pijnenburg ingetrokken om eikels te zoeken. Dat was een feest voor het dozijn kinderen, vooral voor enkele van hen, die van meester zo maar een middag vrij kregen om door die mooie, geheimzinnige lanen vol kleu­rig loof te dolen. Rob, de zoon van rentmeester Wilhelm, had zelfs zijn auto meegebracht. Nou ja: dat was niet veel meer dan een zeepkist op wielen, maar het nummerbord, L 46887, was toch wel heel echt. En bovendien: al was het een dwerg­auto, er konden niettemin een hele­boel eikels in geborgen worden.
Tussen het Goud van de Herfst
Een heleboel eikels! Met deze woor­den roer ik een heel interessant on­derwerp aan: in een niet onbelang­rijk gedeelte van Europa is namelijk dit jaar de eikeloogst grotendeels mislukt en dit geldt ook voor Neder­land. De vogels hebben dit niet van de daken af verkondigd, maar wel van hoger regionen uit. Dit lijkt op orakeltaal en daarom verduidelijk ik maar dadelijk mijn raadselachtig lijkende uitspraak. Eind September­ begin Oktober trok het mijn aan­dacht, dat boven Soest grote menig­ten Vlaamse gaaien overtrokken. Zuidwestelijk was hun koers en zij ver­plaatsten zich, terwijl zij onder nor­male omstandigheden letterlijk hele­maal geen hoogvliegers zijn, vele, vele tientallen meters boven de aar­de in verspreide clubjes. Moe en loom waren hun riemslagen, terwijl zij door de luchtzee roeiden. Toen wij op 8 Oktober jongstleden ons door "Zwarte Willem", de pontjesbaas van de Kleine Melm - zo heet de Soester los- en laad­plaats langs de Eem - lieten overzetten, begon hij onmiddellijk een op­gewonden verhaal over de Vlaamse gaaien. Drie dagen lang, zo deelde hij mijn metgezel en mij mede, had de lucht boven de polder van die vo­gels vol gezeten. En zich tot mij wen­dend, "merkte hij op: "Zoiets had ik eens moeten zien" Nu, ik hàd het gezien en ik kon dus tegen Willem v. d, Heuvel - zo heet hij in werke­lijkheid, maar haast niemand noemt hem zo - opbiechten.
 
Opnieuw veertien dagen later ge­raakten wij aan de Gelderse kust in gesprek met A. Evers en W. Heimen­sen, die in het gebied van de Stenen Kamer, 't Oever en Nulde, nederzet­tingen, welke alle in het Puttense zijn gelegen, eveneens getuigen wa­ren geweest van de massale door­tocht van de gaaien. Het aantal pas­santen daar ter plaatse liep in de duizenden en 't oordeel van beide mannen luidde: "Zo slim heb ik het nog nooit 'gezien", En toen wij op die herfstdag met het twaalftal kinder­tjes eikels gingen zoeken, tapte Wil­lem v. d. Schagt, één van de jachtopzienerboswachters van Pijnen­burg, uit hetzelfde vaatje: het "bos van Insinger" (Pijnenburg) werd een aantal dagen lang overstroomd door gaaien, die zelfs een aanslag pleeg­den op de maïskolven. .

De Nederlandse gaaien (en dit geldt ook voor de Skandinavische soortge­noten) zijn over 't algemeen stand­en soms zwerf'-, maar geen geregel­de trekvogels. Buitenlandse exempla­ren gaan echter sommige jaren dromsgewijze op reis. Periodiciteit kenmerkt dit toeristisch · gebeuren niet. De vreemdelingen, die, zoals dit jaar, ons land in zo groten getale bezoeken, zijn invasiegasten, waarvan men wel aanneemt, dat zij door voed­selschaarste er toe gebracht worden huis en haard te verlaten en hun ge­luk in zuidelijker gewesten te zoe­ken. Het zijn de eikels, die 's winters en in de herfst het voornaamste voed­sel van de gaaien vormen en wan­neer er in hun vaderland een mis­oogst is, zoeken zij blijkbaar streken op met betere voedingsmogelijkheden. Dat de gaai een echte eikelconsument is, blijkt bovendien -niet alleen uit de wetenschappelijke naam (Garrulus glandarius), maar ook uit locale en buitenlandse aanduidingen (eikel­aakster, Eichelhäher en geai glan­divore).
 
Dickie en Rob hebben een blikken bus
meegebracht waar de eikels al zoekend
ingestopt worden.
Robs "auto" met een echt nummerbord wordt telkens bijgevuld.
Dat de eikels het dit jaar over 't al­gemeen in ons land niet al te best "deden", had nog andere gevolgen. De advertenties, die in allerlei plaat­selijke bladen verschenen en waarin eikels voor varkensvoer te koop wer­den gevraagd, leidden er toe, dat vooral de jeugd met grote ijver ging zoeken, daar gemiddeld een dubbeltje per kg werd betaald. Ook van de zij­de der bosbouwdeskundige instanties werden in verband met een nijpend tekort aan pootgoed ten 'behoeve van bebossingen zowel volwassenen als kinderen er toe aangespoord om te­gen een geldelijke beloning eikels te verzamelen. Op zichzelf beschouwd, schuilt er m.i. niets verwerpelijks in, wanneer de jeugd met het rapen van eikels een bescheiden bedrag ver­dient. Verstandige ouders zorgen er wel voor, dat dit geld in een spaar­pot belandt als een "appeltje voor de dorst" : het kan te pas komen in de vacantie. Het kan ook een bijdrage van het kind vormen, als vader later voor zijn meisje of jongen een fiets koopt of andere nuttige en prettige dingen. Trouwens, er zijn nog veel meer mogelijkheden voor een rede­lijke besteding van het verdiende geld.
In goede eikeljaren, wanneer de vruchten op het "dak" van de auto's kletteren als dikke hagelstenen en het verkeer er duizenden tot moes rijdt, is het gemakkelijk in de vrije uren na de schooltijden zakken vol te rapen, maar in jaren, wanneer er van de vruchtzetting niet al te veel terecht is gekomen, is het vaak een hele toer een behoorlijke hoeveelheid bijeen te brengen. Het merendeel van de kinderen is, geloof ik, niet met buitensporige mercantiele neigingen behept en legt er zich bij neer, als er weinig eikels zijn, maar er zijn er ook, bij wie het koopmansinstinct al te sterk is ontwikkeld. Excessen, waarmee de dagbladpers zich zelfs moest bezig houden, waren het uit­vloeisel van deze gezindheid: knapen, wie het niet om het spel, maar uit­sluitend om de knikkers was te doen, ontzagen zich niet om particuliere terreinen binnen te dringen, de eikenbomen met stenen te bekogelen, tak­ken af te rukken en anderszins uit de band te springen. Met dergelijke feiten voor ogen is het een verblij­dend verschijnsel, dat ten onzent de invloedssfeer van de stichting "Na­tuur en jeugd" (Zwartelaan 27, Voor­burg, Z.-H.), die op succesrijke wij­ze een kruistocht onderneemt tegen de baldadigheid van de jeugd en via het instituut van de Jeugdnatuur­wachten een dam opwerpt tegen na­tuurschennis en vernielzucht in 't al­gemeen, steeds groter wordt.

Een dozijn kinderen doolt door de bossen.
Onze twaalf jongens en meiskes daar in 't grote bos dachten helemaal niet aan de "knikkers": zij vonden die ge­weldige bomen ontzettend mooi, keken hun ogen uit het hoofd, omdat de natuur de bladeren zo keurig en kleu­rig had gepenseeld en konden de leu­ke paddenstoelen, die zij tot dusver merendeels alleen uit sprookjes- en andere boeken kenden, vlakbij bekij­ken en zelfs aanraken.
En dan wa­ren er natuurlijk de eikels. Die wa­ren voor hen geen handelswaar: zij boeiden de kinderen door hun mooie vormen, hun gladde, bruine huid en de aardige napjes, die aan de bui­tenkant knobbelig waren, maar de meeste eikels waren al parmantig uit die platte bekertjes naar buiten ge­sprongen. Vier en twintig handen grabbelden onvermoeid tussen en on­der 't dorre loof, dat over de bosbo­dem hier en daar al een dicht dek had gelegd. Sommigen van het twaalftal vulden daarmee hun papie­ren zakjes of busjes, anderen hun knuistjes, die nog niet zo veel kon­den bergen en dan werd alles in de auto van Rob gestort: L 46887.
Er was ook een vriendelijke meneer, die een fijne groene hoed droeg met links heel mooie veertjes. Dat was de boswachterjachtopziener Willem van der Schagt, die de kinderen een takje liet zien van een eik, waar de eikels nog aanzaten. "Dat is nu een Amerikaanse eik", zei de boswach­ter. "Die heeft heel grote bladeren, die in 't najaar bloedrood worden. Dat is een schitterend gezicht. Zie je wel, dat de eikels van de Amerikaan korte, gedrongen bruine dikkertjes zijn? Je hebt hier in 't bos ook zomereiken. Het blad daarvan is lang niet zo groot en die dragen ook klei­ner, slanker en langwerpiger eikels." Toen keek de jachtopziener plotse­ling omhoog. "Wat zie ik daar? Dat is warempel een buizerd. Die broedt hier op Pijnenburg. Kijk eens hoe mooi hij rondcirkelt. Let eens goed op: hij zweeft en zweeft maar aan één stuk en beweegt zijn vleugels niet eens." Zo'n prachtige, grote roofvo­gel hadden de jongens en· meisjes nog nooit van hun leven gezien.

De "artiesten" Luuk en Fons maken van
eikels en kastanjes allerlei verassende figuren;
Agnes kijkt haar broertjes de kunst af,
In het uitgestrekte bos met zijn vele avontuurmogelijkheden en waar het zo lekker rook naar de herfst, had­den de kinderen wel de hele dag wil­len blijven, want daar woonden allerlei leuke dieren: konijnen, reeën en eekhoorns, spechten, mezen, uilen, fa­zanten en nog veel en veel meer. "Misschien", dachten de kleintjes, "komen wij ook nog wel kabouters tegen. Die gebruiken toch de paddenstoelen om er op te zitten, als zij moe zijn?" Maar op zeker ogenblik sloeg voor het overgrote deel van de jonge excursionisten onverbiddelijk het klokje van gehoorzaamheid. Niet dat zij al naar bed moesten, maar het zou niet lang meer duren, of de school­deuren zouden zich weer voor hen openen. Alleen voor enkele bevoor­rechten, Fons en Luuk, gold dit niet. Meester gaf hun vrijaf en zo reden wij met hen en hun zusje Agnes, die nog niet tot de schoolgaande jeugd behoort -- de "vrijheidsberoving" hangt echter boven haar hoofd - naar hun woning terug, want zij zou­den ons iets heel aardigs laten zien. En het wàs aardig.
Juffrouw met boodschappentasje en het hondje.




Opmerkelijk is hoe sterk eikels en paardenkastanjes tot de verbeelding van kinderen spreken. Zij weten er, behalve de traditionele tabakspijpen, allerlei gevarieerd speelgoed van te maken, waaraan zij heel veel plezier beleven. Hun scheppende fantasie is in staat met behulp van lucifershout­jes en een weinig versierend mate­riaal de kastanjes en eikels te com­bineren tot verrassende dierenfiguur­tjes, poppetjes enz. Ook wat Fons en Luuk wisten te scheppen, getuigde van verbeeldings-kracht en een on­miskenbare mate van artisticiteit.

De juffrouw met het boodschappentasje en het eikelnappen, gepluimde hoofd­deksel, die op straat wordt aange­blaft door een hondje, is - om één voorbeeld te noemen - niet iets sta­tisch gebleven, maar suggereert een levendige activiteit als in een ma­rionettenspel. Zelfs wij grote mensen kunnen aan dergelijke creaties onze bewondering bezwaarlijk onthouden.

Dit is een waar gebeurd verhaal wat zich heeft afgespeeld op 8 november 1955 op het landgoed Pijnenburg in Baarn.

Dank aan Jolien Pruis te Baarn voor de informatie over Het Goud van de Herfst.
 
 
Leen Bakker
Geplaatst door L.J.A.Bakker

http://knipselsuitkranten.nl

http://www.grijsvuur.nl

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter

zaterdag 26 juli 2014

De Spaanse griep in Baarn

Een hospitaal vol met slachtoffers van de Spaanse Griep
Bron: Wikipedia
Als we aan vreselijke ziekten en epidemiën denken, dan denken we in eerste instantie vaak aan ziekten als de pest, pokken, typhus, cholera, t.b.c. en aids. Stuk voor stuk vreselijke ziekten die in de afgelopen eeuwen miljoenen levens verwoest hebben. Bij een ziekte als 'de griep' wordt niet gelijk gedacht aan een ernstige, dodelijke ziekte, want is het niet zo dat je na een paar dagen op bed liggen, en je flink beroerd voelen, je weer volledig herstelt? Vaak is dat gelukkig zo, maar wist u dat het griepvirus verantwoordelijk is voor de grootste pandemie (wereldwijde epidemie) die zich ooit heeft voorgedaan? En nog steeds vrezen de deskundigen met grote vrezen. De vraag is niet OF zich een volgende verschrikkelijk griep-epidemie zal voordoen, maar WANNEER die zich zal openbaren. Geen leuke gedachte. De medici maken zich grote zorgen en doen hun uiterste best om het zich steeds muterende virus het hoofd te bieden.

In 1918 ging het helemaal mis. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) brak de Spaanse griep uit. De Eerste Wereldoorlog kostte wereldwijd aan circa 10 miljoen militairen en 5 miljoen burgers het leven, maar dat was nog niets vergeleken met wat de Spaanse griep zou aanrichten. Naar schatting eiste deze groep aan ongeveer 50 miljoen mensen het leven. Het griepvirus doodde in 24 weken meer mensen - het dubbele zelfs - dan het aidsvirus in de afgelopen 24 jaar heeft gedood. Het was verschrikkelijk.

Waar het virus precies vandaan kwam is niet bekend. De naam doet vermoeden dat de oorsprong van het virus in Spanje lag, maar de naam 'Spaanse griep' ontstond omdat in Spanje uitgebreid in de media geschreven werd over het virus. De oorlogvoerende landen publiceerden zo min mogelijk over het virus, zodat 'de vijand' niet zou merken hoe zeer het land getroffen werd door de ziekte. Er wordt wel gedacht dat het virus is overgekomen uit Amerika. Dat land verscheepte met grote hoeveelheden militairen naar Europa om een eind aan de Eerste Wereldoorlog te maken. Vele militairen stierven al voordat ze Europa bereikten. Of de oorsprong echt in Amerika lag is niet meer te achterhalen.

Zo snel als het virus in 1918 opkwam, zo snel verdween het in 1920 ook weer. In 1918 was er sprake van twee griepgolven. In 1920 een derde. Bij de eerste golf leek het om een normale griep te gaan, maar de tweede golf was een massamoordenaar. Daarbij was het opvallend dat vooral jonge mensen aan de ziekte stierven. Met name mensen tussen 15 en 34 jaar oud. Het sterftepercentage in die leeftijdscategorie was maar liefst twintig maal hoger dan in de jaren daarvoor. Mensen die stierven in de bloei van hun leven. Om die reden werd in eerste instantie gedacht dat het om een nieuwe, geheimzinnige, onbekende ziekte zou gaan.

Willem van der Horst, overlijdensbericht.
Bron: Dhr. F.J. Lammers, Baarn
Ook Baarn bleef niet verschoond van deze wereldwijde ramp. In 1918 stierven ruim 30% meer mensen in Baarn dan gemiddeld in de jaren daarvoor. De gemiddelde leeftijd van de overledenen daalde dramatisch. Ook in Baarn werden vooral jongere mensen getroffen. Vreemd is dat in de twee jaar daarna het aantal sterfgevallen onder gemiddeld lag. 1918 was echter een rampjaar, ook in Baarn.

Het plukje haar van Willem van der Horst dat nog
steeds door de familie wordt bewaard.
Bron: Dhr. F.J. Lammers
Veel families kregen te maken met deze vreselijke ziekte.
Een schrijnend voorbeeld daarvan is Willem van der Horst, die op 30 maart 1914 in Baarn geboren werd als zoon van Willem van der Horst en Francina Maria Snijder. Hij stierf op 21 november 1918, tijdens de tweede, dodelijke griepgolf aan de Spaanse griep. Hij werd vier dagen later begraven op de oude begraafplaats aan de Berkenweg. De familie was verslagen van verdriet. Nog steeds bewaart de familie een plukje haar als herinnering aan het kleine mannetje, slechts 4 jaar oud, slachtoffer van de verschrikkelijke ziekte.






Rijkje en Evert Hop, broer
en zus, slachtoffer van de
Spaanse griep.
Bron: Dhr. W. Hop, Zaandam








Evert Hop (1898-1918)
Bron: Dhr. W. Hop, Zaandam
Maar wat te denken van deze familie. Wulfert Hop en Evertje Pijpers, ouders van Hendrik Hop (1911-2000), grondlegger van de betonfabriek op het zuidereind. Wulfert en Evertje kregen in 1898 en 1899 hun eerste twee kinderen, Evert Hop (1898-1918) en Rijkje Hop (1899-1918). U ziet het al aan het overlijdensjaar van beide kinderen. Ook zij werden slachtoffer van de Spaanse griep. Rijkje stierf op 29 oktober 1918 op 18-jarige leeftijd, Evert een dag later op 20-jarige leeftijd. Het gezin woonde op dat moment in Eemdijk en de twee jongelingen werden daarom in Bunschoten, op begraafplaats Memento Mori begraven.
Heintje Hop en Jannetje Hop in traditionele rouwkledij bij het overlijden van hun
zus en broer Rijkje en Evert
Bron: Dhr. W. Hop, Zaandam
Willem Jacobus Camper
(1890-1918)
Bron: Dhr. N.K. Jansen (†), Baarn
Vele families in Baarn kenden zo hun slachtoffers. Een oudoom van mijn echtgenote Anja, Willem Jacobus Camper (1890-1918), tweelingbroer van haar grootvader Jan Camper (1890-1956), werd ook slachtoffer van de Spaanse griep. Ook hij was in de bloei van zijn leven, slechts 28 jaar oud. Hij stief op 3 november 1918, dus ook tijdens de tweede golf van de epidemie. Vier dagen later werd hij begraven op de oude begraafplaats aan de Berkenweg.

Jan de Ruiter
(1881-1918)
Bron: Mevr. G. de Ruiter-Koenen (†), Baarn
Tot slot is er in mijn eigen familie ook nog een slachtoffers van Spaanse griep te betreuren: Mijn overgrootvader Jan de Ruiter (1881-1918). Jan trouwde op een voor die tijd relatief late leeftijd met Hermina Maria van Kesteren (1879-1943). Dat was in 1912, Jan was toen al 31 jaar oud. Hij stierf op 37 jarige leeftijd op 13 november 1918 en twee dagen later werd hij op de oude begraafplaats begraven. In die zes jaar dat het echtpaar getrouwd was, wisten ze toch nog vijf kinderen op de wereld te zetten waarvan er vier de volwassen leeftijd haalden, waaronder mijn grootvader Willem de Ruiter (1915-2002). Overgrootmoeder Hermina Maria hertrouwde niet meer en moest de kinderen alleen opvoeden.

Zoals u wellicht ontdekt heeft zijn alle hier genoemde slachtoffers overleden tijdens de tweede, rampzalige, griepgolf. Ook Baarn ontkwam niet aan het virus dat de wereld teisterde. Laten we hopen dat de wetenschap komende griepgolven de baas kan blijven.

Voor dit artikel werd ik geïnspireerd door een boek dat ik in de vakantie las: Het drama van 1918, over de Spaanse griep en de zoektocht naar virus en vaccin, van Eric Mecking. Dit boek heeft ook als bron gediend voor veel van de feiten in het eerste gedeelte van dit artikel. Voor wie meer wil weten over dit onderwerp is dit boek een echte aanrader.

Een wondermiddel tegen de Spaanse griep aangeboden
door een Baarnse drogist.
Bron: Baarnsch Nieuwsblad, 23-8-1918
Archief Historische Kring Baerne

Kort na het plaatsen van dit artikel vond Ed Vermeulen in het archief van de Historische Kring Baerne nog deze advertentie in het Baarnsch Nieuwsblad van 23 augustus 1918. Deze 'Glorin tabletten' die deze Baarnse drogist Faassen aanbood hielpen natuurlijk niet tegen de Spaanse griep en moeten we helaas ook onder de noemer kwakzalverij scharen. Ed bedankt voor deze aanvulling!












De drogisterij van Hubertus Faassen (1874-1952)
Bron: eigen collectie





Hier nog een mooie foto van de drogisterij die bovengenoemde advertentie plaatste. Boschstraat 2, bij de Brink.





Eric van der Ent

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op  Facebook en Twitter

donderdag 24 juli 2014

Baarnsche Suikerzakjes


Philips Phonografische Industrie
Tijdens de zoektochten naar nieuws uit Baarn kwam ik deze keer een verzameling van oude suikerzakjes uit Baarn tegen. Bijgaand een overzicht van de Baarnse bedrijven en inrichtingen die suikerzakjes bij de koffie of de thee presenteerde met een afbeelding vanuit Baarn.
 








de Hooge Vuursche
Hotel Cafe Restaurant "Huize Groeneveld"


Philips Baarn

Hotel Restaurant Groot Kievitsdal







Hotel 't Huis Groeneveld



Kasteel van Antwerpen



Luctor N.V.



Opleidingscentrum de Jelburg










Ocriet fabriek
Hotel Regina Stationsweg








N.C.R.V.
Kiosk De Oranjeboom






Paviljoen Peking
Herberg de Roskam
Onder de Linden
De Vuursche Boer
Hotel "de La Promenade"
Tomatuva Baarn










Chinees restaurant Peking


Brandpunt







Zendingscentrum
Theetuin de Watermolen
Astoria

 
Cafe Biljart Eemzicht









Ocrietfabriek
De Lage Vuursche







Cafe Eemlust
Evangelisatie centrum
Grafische Machinehandel
Haksteeg Lage Vuursche
De Lage Vuursche

De Vuursche Boer
Kastanjehof
Philips Phonografische Industrie
Er zijn dankzij John Kappe diverse Baarnsche suikerzakjes nog bijgekomen zoals:











































Leen Bakker
Geplaatst door L.J.A.Bakker

http://knipselsuitkranten.nl

http://www.grijsvuur.nl

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter