vrijdag 27 februari 2015

Grappige voorvallen bij de Brandweer

Die goede oude brandweertijd
Over de ‘goede oude tijd’ doen nog de mooiste verhalen de ronde en enkele, die opgetekend werden, willen we u niet onthouden.

Het uniform was tot de jaren vijftig niet meer dan een rubber pak dat uit een broek, een lange jas en een zuidwester bestond. De kwaliteit was zodanig dat het pak in de winter recht overeind gezet kon worden en in de zomer voor gebruik uit elkaar geplukt moest worden, zo plakte alles aan elkaar. Een deskundige en tactische aanpak van een brand kende men in die tijd niet. Waar rook was werd gespoten, daarmee uit! Zo was er eens een klein brandje in een huiskamer achter een sigarenwinkel. Het ging gepaard met een flinke rookontwikkeling, die doordrong in de winkel. De brandweer kwam aan bij het pand en sloeg prompt een ruit van de winkel in, waarna de spuitgasten de sigaren en sigaretten van de planken spoten, terwijl daarbij ook de vitrine met alle rookartikelen onder water werd gezet. Toen de brandweermannen door de winkel wadend de huiskamer bereikten, bleek dat het brandje uit zichzelf gedoofd was. Niemand maakte zich boos over een dergelijk voorval, dus ook niet de Baarnaars.

Hartversterkertje na de brand
In de winter van 1939-’40 brak er brand uit in hotel Kasteel De Hooge Vuursche. Het winterde flink en de brandweermannen begonnen bij aankomst een wak te hakken in het ijs van de vijver voor het gebouw. Toen ze zo’n negentig centimeter diep gehakt hadden, stuitten ze op de bodem. De vijver naast het gebouw gaf minder problemen. Dat het kasteel intussen al flink brandde, behoeft natuurlijk geen betoog.

amsterdamsestraatweg postkantoor
In die tijd was het slecht gesteld met de verzorging van het brandweerpersoneel. Na een hele nacht blussen was er geen mens die naar de ijverige spuitgasten omkeek. Bij de nablussing van het hotel in de middag, klapperden de meesten dan ook van honger en kou. Ze besloten op onderzoek uit te gaan in het souterrain, de keuken en... ze ontdekten de wijnkelder. Toen was het leed gauw geleden en die dag eindigde op een feestavond in de sneeuw. Het liep echter wel uit de hand, want één van de brandweermensen moest twee dagen later met een zware longontsteking naar het ziekenhuis.
 

Het portret van een brandweerman uit de jaren ’60

Hij is een man van 20 tot 35 jaar, die zijn militaire dienst heeft vervuld. Hij heeft een werkkring in Baarn, waarbij het geen bezwaar is dat hij plotseling kan worden weggeroepen. Hij voelt ervoor zich te verdiepen in dat verantwoordelijke brandbluswerk door training en studie. Hij moet het hoofd koel houden als hij voor hete vuren komt te staan, en sportief zijn, want er kan veel van hem worden gevraagd. Hij is, kort gezegd, een man die van het vrijwillige brandweerwerk een serieuze hobby wil maken. Dat hoeft – tussen haakjes – niet voor niets, want de oefen- en diensturen worden gehonoreerd.



 

Brandweer Baarn rukt uit met een ‘lelijk eendje’

Zes brandweerlieden van het korps Baarn waren te zien in het televisieprogramma Doet-ie ’t of doet-ie ’t niet dat werd gepresenteerd door Peter-Jan Rens bij rtl4 in mei 1994.
Samen met de showmaster rukten de Baarnaars uit om een brand te blussen. Het complete gezelschap zat in een heel bijzondere ‘brandweerauto’: een lelijk eendje. De vier heren en twee dames van het Baarnse korps moesten buiten 29 olievaten met water en brandbare vloeistof blussen. Alles binnen twee minuten. De kandidaten van het spel moesten raden of de brandweerlieden deze klus binnen de vastgestelde tijd konden klaren. Of ze dit eerder was gelukt, mochten ze natuurlijk niet verklappen... maar ze hadden hierop geoefend. Tijdens de proefopnamen deden ze er twee en een halve minuut over. De Baarnaars rukten uit met Peter-Jan Rens in de ‘brandweer-eend’ met blauwe zwaailichten. De eerste eend voldeed niet aan de eisen en zakte flink door. Tijdens de proefopnames vlogen de vonken van de achterbumper. De tweede eend, snel geleverd door een dealer in Hilversum, bleek wel in orde. Maar bij de eerste poging bezweek de onderste trede van het decor pardoes onder het gewicht. Nadat de decorbouwers de boel hadden gerepareerd, kon het gehele gezelschap de opnames hervatten. Tijdens de eerste proef-uitruk vanuit de studio naar buiten konden de cameramannen de eend niet bijhouden: bestuurder Peter-Jan Rens trapte het gaspedaal te diep in. Eenmaal buiten doofden de Baarnse spuitgasten de vlammen in de vaten op vakkundige wijze, waarna iedereen weer instapte en de ploeg weer koers zette richting studio. Tijdens de officiële opnames werd dit kunstje met succes nog eens herhaald.







Het boek over de Brandweer van Baarn "Waarom Redden" is te koop voor een klein prijsje (€ 8,00). Kijk in onze webwinkel
Het Boek "Waarom Redden"









Geplaatst door L.J.A.Bakker oud korpslid van Brandweer Baarn

http://www.grijsvuur.nl

http://knipselsuitkranten.nl
http://ljabakker.magix.net/website#Startpagina

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter





woensdag 25 februari 2015

Drie kerken voor de Oosterhei deel 4: De Opstandingskerk

door Johan Hut


De Opstandingskerk in 1967
In deel 1 van deze serie schreef ik over de nieuwe Oosterhei, in de jaren vijftig gebouwd. In deel 2 over de bouw van de Mariakerk (rooms-katholiek), in deel 3 over De Ark (hervormd). Maar de Opstandingskerk, die stond toch helemaal niet op de Oosterhei? Nee, maar boven dit verhaal staat niet ‘op’, maar ‘voor’. Waarom de kerk dan niet op de hei stond, is nogal hilarisch.


De Opstandingskerk tijdens de bouw
De gereformeerden waren de eersten die een kerk op de Oosterhei wilden bouwen, al in 1953. Een stuk grond dat de kerkenraad op het oog had, werd echter voor hun ogen weggekaapt. Door wie, daar kan ik niet meer achter komen. Misschien de Cantonschool of de Guido de Bres. In elk geval nam de kerkenraad op dat moment een belangrijk besluit. De raad stelde vast dat Baarn vol was, in elk geval in de zuid-oostwijk. Maar ook elders, de Schildersbuurt zou ook al een van de laatste wijken zijn die er in Baarn nog gebouwd konden worden. We kunnen er nu om lachen, want later zouden nog de halve Staatsliedenbuurt en de hele Professorenbuurt, Componistenbuurt en alle delen van het Eemdal gebouwd worden. Maar de gereformeerde kerkenraad nam een doortastend besluit en kocht een stuk bouwgrond tussen de Eemweg en de Frans Halslaan. Het laatste stuk bouwgrond in Baarn, dacht men in 1953. Let wel: de Mariakerk is in 1962 gebouwd en De Ark in 1961. Daar had de Opstandingskerk dus ook kunnen staan.

De Gereformeerde Kerk had een groot kerkgebouw aan de Oude Utrechtseweg (nu Paaskerk geheten), met 750 zitplaatsen, en een klein gebouw (240 plaatsen) aan de Laanstraat, de vroegere School met den Bijbel. Op die plaats staat tegenwoordig de ABN-Amrobank. Het inwonertal van Baarn groeide hard en dat gold ook voor de Gereformeerde Kerk. Die profiteerde in de jaren vijftig tevens van de komst van het Zendingscentrum (Wilhelminalaan) en het Evangelisatiecentrum (Amsterdamse Straatweg) van de landelijke kerk en de gereformeerde opleidingscentra Jelburg en Nijenburgh, ook aan de Amsterdamse Straatweg. De kerkenraad wilde de Laanstraatkerk vervangen door een kerk met 750 zitplaatsen. Later in de jaren zestig nam de raad zelfs een optie op een stuk grond voor een derde kerkgebouw, aan de Kennedylaan tegenover de Gaspard de Colignyschool. Uit het vervolg van dit verhaal wordt duidelijk dat het fijn is dat die derde kerk er niet is gekomen.

In 1957 werd de eerste bouwcommissie ingesteld. De kerkenraad stelde een budget van 400.000 gulden in, de commissie presenteerde een plan van 560.000 gulden. Dat was het einde van de bouwcommissie.
In 1960 werd een tweede bouwcommissie ingesteld. Die koos voor de Baarnse architect Zuiderhoek (Prins Bernhardlaan), die indruk had gemaakt met de Petrakerk in Veenendaal. Zuiderhoek twijfelde aanvankelijk, omdat hij het terrein te klein vond voor een kerk, maar bedacht vervolgens de tentvorm als oplossing voor dat probleem. Het gebouw kreeg daardoor heel veel dak, waarop de architect besloot het door leien te laten dekken in plaats van (goedkopere) pannen, om het geheel minder massaal te maken. Als aannemer werd de Hilversummer Pellikaan gekozen, die in zijn woonplaats samen met Zuiderhoek de Bethlehemkerk had gebouwd.

In april 1964 werd de eerste steen gelegd, door dominee Krijger samen met de vierjarige Elsbeth Eringa. De bouw kostte 545.000 gulden. Het bouwfonds was opgelopen tot 320.000 gulden, terwijl het rijk een ton bijdroeg ingevolge de ‘Wet premie kerkbouw’. De kerk hoefde dus maar 125.000 gulden te lenen. Een jaar later werd de kerk in gebruik genomen. De naam Opstandingskerk was al in 1960 uit een prijsvraag gekomen. De kerk aan de Oude Utrechtseweg was naamloos (nou ja, Gereformeerde Kerk) en kreeg bij de ingebruikname van de Opstandingskerk de naam Kruiskerk. Vanwege de kruisvormige plattegrond, maar ook omdat de opstanding van Jezus volgde op zijn kruisiging.
Het interieur van de kerk
De Kruiskerk (Paaskerk) aan de
Oude Utrechtseweg
De Opstandingskerk had een prachtige akoestiek. Dat was een opluchting, want volgens deskundigen kun je dat van tevoren nooit zeker weten. Het werd ook een kijk-kerk. Omdat er geen zijvleugels waren, zoals in de Kruiskerk, was de kerkzaal goed geschikt om bijvoorbeeld dia’s te vertonen. Een bouwkundige bijzonderheid waren de claustra’s, de stenen in de zijmuren met kleine, ongelijk gevormde raampjes.

Zoals gezegd kwam er geen derde gereformeerd kerkgebouw. Sterker nog, het duurde niet heel lang voordat de twee gebouwen ook niet allebei vol zaten. Het vertrek van de genoemde landelijke centra uit Baarn in de jaren zeventig speelde daarbij mee. De teruglopende kerkgang in het algemeen natuurlijk ook. In de jaren negentig groeide het besef dat alle kerkgangers wel in één gebouw pasten. De keus viel op de Oude Utrechtseweg, met zijn grote kerkplein en bijgebouw, Het Brandpunt.
Het was een emotionele beslissing, omdat de Opstandingskerk veel populairder was dan de Kruiskerk. De kerk werd in 1995 verkocht aan een projectontwikkelaar, die er een appartementengebouw van maakte. Van de opbrengst van 825.000 gulden (er was geen hypotheek meer) werden Kruiskerk en Brandpunt groots gerenoveerd en werden beide gebouwen ook binnendoor met elkaar verbonden. Het gebouw werd zo mooi, dat de negatieve emoties direct omsloegen in vreugde.
De naam Kruiskerk werd veranderd in Paaskerk, omdat kruis zonder opstanding maar de helft van  het Paasverhaal is.


De Oosterhei, waarvoor de kerken zulke grootse plannen hadden, heeft uiteindelijk nog maar één kerk, de Mariakerk. Die kerkgangers zouden ook wel in de Nicolaaskerk passen, maar het zijn twee verschillende rooms-katholieke kerken geworden. Hetzelfde geldt voor de twee hervormde kerken op de Brink en aan de Tromplaan, die gaan ieder hun eigen weg. Er is in Baarn geen kerkelijke gemeente meer die om reden van ruimte twee gebouwen nodig heeft. Daar hoor ik niemand om treuren, het is juist fijn als je met z’n allen in één gebouw past. Dat de Opstandingskerk maar dertig jaar heeft bestaan, dat is wel droevig voor een gebouw dat met zo veel vreugde tot stand werd gebracht.


Met dank aan dhr. L. Prinsen, Amersfoort voor de foto's van de bouw van de Opstandingskerk.






Johan Hut

maandag 23 februari 2015

Van koetshuis tot tweewielerzaak

Door Machiel Bakker

Het koetshuis en oranjerie van de villa ”Veltheim” aan de Zandvoortweg (door de jaren heen waren er diverse huisnummers op het pand, nl. 1, 1b, 1c, 1d en 3) waar nu de tweewielerzaak van Arnold van Eijden is, heeft in de loop der jaren diverse bedrijven gehuisvest en heeft verschillende eigenaren en bewoners gehad. Het gebouw is in de loop der jaren meerdere keren verbouwd en aangepast. Het gebouw stamt uit 1850 en heeft diverse bewoners gehuisvest.

Zo is onder andere in 1934 de zijgevel veranderd van halfronde ramen naar grote ramen.
Op nr. 1a was Z. Koopmanschap daar rond 1917 woonachtig.
Op huisnummer 1b woonde volgens een adresboek uit 1917 W. P. J. van Ooyen daar. Volgens datzelfde adresboek woonde er rond die tijd ook een onderwijzeres mej. L.C. Vorholt.
Op nummer 1c heeft P. de Ruiter hier ook nog zijn muisjes gefabriceerd in de ruimte naast de voormalige paardenstal. Op 1d was rond 1917 G.M.A. Geisderven daar woonachtig.

De groentewinkel van H. Denekamp.

Groente- en fruithal Denekamp

Vanaf 1923 was daar H. Denekamp groentehandelaar gevestigd met zijn gezin met 9 kinderen, vier jongens en vijf meisjes (2 voornamen van die kinderen waren o.a. Steven en Antoon). Hij ging wonen in het oranjeriegedeelte. De oude paardenstal werd later aardappelopslag, eerst was dat de kelder.
Deze H. Denekamp kwam uit Apeldoorn, waar hij in de eerste jaren van de twintigste eeuw handelde in vlees. Hij verkocht pluimvee, wild en dergelijke aan gegoede families uit het hele land. Ook in Baarn kreeg hij klanten. Na verhuisd te zijn naar Soest streek hij in 1923 aan de Zandvoortweg neer en begon met de verkoop van aardappelen, groenten en fruit. Door heel Baarn werden de bestellingen geleverd.
Een deel van de vroegere paardenstal,
wat later aardappelopslag werd.
Meteen na de Tweede Wereldoorlog kwam de zoon (Steven?) Denekamp in de zaak. Deze Steven werd echter Piet genoemd. Dit was het gevolg van het feit dat voor hij in de groentewinkel ging werken hij bij een bakker in Baarn werkte waar ook een Steven werkte, dat leverde problemen op, dus werd er gezegd ”dan noemen wij jou maar Piet”, en zodoende werd er over Piet Denekamp gesproken.  Hoewel enkele broers en zusters soms in de zaak assisteerden, was hij als enige in het bedrijf geïnteresseerd.
Meerdere jaren stond hij met een zus in de winkel tot zij overleed. Naast de groenten, fruit en aardappelen werden ook rietmatten, bonenstokken en kippenvoer verkocht. In de beginjaren zestig beperkte de heer Denekamp zich tot de groentezaak-artikelen, waaronder ook conserven, enkele levensmiddelen en andere bijprodukten. Uiteindelijk stopt hij met de zaak in 1989 om gezondheidsredenen.
De groenteboer huurde in 1977 zijn winkel voor 41 gulden en 25 cent.


Garage van der Goot

De kant waar de garage van Van der Goot gevestigd
was en wat nu showroom is.
Zandvoortweg 3 was oorspronkelijk de stalling voor koetsen en de paardenstal. Later, ergens rond 1929 was enige tijd de huisschilder/decorateur J.J. Bak daar gevestigd. Ook het garagebedrijf van Rossum heeft daar gezeten dat voortgezet werd door G.J. van der Goot. Gijs van der Goot was getrouwd met Henny van Klingeren (1927-2009), had twee kinderen (Nelly en Martin) en heeft onder andere op de hoek Oosterstraat/Irisstraat gewoond. Hij werkte voor hij zijn eigen bedrijf had bij garage Legemaat. Er was ook een benzinepomp aanwezig.
De garage van Van der Goot (Zandvoortweg 3) werd voor 60 gulden in de maand gehuurd.

Rijwielhandel A.B. Buitenhuis

Op 28 januari 1938 beginnen dan de gebroeders Gert (Gerrit 24-3-1916 - 11-12-1993), gehuwd met Lijntje Maria Wilhelmina van der Horst (22-03-1918 - 22-03-2000) en Ab (Albert Bernardus 18-10-1918 - 30-01-1985), gehuwd met Reinie Maria Gerharda van Lingen (21-07-1921 - 21-05-1999) Buitenhuis in Baarn een tweewielerzaak aan de Zandvoortweg 1b. Zij woonden destijds respectievelijk aan de Pelikaanweg 13 en 18 in Soest. Het pand werd eerst nog gehuurd. Vervolgens werd het pand op 24 mei 1949 door beide broers gekocht van Jan van Os Fzoon, koopman wondende te Benschop, 178A. De huisnummering was toen nog Zandvoortweg 1, 1b en 3.
Tekening in Oost-Indische inkt
gemaakt door Gert Buitenhuis.

Gert hield zich voornamelijk met de financiële kant bezig, hij heeft ook nog bij Bosch en Keuning gewerkt op de boekhouding, terwijl
Ab zich meer met de technische kant bezighield. Er werd heel wat keren verbouwd en vergroot. September 1949 werd de zolderverdieping verbouwd tot bovenwoning. In 1955 zijn de kozijnen aan de straat en zijkant gewijzigd. In 1960 werd de werkplaats vergroot. Ook bleef het niet alleen bij fietsen. Autopeds, stofzuigers, maar vooral (na de oorlog) kinderwagens waren geslaagde uitbreidingen van het assortiment. Terwijl rond 1950 de bromfiets aan zijn opmars begon en ook Buitenhuis naar verhouding mee groeide. Tot het te veel werd en hun medewerker Tinus Zwanikken, die in 1960 bij Buitenhuis was komen werken in 1974 met de bromfietsen in de Kerkstraat aan het werk ging. Deze zaak bestaat ook nog steeds, rond 2011 overgenomen door zijn zoon Rob Zwanikken. Een andere medewerker bij Buitenhuis was jarenlang Frans (F.J.) Brandt, die bij Eembrugge woonde.
De fietsenopslag in de begintijd
van de fa. Buitenhuis.
De ”jongens van Buitenhuis”, zoals zij tientallen jaren in Baarn genoemd werden waren in 1977 rond de zestig. Tijd voor een jongere generatie en daar zij zelf geen opvolgers hadden, werd de zaak toen verkocht aan Arnold van Eijden. Een in Hoogland geboren vakman, die ondanks zijn jonge leeftijd (30) al 12 jaar in de tweewielers actief is. Hoofdzakelijk in Amersfoort, waar hij achtereenvolgens bij vier bazen de branche leerde beheersen. Om zich nu eindelijk zelfstandig te vestigen, wat in feite altijd zijn streven was.
De showroom in de Buitenhuis tijd.
Vakmanschap en een ongelooflijke service waren de pijlers, waarop Buitenhuis groeide.
Dag en nacht stonden zij voor hun klanten klaar, ook wanneer het alleen maar om een praatje in de werkplaats ging. Zo ontstond een hechte binding met de klanten, waarvan sommigen al van het begin af kwamen. Of waarvan de volgende generatie ook de gang naar Zandvoortweg 1b leerde vinden.
In deze zaak werden altijd goede merken verkocht, waarvan Buitenhuis meerdere heeft overleefd: Vesting, Gruno, Germaan, Eysink. Maar ook Batavus, Peugeot, Sparta. Merken die ook over gingen naar de nieuwe eigenaar, die daarnaast ook de bromfietsenverkoop- en reparatie weer in ere herstellen ging.

De showroom net nadat de zaak door Arnold van Eijden
overgenomen is.

Arnold van Eijden tweewielers

Donderdag 15 december 1977 vond de overdracht plaats aan Arnold van Eijden en Joke van Eijden-Keizer, waarna de zaak enkele weken gesloten werd voor een interne reorganisatie. In een dorp waar negen fietsenmakers gevestigd waren, durfden Arnold en Joke de gok te wagen om de kleine fietsenhandel over te nemen. Met als droom, er een florerende handel van te maken.
Op 7 januari 1978 volgde de heropening. Arnold van Eijden gaat zich dan naast de bromfietsenhandel- en reparatie vooral toeleggen op onderdelenverkoop aan doe-het-zelvers.
Plus de presentatie van race- en trimbenodigdheden, kleding, enzovoorts, waarbij zijn vrouw hem in de winkel gaat assisteren.
De gebroeders Buitenhuis namen op dezelfde dag dat hun opvolger de zaak heropent afscheid van hun oude klanten.
Een blik in een deel van showroom
en werkplaats in 1983.
Nico Haak overhandigt in 1988
een prijs naar aanleiding van het
10-jarig jubileum aan mevr. van Remmerden
In 1990 konden Arnold en Joke van der Eijden hun grote droom verwezenlijken; het volledige pand omtoveren tot één grote, moderne tweewielerzaak.
Geen wonder dat hij ook weer met de bromfietsenhandel begint, wanneer wij weten dat hij al jarenlang een verwoed motorcrosser is (250 cc), waarbij hij regelmatig in de prijzen viel. Bij zijn club in Ermelo was hij kampioen. In de loop der jaren hebben diverse mensen, verenigingen en organisaties een beroep hebben kunnen doen op de steun van Arnold van Eijden d.m.v. sponsoring. Ook hebben diverse Baarnaars zich gelukkig mogen prijzen met het winnen van een fiets bij een of andere actie van deze tweewielerzaak.
V.l.n.r. John van Ee, Joke en Arnold
van Eijden tijdens de heropening in 1991.
Het assortiment is in de loop der jaren wel aan verandering onderhevig geweest. Zo waren het vroeger meestal gewone stadsfietsen, tegenwoordig is de markt verschoven naar een grote diversiteit aan soorten fietsen, zoals mountainbikes, kinderfietsen, toerfietsen, trekkingfietsen (vakantie), racefietsen en niet te vergeten de fietsen met trapondersteuning (elektrische fietsen).
In 2014 is de zaak verder gemoderniseerd, waardoor een nog grotere showroom ontstaan is. Op een goede service kan je bij deze tweewielerzaak net zoals vroeger bij Buitenhuis nog steeds rekenen.











Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter

zaterdag 21 februari 2015

Begraven in Zandvoort maar toch in Baarn

Bidprentje Henricus Comarus van Dommelen
Een echte Baarnaar denkt bij het woord Zandvoort niet direct aan de badplaats aan de Noordzeekust. Nee, hij denkt aan het buurtje in Baarn. Maar als ik het over het kerkhof Zandvoort heb, weet u dan waar die begraafplaats te vinden was?

Het is niet de oude algemene begraafplaats aan de Acacialaan, waarvan de ingang nu aan de Berkenweg te vinden is, als u dat soms dacht. Er was daar vlakbij nog een begraafplaats, namelijk bij de Zandvoortweg langs het pad waarover nu de Professor Krabbelaan loopt. Daar op de hoek Zandvoortweg en het zandpad tegenover de Acacialaan woonde Dirk van de Vuurst, groentehandelaar. De groentehal naast de woning van Dirk werd gebruikt als schuilkerk. Tijdens de reformatie mochten de katholieken niet in het openbaar geloof belijden. De groentehal werd gebruikt als plek om als katholieken bij elkaar te komen. Achter de groentehal was ook een kerkhof te vinden waar de katholieken hun overleden dierbaren begroeven. De Acacialaan, die de twee begraafplaatsen met elkaar verbond heette in die tijd Kerkhoflaan.

De woning van Dirk van der Vuurst met daarnaast de groentehal die als schuilkerk gebruikt werd.
Er zijn niet veel Baarnaars die weten dat langs de Krabbelaan een kerkhof lag. Het werd in 1830 aangelegd. Daarvoor werden de katholieke in de hervormde Pauluskerk aan de Brink begraven. Het begraven in de kerk werd in 1829 verboden. Zo kwam het dat de oude algemene begraafplaats aan de Berkenweg en het katholieke kerkhof Zandvoort werd aangelegd. Toen de katholieken in 1861 een echte kerk aan de Schapendrift (nu Kerkstraat) kregen en daar een kerkhof werd aangelegd, werd het kerkhof op Zandvoort overbodig. Het kerkhof op Zandvoort werd gesloten. In 1921 werd het als pompstation voor de riolering aan de gemeente Baarn verkocht. Nu is er van dat kerkhof niets meer terug te vinden.

Toch duikt er nog af en toe bewijs op. Onlangs vond ik op marktplaats.nl een bidprentje van Henricus Gomarus van Dommelen. Op het bidprentje is te lezen dat Henricus op 14 april op het R.K. Kerkhof te Zandvoort, bij Baarn is begraven. Een jaartal ontbreekt op het bidprentje, maar op wiewaswie.nl vond ik meer gegevens over hem. Het bleek te gaan om Henricus van Dommelen en Anna Maria Stuber, geboren op 9 november 1807 te Utrecht en overleden op 11 april 1848 te Utrecht op 40-jarige leeftijd. Tijdens zijn leven was hij chirurgijn majoor der marine en doctor in de genees-, heel- en verloskunde te Utrecht, zo lezen we op het bidprentje. Leuk dat zo'n 167 jaar oud stukje papier ons die informatie kan verstrekken.

Natuurlijk vraag je je dan af waarom deze geneesheer in Baarn begraven is. Op genealogieonline.nl heeft Maarten Stoffels stamboomgegevens van deze familie geplaatst. Klik hier om die te bekijken. Het blijkt dat Henricus Gomarus maar liefst 11 broers en zusters had. Zijn vader is in Baarn overleden. Waarschijnlijk woonde zijn vader dus in Baarn. Op het bidprentje wordt geen echtgenote vermeld. Was hij vrijgezel? Misschien is hij daarom wel in de woonplaats van zijn ouders begraven?

De laatste regel op het bidprentje luidt: "God! vergeef uwen dienaar Henricus de zonden en zwakheden, welke hij hier op aarde begaan heeft." Bij zo'n zin vraag ik me af of Henricus misschien iemand was die regelmatig een scheve schaats reed, of was dat een standaard regel op een bidprentje? Niemand leeft immers zonder zonden...

Genoeg vragen nog, maar één ding weten we zeker: Henricus Gomarus van Dommelen is begraven op het kerkhof te Zandvoort bij Baarn. En wij hebben het voor iedereen die het wil weten vastgelegd in onze database met personen begraven in het Eemland.

Eric van der Ent
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen opFacebook en Twitter


donderdag 19 februari 2015

Hoe maak je een grammofoonplaat

De groeven worden gecontroleerd

Hebt u zich wel eens een idee gevormd, hoe eigen­lijk een grammofoonopname tot stand komt ?
En welk een enorme technische vaardigheid en routine het vereist, om in 1937, het in de opnamestudio gespeelde zoo goed mogelijk op de grammofoonplaat vast te leggen!

De meeste grammofoonbezitters weten doorgaans van een plaat niet méér, dan dat zij op een of andere mysterieuze wijze daarop vastgelegde geluiden reproduceert en dat het voor haar levensduur niet bevorderlijk is, om er op te gaan zitten.

Sinds enigen tijd zijn er in Nederland enige fabrieken opgericht, onder andere in Baarn, welke grammofoonplaten op­nemen en persen. Tot nog toe waren de artiesten altijd genoodzaakt, voor een opname naar het buitenland te gaan, wat natuurlijk aan alle kanten hoogst onvoordelig was. Dank zij de bereidwilligheid van een dezer firma's waren wij dezer dagen in staat vier opnamen van een band, welke speciaal voor dit doel was samengesteld uit de beste krachten van enige in Holland werkende ensembles, bij te wonen. De band bestond uit twee Amerikaansche negers, een negerzangeres, twee Russen, een Engelschman, een Duitscher, een West-Indiër en een Hollander. Er heerste dus een nogal kosmopolitische sfeer en als taal voerde natuurlijk het Engelsch den boventoon.
Eerst werd nog wat in een kleine zaal gerepeteerd, waarna we studiowaarts togen. Hier werd een kleine bespreking met den opname ingenieur gehouden over het al dan niet gewenste van Raumton of zaaleffect. Een grammofoonopname kan n.l. door den opname-ingenieur zodanig beïn­vloed worden, dat. een effect verkregen wordt, als was ze in een grote zaal gemaakt, ongeacht de ruimte waarin gespeeld werd. De opname kan echter ook geheel "droog" gemaakt worden, d.i. het andere uiterste. Beide manieren hebben hun vóór- en nadelen en 't is de taak van den geluidsingenieur, om dit vraagstuk tot 'n bevredigende oplossing te brengen.

De band wordt nu in de opnamestudio zodanig om de microfoon, een uiterst gevoelig instrument, geplaatst, dat de meest ideale afweging van klanken bereikt word. Hierbij is het opvallend, dat degenen die meerdere malen voor de plaat gespeeld hebben, bij intuïtie schijnen te voelen, waar in die speciale bezetting hun plaats is. De anderen zijn dikwijls óf te bescheiden of zouden het liefst in de "mike" willen zitten. Voorts hebben we nog het speciaal "spelen op de microfoon". Een jazz zanger, een trompettist of zelfs wel een hele kopersectie gaan zoo dicht mogelijk bij de microfoon staan en brengen het door hen te spelen gedeelte uiterst zacht voor de microfoon. Het komt dan op de plaat gewoon vol door. Het resul­taat is echter dikwijls, wanneer de artiesten goed "op de microfoon kunnen spelen" van een verrassende schoonheid en timbre. Vooral in de jazzmuziek wordt hiervan dikwijls gebruik gemaakt en er zijn zelfs wel jazzcomposities gemaakt, die op deze wijze door den componist bedoeld, niet anders dan met behulp van een microfoon vertolkt kunnen worden. Dan laat de opname-ingenieur (die in een ander vertrek met zijn ingewikkelde instrumenten en ver­sterkers huist) een paar maten spelen, die hij vanuit zijn domicilie door de koptelefoon beluistert. Soms verplaatst hij enige spelers, omdat ze óf niet goed doorkwamen, óf te sterk op den voorgrond traden.

Nu is alles gereed voor de proefopname. Het geluid gaat nu via de microfoon langs een elektrische leiding naar een versterker, die precies zoo werkt als een radiotoestel en deze enige hon­derden malen versterkte geluidstrillingen splitsen zich daarna in twee wegen. Een ervan gaat naar de koptelefoon van den opname-ingenieur, de andere naar het z.g. snijapparaat, een soort zeer zware pick-up met in plaats van een naald een speciale snijstift. Deze loopt over een wasplaat van bijenwas die een dikte heeft van ongeveer 7 centimeter en ronddraait met een constante snelheid van 78 toeren per minuut.


De geperste platen worden van de matrijs genomen
Een soort schroefmechanisme zorgt ervoor, dat het snijapparaat langzaam naar het midden van de plaat opschuift, zodat een spiraalvormige groef in de wasplaat gesneden wordt. De versterkte geluids­trillingen, welke de stift van het snijapparaat kleine zijdelingse schommelingen geven, leggen zichzelf op deze wijze in de groef vast.

De opname-ingenieur heeft op honderd en één dingen tegelijk te letten, om te zorgen, dat alles naar wens gaat. Intussen zit men in de opnamestudio ook niet stil. Daar heerst een nerveuze spanning, waarbij plankenkoorts kinderspel is.

Beide studio's zijn met een vrij ingewikkeld lichtsignalen systeem met elkaar verbonden. Eerst krijgt de bandleader een rood lichtsignaal ten teken dat er volkomen stilte moet heersen, hetwelk vanuit onze studio wordt beantwoord. Terstond zet nu de ingenieur het snijapparaat op de draaiende was schijf en waarschuwt vervolgens dat begonnen kan worden.

De bandleader geeft met zijn hand het tempo aan en met de proefopname wordt aangevangen. Direct na het beëindigen van het nummer begeven wij ons naar de technische studio, waar we het zojuist opgenomene via pick-up en versterker weer kunnen horen, waarbij op eventuele fouten e.d., zowel door artiesten als door ingenieur, speciaal gelet wordt.

Na een kleine bespreking gaan we dan weer eens de "mike" opzoeken en worden achter elkaar twee z.g. ,,masters" van hetzelfde nummer opgenomen, precies zoals de proefopname, welke door het terug­draaien ongeschikt geworden is voor verder procedé.

Door opnameleider controleert het eindproduct
Van deze "masters" worden dan op de fabriek langs chemische weg "moederplaten of matrijzen" getrokken, welke uit een speciale metaallegering bestaan.

Hiervan worden weer de "master-pressings" ge­perst, 't welk gewone enkelzijdige grammofoonplaten zijn. Men verkrijgt hierdoor van één nummer twee verschillende "master-pressings" waar de beste van uitgezocht wordt.

De fabriek ontvangt daarna order om van de uit­gekozen matrijzen zoveel platen te persen, en u kunt na enigen tijd uw collectie weer verrijken met de nieuwste grammofoonplaten.

 



Leen Bakker

Geplaatst door L.J.A.Bakker



http://knipselsuitkranten.nl

http://www.grijsvuur.nl

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter



dinsdag 17 februari 2015

1978 – Rondom de Gerrit van der Veenlaan

door Maarten van Bommel



Baarn. De Gerrit van der Veenlaan. Afgekort als GvdV. Ik heb er een paar jaar gewoond in de zeventiger tot begin tachtiger jaren. Een rustige, rustieke, ja bijna gezapige en ruim bemeten laan, omzoomd door woudreuzen en antieke, overwegend fin de siècle huizen. Hoe vaak ben ik wel niet langs deze laan naar beneden gelopen of gefietst, richting school of richting het station? Hoe vaak ben ik niet naar boven getrapt of geklauterd op de weg terug naar het Internaat dat helemaal aan het eind van de laan te vinden was, op de hoek GvdV en de Amsterdamsestraatweg? Het moet zeker duizend keer gebeurd zijn.

Bungalows in competitie

Tussen de trits zieltogende villa’s waarvan de bewoners nog maar net de stijgende kosten leken te kunnen opbrengen stonden twee frisse bungalows heel fier naast elkaar. Dikwijls zag ik daar in beide voortuinen kleine bordjes staan waarop trots de eerste en tweede voortuinprijs werd verkondigd. Nooit zag ik een malser gazon. Als uitgelezen smaragdgroen fluweel blonk het de voorbijganger tegemoet. Ik heb mij menigmaal afgevraagd hoe dat moet zijn als twee buren de strijd aangaan om de mooiste voortuin van Baarn. Zouden ze nog ‘on speaking terms’ zijn, zouden ze elkaars gezongeheimen proberen te achterhalen? In gedachten zag ik een buurman ‘s nachts uit bed sluipen, de uitgestrooide korrels op het ‘buurgrasveld’ verzamelen en dan meenemen naar een bevriend chemicus die meteen aan het werk ging om het geheime recept van het middel te ontrafelen. Overigens vond ik het best knap dat het gras er zo gezond bij lag, ondanks de majesteitelijke bomen die er vlakbij stonden en die met hun royale schaduw de desbetreffende voortuinen herhaaldelijk toedekten. Het moet een voortdurend gevecht tegen het oprukkend mos zijn geweest. Ach ja, misschien hadden ze ook wel ieder een tuinman en werd hun energie vooral ingezet om de onderscheidenlijke tuinmannen vanuit de geriefelijke leunstoel met hun vurige winnaarsblik te volgen.

Het spoor, de monarchen en de kinderlokker

Aan het eind van de GvdV, helemaal onderaan bereikte je het station. Zonder dat je er erg in had liep de spoorlijn Amsterdam – Amersfoort vlak langs de weelderige laan. Dit dankzij een verzonken spoortracé met daarboven een natuurlijke geluidsdemper in de vorm van dicht begroeide boomkruinen. Heel af en toe daalden de internaatskinderen ter hoogte van het standbeeld van Koningin Emma het steile talud af waar ze een dubbeltje op het spoor legden en de trein afwachtten. De machinist van de langs spoedende trein liet met een bulderend getoeter zijn ongenoegen blijken over deze stoute kinderen die zich zo dicht bij het spoor waagden. Toen de trein uit het zicht was, renden ze naar de rails. Wonderlijk genoeg lag het dubbeltje nog precies op dezelfde plek. Alleen waren alle kenmerken van het iele muntje uitgewist, zo ook de edele trekken van Koningin Juliana – haar bekroonde hoofd was geheel uitgevlakt en letterlijk zo plat als een dubbeltje.

De GvdV afdalend stuitte je op een weinig pretentieus gebouwtje met een vriendelijke uitstraling – maar wel met een koninklijke wachtkamer. Een keer kwam ik net van school en fietste langs het stationsgebouw toen heel spontaan mensen van diverse richtingen op de ingang van het gebouw afrenden. Ik ging er ook maar bij staan, uit zichzelf vormde zich een mensenhaag en tot ieders verbazing (of moet ik zeggen verrukking) stapten daar prinses Beatrix en prins Claus met het Spaanse koningspaar uit een paar auto’s om het station binnen te lopen. Een collectief ‘oooo’ was te horen en het publiek begon enthousiast te klappen. De koninklijke gasten knikten een paar maal welwillend en toen iemand ‘Eviva España!’ riep, lichtten de ogen van koning Juan Carlos heel eventjes op waarna het gezelschap verdween door de stationsingang, op weg naar de klaar staande koninklijke trein. In deze tijd zouden een veeltal smartphones op de koninklijke hoofden zijn gericht, maar toen had niemand een kamera bij zich. Zo zal deze toevalstreffer, zonder een spoor achter te laten, uiteindelijk in de nevelen van de tijd opgaan.


Het Baarns Station, ooit bewogen zich hier monarchen voort, foto: Bart van der Schagt


Wie ik ook een keer op weg naar het station tegenkwam was een vermoedelijke kinderlokker. Op vrijdag sjokten regelmatig internaatskinderen alleen of in groepjes, met hun weekendtassen langs de laan richting stationsgebouw. Zo liep ik ook een keer over de GvdV en maakte mee dat, wat er uit zag als een vijfdehands auto, opeens naast mij stopte en waarvan de bijrijdersdeur plotsklaps open zwenkte. Ik staarde in een aftands auto-interieur en hoorde: ‘Kom, stap in! Ik breng je naar het station!’ Een wat smoezelige jonge kerel wenkte mij met een fanatiek handgebaar. Mijn intuïtie begon meteen alarmsignalen af te geven en ik was zo verbouwereerd dat ik alleen maar kon jokken (excuses), ‘Maar ik ga helemaal niet naar het station.’ De jongeman schudde het hoofd en bleef aandringen, ‘Kom op joh!’ Ik bleef verwoed ‘nee’ schudden en liep door richting station. Een paar tellen later zag ik de man met een boos gezicht langsrijden. Vele jaren later kreeg ik te horen dat een van de internaatskinderen buiten het internaat in een misbruikcircuit was terecht gekomen. Ik zal het nooit helemaal zeker weten of de aanbieder van de lift een kinderlokker was, maar terwijl ik stevig doorstapte naar het treinstation overkwam mij het sterke gevoel dat ik mijn intuïtie heel dankbaar moest zijn.

Markante figuren

Villa Dennenzicht aan de GvdV (foto: Het Utrechts Archief)
Ik ga nu even een zijstraat van de GvdV in. Zoals hiervoor al aangeduid bevinden we ons in het tijdperk waarin het verval van de gegoede burgerij (een oververtegenwoordigde bevolkingsgroep in Baarn) zich in een rap tempo voltrok. Deze neergang was al in de jaren zestig ingezet maar presenteerde zich nu in volle omvang. De representatieve huizen rondom de GvdV vertoonden meer en meer achterstallig onderhoud, de dienstmeisjes had men noodgedwongen afgedankt, wat de eenzaamheid van vooral oudere mensen in de kasten van huizen vergrootte. Tenslotte werden in de afbladderende panden, vanwege de almaar stijgende energiekosten, hele kamers niet meer verwarmd. Kortom menig villabewoner vernikkelde ondanks de Schotse plaids die de koulijder ten einde raad over zijn knieën drapeerde.
Dit soort lijden moet vooral erg geweest zijn voor een hoogbejaard echtpaar dat vlakbij de hoek Anna Paulownalaan en Emmalaan woonde. Deze mensen hadden voor de Tweede Wereldoorlog in Nederlands Indië gewoond, daar een goede tijd meegemaakt en hun inrichting getuigde daarvan – hun huis stond vol met sierlijke Aziatische meubels van kostbaar tropisch edelhout. Gewend aan de warmte van de tropen was het een hard gelach in een toenemend kil en klam huis. Waar ze wel blij van werden, was als een stel internaatskinderen langsliep waaraan te zien was dat ze een Indische achtergrond hadden. De vrouw des huizes tikte met ferme tikjes met haar donderse diamantring tegen het uit enkel glas bestaand raam en gebaarde de kinderen om naar haar toe te komen. Eenmaal binnengelaten werden de kinderen op een kop thee met maximaal één Mariabiscuitje getrakteerd en vervolgens aan een beminnelijk verhoor onderworpen, ‘Vertel toch eens wat over Indië.’ Ik was bij de kinderlokker verbaasd, maar deze internaatskinderen waren niet minder verbaasd over de gestelde vraag. Indië was iets wat ze hooguit uit de verhalen van hun ouders en vooral van hun grootouders kenden. Maar goed, dan maar anekdotes uit tweede hand vertellen. Helemaal waarachtig waren die verhalen wellicht niet, want een kind weet zoiets nooit helemaal authentiek te reproduceren. Een enkele keer zullen de bejaarde villabewoners met hun wenkbrauwen hebben gefronst, maar ze waren zeker niet minder gelukkig over het kunnen oproepen van de goede oude tijd. En als de kinderen na een tweede kop thee weer weg mochten, dan werden ze bij het afscheid geconfronteerd met twee paar oude ogen die ze vol weemoed aankeken. Toen ze het grindpad afliepen besloten de kinderen voortaan liever een omweg te nemen in plaats van langs dit huis te lopen.

Niet iedereen heeft in de omgeving van de GvdV met plezier gewoond. Zo heeft André Hazes maar een blauwe maandag in een zijstraat van de GvdV gebivakkeerd. In mijn schoolklas werd hier uitgebreid over gepraat. Dit is een poging tot reconstructie hoe het zich zou hebben voltrokken. De komst van de volkszanger sloeg in als een komeet. Maanden voordat hij in het huis trok was de buurt in rep en roer. Men vreesde het ergste. En het begon al met een groot feest waarbij de volkszanger de bewoners tot in de wijde omtrek had uitgenodigd. Er kwamen maar weinigen opdagen, zo begreep ik. En de buurtgenoten die wel kwamen hadden daarbij het gevoel op bezoek te gaan bij een zojuist geopend pretpark. De rust en gezapigheid die de buurt zo had gekoesterd wilde in ieder geval niet echt terugkeren. Men gruwelde van de auto’s van vertrekkende gasten die tot ver na tien uur ‘s avonds hun aftocht met een tot aan de volgende straathoek aanhoudend luid getoeter gepaard lieten gaan. Zo kreeg de amicale artiest te maken met de ergste straf die de gegoede burgers wisten op te leggen: ze keerden hem de koude schouder toe. Hij kreeg te maken met de banvloek en werd buitengesloten. Niet veel later werd zijn huis te koop gezet en vertrok hij.
Intussen ging de teloorgang van de gegoede burgers onverminderd voort. De villa’s werden meer en meer in bezit genomen door kantoren en stichtingen. Buiten de spits werd het nog stiller rondom de GvdV. Zelfs als kind voorvoelde ik dat de aftakeling onomkeerbaar was. Maar dan kwam je die ene mevrouw weer tegen en je wist meteen dat ze zich niet zomaar gewonnen zouden geven. Een klein eind uit de richting van de GvdV, niet al te ver van het dorpscentrum vandaan kwam ik haar regelmatig tegen. De douairière Bosch van Drakestein, als Marlène Dittrich http://nl.wikipedia.org/wiki/Marlene_Dietrich in levende lijve, gestoken in een nauwsluitend Chanel pakje, het edele gelaat gepoederd en het decent geblondeerde haar gekapt volgens de mode in de jaren ’30. Op haar hoofd prijkte een baret van donkergroen fluweel met veertjes en de huid van haar handen was bedekt met korte glacéhandschoenen. Met koninklijke allure, met violet gestifte lippen en altijd hooggehakt schreed deze minimaal tachtigjarige over de stoep. Onwrikbaar hield ze haar glinsterend handtasje in een stevige greep. Wij kinderen staarden haar ademloos na en als je dat te lang deed fixeerde ze een strenge blik op je waarna je vlug de andere kant opkeek en er vandoor ging. Nu weten we het, vrouwen zoals deze, die je met één oogwenk of een lichtjes verheven wenkbrauw tot de orde roepen – ze bestaan niet meer. Zij was bij uitstek het voorbeeld hoe je dapper weerstand kunt bieden aan het verval van schoonheid en klasse.

Aftocht van de gegoede burgerij


De echte Marlène, als mijn geheugen
 mij niet bedriegt lijkt mevrouw
 BvD echt op haar (bron: Wikipedia)
De teloorgang rondom de GvdV duurde tot in de jaren negentig. Vanaf dat moment stroomde er vers bloed in de wijk, er waren weer mensen die het zich konden veroorloven – dankzij de ruimhartige hypotheken en de aftrek – de villa’s op te kopen en te verbouwen tot moderne huizen. Toen ik in 2007 weer eens door de lanen wandelde zag ik dat zich een metamorfose had voltrokken. Waar ooit ingetogen auto’s stonden waren nu spiksplinternieuwe leasebolides geparkeerd, de gerenoveerde gevels glommen je tegemoet, menig tuin was verkaveld en montere, moderne architectuur perste zich tussen de oude, nieuw lijkende villa’s. Op de eerste blik leek het nog aardig op het oude maar wat ik niet terug vond was de sfeer van destijds. Die was voorgoed terzijde geschoven.

De sfeermakers van weleer, de gegoede burgers zijn inmiddels uitgestorven en ze hadden niet meer gepast in deze tijd. Al hun conventies en omgangsvormen hebben nog nauwelijks waarde voor de moderne mens (denk alleen al aan het zilver en koper poetsen). Hun denken en handelen, hun opvattingen, hun mentaliteit was zo anders dan wat wij nu gewend zijn. Zo anders zelfs dat het nu bijna lijkt alsof ze op een andere ster leefden. Dat terwijl ze nog maar één of twee generaties van ons verwijderd zijn. En ondanks het grote verschil tussen hen en ons ontroeren ze mij, juist vanwege hun imperfecties en kwetsbaarheden die een gevolg waren van het strakke keurslijf waarin ze zichzelf hadden gedwongen. Daarom eindig ik dit verhaal met te zeggen dat ik blij ben dat ik ze gekend heb en ze niet vergeten ben (een liedje uit die tijd van een andere volkszanger).





Dit verhaal is gedoneerd door jurist / schrijver Maarten van Bommel die in de jaren zeventig als kind naar Baarn kwam om in het internaat Louisa State aan de Gerrit van de Veenlaan te gaan wonen. Maarten heeft een weblog waar hij verhalen en herinneringen deelt. Het verhaal dat hij daar geschreven heeft deelt hij nu ook met ons, in ons weblog.






Maarten van Bommel


zondag 15 februari 2015

Rijwielhandel Van der Ent

Het wordt nu minder, nu er geen rijwielhandel Van der Ent in Baarn meer is, maar mijn leven lang vragen mensen me al of ik er ‘één van de fietsenmaker’ ben. Geen wonder, vele jaren waren er twee vestigingen van Van der Ent in Baarn te vinden, aan de Oosterstraat en de Zandvoortweg, en ook nog een vestiging in Amersfoort, Emiclaer. Nu de rijwielhandelaren van Van der Ent met pensioen zijn, vraagt men steeds vaker of ik van ‘het groene graf’ ben. Ook dat is geen wonder, want onze site bestaat dit jaar alweer tien jaar, en we hebben in die jaren flink aan de weg getimmerd.

Om de eerste vraag te beantwoorden: nee, ik ben niet van de fietsenmaker. Hoewel alle ‘Van der Enten’ in Baarn familie van elkaar zijn, ben ik geen afstammeling van de rijwielhandelaar Elbert van der Ent (1913-1981), maar van zijn broer Dirk Wijnand van der Ent (1915-1976), die timmerman in plaats van rijwielhandelaar werd. Ik zal ik dit stukje uitleggen hoe de familie Van der Ent in Baarn kwam.

Het begon allemaal met Dirk van der Ent (1881-1962) die in Rhoon, bij Rotterdam geboren werd. Dirk verloor al op jonge leeftijd zijn vader. Moeder Aagje bleef met maar liefst twaalf kinderen achter. Zij kon dat alleen niet aan. De gereformeerde kerk heeft toen een oplossing gezocht en een gastgezin voor de jonge Dirk gezocht. Natuurlijk moest dat gastgezin van dezelfde gezindte zijn. Hij kwam bij de familie Huisman, de smid in de Schoolstraat. Daar werd Dirk in het gezin opgenomen en daar zou hij ook zijn leven lang als smidsknecht blijven werken. In 1908 trouwde hij met Maria Karelsen uit Soest. Uit het huwelijk werden zes kinderen geboren, waaronder mijn opa Dirk en zijn broer Elbert die rijwielhandelaar zou worden.

Smederij Huisman in de Schoolstraat. Van links naar rechts: knecht Bertus Appeldoorn,
knecht en stiefzoon Dirk van der Ent, Harmen Huisman, Willem Huisman en Leendert Huisman.
Foto genomen ca. 1920

Elbert van der Ent bij het pand aan de Oosterstraat. Achter hem aan de gevel
een soort kast waar een fiets en wat onderdelen uitgestald zijn. Links
naast het huis de werkplaats waar reparaties uitgevoerd werden.
De winkel zou later aan de rechterkant geopend worden.
U kunt zich zeer waarschijnlijk de winkel in de Oosterstraat nog wel herinneren. Het was te vinden in de rechterhelft van een dubbele woning. Nog steeds is daar een rijwielhandel gevestigd. Elbert begon zijn handel echter in de linkerhelft van dat pand. Het voorraam was niet meer dan een etalage waar een fiets in stond en wat fietsonderdelen. Links naast het huis was een schuur die als werkplaats gebruikt werd. De zaken gingen goed. Er moest een echte winkel komen, die kwam er ook, in de rechterhelft van het pand aan de Oosterstraat. Elbert’s zoons groeiden op met de fietsen en kwamen als vanzelf ook in het bedrijf terecht. Toen Elbert met pensioen ging namen de zoons het bedrijf over. Aan de Zandvoortweg werd tweede filiaal geopend en later in Amersfoort een derde. Zo werd rijwielhandel Van der Ent een begrip in Baarn en omgeving. Geen wonder dat men mij altijd vroeg of ik er één van de fietsenmaker was.

Elbert van der Ent met zijn echtgenote Jeltje van Ee

Inmiddels zijn ook de zoons met pensioen en bestaat er geen rijwielhandel Van der Ent in Baarn en omgeving meer, maar nog steeds denkt men bij de naam Van der Ent direct aan fietsen. Dat zal ook voorlopig wel zo blijven, aangezien rijwielhandel Van der Ent decennialang in Baarn te vinden was.

Eric van der Ent



Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter