zondag 14 juni 2020

De Heemskerklaan in de jaren 50/60

door Joke van Reenen-Kalf



Hoe het was

De Heemskerklaan, niet te verwarren met de Van Heemstralaan, was een echte laan met heel veel bomen. Zij zijn waarschijnlijk geplant begin jaren dertig  na de bouw van de huizen in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Op een fotokaart op internet, genomen vanaf de boerderij van Groenestein op de hoek Heemskerklaan/Piet Heinlaan, zie ik aan beide kanten van de laan bomen staan. Het lijkt of er twee bomen voor ieder huis staan. In mijn jeugd waren ze al groot. Op de hoek met de Van Galenlaan stonden er zo veel dat wij daar ideaal “boompje verwisselen” konden spelen. In het voorjaar met de verse blaadjes aan de bomen op de eerste lenteachtige dag dat je de jas uit kon doen of op z’n minst los, was de geur zo bijzonder. Als ik aan het einde van de zomervakantie terugkwam uit Breda waren de blaadjes donkerder van kleur en stoffig. Het rook ook anders. In de zomer kwamen er boerenwagens met het hooi hoog opgetast  door de laan. Dat hooi vond ik ook heerlijk ruiken. Als ik nu bloeiende liguster ruik moet ik ook aan vroeger denken.  In het najaar was er veel blad te ruimen. Naast onze tuin lag  eens een grote hoop blad dat door de jongens in brand was gestoken. Ik ben er in paniek op gesprongen en heb het uit getrapt. De paniek was mogelijk een gevolg van de brand in het huis op de hoek van de Tromplaan en de Faas Eliaslaan. Vanuit mijn kamertje kon ik dat zien. Wij zijn ook als ramptoeristen gaan kijken. 


Heemskerklaan 46

Van hier naar daar

De Heemskerklaan loopt vanaf de Tromplaan tot de kruising bij Witgoed Breunesse, vroeger de boerderij van Groenestein, waar hij overgaat in de Abel Tasmanlaan, vroeger de Piet Heinlaan. Bij de kruising gaat de Heemskerklaan naar rechts tot de Faas Eliaslaan. Vroeger was het Eemdal niet bebouwd en ging je naast de boerderij richting het landhek en dan een stukje  naar links achter de huizen aan de Heemskerklaan en dan rechtsaf via een zandweg, Het Molenpad, naar het voetbalveld, nog aan deze kant van de Eemweg, waar de werknemers van Philips trainden en wij soms gingen kijken. We gingen ook wel al slootje springend, de Eemweg over, verder door de weilanden naar het Rode dorp. In het voorjaar stonden de zijkanten van de sloten vol dotterbloemen en de weilanden vol boterbloemen en later pinksterbloemen. De jongens vonden het soms nodig om iets aan de stand van het sluisje in een van de slootjes te veranderen.

Situatieschetsje
Bewoners

Vanaf ongeveer midden jaren dertig woonden onze ouders Bertus Kalf en Johanna Kalf-Hendriksen op Heemskerklaan 46. Huizen  genoeg te huur. De eigenaar liet het huis schilderen en behangen om huurders te lokken. Tijdens de oorlog vanaf ongeveer oktober 1943 hebben zij ondergedoken gezeten. Na de oorlog zijn mijn ouders er weer ingetrokken.  In 1946  werd Bert Kalf geboren en ik, Joke Kalf, in 1948. Omdat er na de oorlog grote woningnood was en mijn moeders jongste broer, Gerard Hendriksen waarschijnlijk toch al bij hen woonde omdat mijn vader zijn voogd was nadat Gerards ouders waren overleden, kwam zijn vrouw er ook bij en in 1948 is hun zoon Peter geboren. Zij verhuisden later naar de Balistraat. Ik herinner me niets uit die tijd.  Onze ouders zijn in 1954 officieel gescheiden en toen woonden wij er met z’n drietjes. Later werden er kamers verhuurd aan studentes en werkende jonge dames en een oudere dame.
Het was de tijd van in bad gaan in een teil. Wij hadden boven wel wastafels maar geen badkamer. Voor de was had onze moeder een “bok” met twee zijstukken, die je naar beneden kon doen waar een teil op kon staan. In de ene teil werd de was uit de ketel gegooid waar de was eerst in gekookt was. Er werd eventueel met een harde borstel op het vuile goed geschrobd op een houten plank die diagonaal in de teil lag. Dan ging het goed door de wringer naar de andere teil met spoelwater. En dat net zo lang tot het water helder bleef. In het laatste spoelwater ging dan een zakje reckitsblauw. Bij mooi weer kon de was buiten drogen. ’s Winters ging het of naar zolder of deels op een droogrekje om de kachel.

Overige laanbewoners

Er werden meer huizen dubbel bewoond. Naast ons woonden de zoon en dochter met partners en kinderen in en op nr. 58 woonde de familie Janse met de familie Vollebregt. Na de verhuizing van de familie Wijsmuller, ik zie meneer met zijn donkere baard nog staan tijdens die verhuizing, gingen de heer en mevrouw Janse naar nr. 52. Ik denk dat Han, Lia en nog een meisje daar geboren zijn. De familie Vollebregt bleef op nr.58. De kinderen waren Gerard, Nancy en Laura. Nancy was iets jonger dan ik. Meneer Vollebregt, Nick, muzikant en kelner bij Groot Kievitsdal, pachtte ’s zomers de kiosken en het terras bij het Baarnse bosbad. Hij had een Borgward, een van de weinige auto’s in de straat en ’s zondags reed ik soms mee. Het bosbad ging dan pas om 13.00 uur open en wij speelden voor die tijd met de binnenband van een vrachtauto in het bad.  Ik hielp graag snoep en ijs verkopen. Als het druk was stond oma Vollebregt in de kiosk op het grote veld en mocht ik helpen. Als zij er niet was stond ik er alleen. Top. Winkeltje spelen voor het echie. De familie verhuisde later naar Laren, naar het bekende Nicks Vollebregts jazzcafé, van waaruit ook radio-uitzendingen werden verzorgd.  Rietje van ’t Land van de Van Galenlaan 9 was ook ongeveer van mijn leeftijd. Zij kwam veel bij de familie Janse en soms mochten wij mee in de, volgens mij Volkswagen kever. De familie Janse had al vroeg televisie. ’s Woensdags en ’s zaterdags om 5 uur mochten wij vaak komen kijken. Schoenen uit op de mat bij de achterdeur. Wij zaten op de grond en genoten van Pipo de clown en Mamaloe, De Verrekijker, Varen is fijner dan je denkt en de poppen van Bert Brugman. Wij zwaaiden terug naar tante Hannie (Lips, de omroepster). Dit was de enige tv-uitzending op de dag, op het enige tv-net in Nederland. Na de familie Janse woonde de familie Van Amerongen met Wilma en Marjo op nr. 52. Zij waren toen onze moeder in 1969 op nr. 54 was komen wonen heel goede buren voor haar. De familie Haagsma ging toen van nr. 54 naar nr.46. Zij waren eigenaren van beide woningen. Toen mijn moeder een bloedvatafsluitinkje in haar hoofd  heeft gehad en verward was hebben zij mijn man gebeld zodat hij haar bij mij kon brengen. Wat is het dan veel waard dat je elkaar kent.

Cantonspark

Wij woonden tegenover de grote kas van het Cantonspark. Met regelmaat werden er grote hoeveelheden kolen bezorgd. Met een lopende band werden de kolen omhoog gebracht en in het kolenhok gestort. Interessant voor ons om te bekijken. De grond erom heen was niet meer helemaal schoon. Als het geregend had mochten wij voor het hek van het park in dat vuile zand met onze laarzen aan daar in de plassen graven en stampen. Wij kwamen daar niet helemaal droog en schoon vandaan. Van tijd tot tijd werden er palmen aan- en afgevoerd van en naar de kas aan de Tromplaan. Ook boeiend.


Joke, ongeveer 1953                                                                          Bert en Joke, augustus 1954                         

Dierbare herinneringen

Mijn vroegste herinneringen zijn aan de kleine buurmeisjes Mariël en Christel, naar wie ik mijn poppen vernoemd heb, en aan mevrouw Maaneman op nr. 60, aan wie ik op mijn zesde verjaardag mijn cadeau, een  poppenwagen, heb laten zien.  Ik kreeg van haar een schrift dat zij bij het opruimen van het huis vanwege haar verhuizing naar haar zoon in Amerika gevonden had. Ik was er kennelijk zo blij mee dat me dat altijd is bijgebleven.  De heer en twee dames Bodegom woonden op nr. 62. Meneer stond vaak met een snoeptrommeltje bij het hekje van de achtertuin. Tussen deze huizen was een doorgang naar het pad achter de huizen. De muur van nr. 60 was begroeid met wilde wingerd dat in de nazomer prachtig rood kleurde.

Naast ons woonde de familie Faddegon. Zij hadden een kartonnagefabriek in de Eemstraat waar mijn moeder een poosje heeft gewerkt. Helaas ging de zaak failliet en heeft mijn moeder haar loon van de laatste 8 weken nooit ontvangen. Erg zuur als je het geld zo hard nodig hebt. De uitgeleende, heel grote, zwarte typemachine, een Underwood, is na heel veel gedoe teruggekomen en staat nu nog te pronk bij mijn broer Bert. Ik heb er nog stencils op getypt voor het clubblad van zwemclub De Vuursche. Ik was bij de oprichting in 1959 in Astoria, waar nu de Leuning is.  Onze moeder ging toen ‘s morgens vroeg en ’s avonds laat bij Philips aan de Torenlaan  werken en 3 ochtenden bij  huize Patria en nog een ochtend op een particulier adres.

Speelkameraden

Op straat speelden wij veel met Bendix, Pier en Theo Haagsma van nr. 54, met Rietje van ’t Land  en Nancy Vollebregt en met Ernst, Frank en Lydus Kramer van nr. 64. Margreetje Kramer en Stoffel Haagsma waren een stuk jonger.  Op nr. 56 woonde de familie Kuiper met  Henk, André, Puck (Aartje), Hans, Marian en Annelies. De laatste drie waren ongeveer van onze leeftijd. Dit was een familiehuis. De familie Kuiper ging later naar de bakkerij in  de Laanstraat en oma en opa kwamen hier wonen. Puck en haar vriendin Gerrie van der Horst speelden graag met Bert toen hij nog Bertie was. Hij weet er zelf niets meer van.  Er was in deze kinderrijke buurt dus eigenlijk altijd wel iemand om mee te spelen. Onze kreet: Hoehoi met toevoeging van een naam, was voldoende om iemand naar buiten te krijgen.  De huizen waren nog niet geïsoleerd. Het werkte prima. Wij speelden: verstoppertje, tikkertje, boompje verwisselen, boer zet je bak op en ik verklaar de oorlog aan….. We knikkerden en pinkelden in het zand naast ons huis. Er werd natuurlijk ook gevoetbald op “onze” hoek (met de Van Galenlaan). Menig bal is bij ons door de ruit gevlogen. De Zoete, van de  Faas Eliaslaan werd benaderd en er werd een nieuwe ingezet. Mijn moeder was daar heel makkelijk in. Om op straat te kunnen tekenen voor “Ik verklaar de oorlog aan” en om te kunnen rolschaatsen was een glad wegdek nodig. Soms moesten we naar de Piet Heinlaan als er weer geasfalteerd was en grind gestort. Het was ook de tijd van touwtje springen, tollen, hoela hoepen en stelt lopen.  Ik wilde ook wel eens mee noten pikken in het Cantonspark.
Ik probeerde met mijn net nieuwe zomerjurk over het hek met bovenop prikkeldraad te klimmen. Ja hoor, winkelhaak. Mijn moeder maakte ook daar geen punt van en repareerde het weer.

In onze jeugd is de villa Merelhof in de Leestraat afgebroken. Wij gingen graag ‘s avonds na het eten met een hele groep daar heen om er te crossen. Er heeft hoogst waarschijnlijk een kelder onder gezeten. Het was er lekker heuvelachtig.

Buren en buurtgenoten

De families Vollebregt en Van het Land (van de Van Galenlaan) waren Rooms Katholiek. Nancy en Rietje zijn bruidje geweest. Rietje had een korte, witte jurk en Nancy een lange en zij had als ik me goed herinner bloemen in haar mooie, wat krullende haar. Ik vond vooral Nancy prachtig.

Toen mevrouw Maaneman vertrokken was kwam de famiie Van Schaffelaar met zoon Cees. Heel veel later heeft er een interview met Cees in de Gooi en Eemlander gestaan. Als ik me goed herinner heeft hij het gemaakt met zijn Ellie uit de Brinkstraat in Amerika.

v.l.n.r.: Pier, Lydus, Ernst, Ronald, Theo, Joke en Sonja

Op nr. 64 woonde de familie Kramer. Ernst, Frank, Lydus en Margreetje. Dat je Lydus met een y schrijft en niet met een i weet ik pas sinds 15 december 2019 toen ik in de Baarnsche Courant een interview met hem las. De gedachte aan een foto in mijn album kwam gelijk op. Ik heb hem gemaild en ’s avonds had ik al een mail terug. Het is een foto met een fietsje met een te klein voorwiel en zebragestreepte tape op de hele fiets en de velg van het achterwiel. Ernst en Lydus staan erop en Pier en Theo Haagsma, Ronald Lettenmeijer, Sonja en ik.  Mogelijk logeerde Sonja in de buurt of was op visite.

Op enig moment heeft meneer Haagsma, op zijn sokken, Bert achternagezeten. Wat er gebeurd was weet ik niet maar Bert was toch iets sneller.

Op nr. 66 woonde de familie Lettenmeijer. Martin en Jopie waren toen nog jong en hadden een zoon,  Ronald. Op een avond had mijn moeder een arts nodig. Bij het enige huis waar nog licht brandde belde zij aan om te vragen of zij de dokter mocht bellen. Later vroeg mevrouw hoe het afgelopen was. Mijn moeder moest geopereerd worden en op de vraag of het geregeld was voor de kinderen bleek dat er nog geen opvang voor Bert was. Spontaan zei mevrouw Lettenmeijer dat Bert bij hen kon komen. Fantastische mensen. Dat je dat doet voor volkomen vreemden. Bert en Ronald werden dikke vrienden. Ronald is de huidige eigenaar van de Fiat garage.

Op nr. 68 woonde de “dove juffrouw,” zoals wij haar noemden. (Mej. G.W. Bouman) Zij had een fiets met een bordje achterop met een S en een H in rood/wit.  Zij las ons voor en we kregen snoepjes. Toch plaagden wij haar ook. We gingen op het hek van de achtertuin staan, om over het muurtje van Schoonoord te kijken, terwijl wij best wisten dat zij daar een hekel aan had. Sip, de tuinman van rusthuis Schoonoord, sloeg al op tilt als wij alleen maar over het muurtje keken. Wij zetten ook wel de fiets tegen het muurtje en gingen dan op de bagagedrager staan. Waarschijnlijk hebben we ook wel eens iets uit de groentetuin gepikt maar dat kan ik me echt niet herinneren.

Schoonoord was een villa van de Hervormde Gemeente waar oudere mensen verzorgd werden. Wij noemden het  “oudemannenhuis.” Met Pasen en mogelijk met Kerst brachten de zondagschoolkinderen een attentie. (Ik ook) Er werd in de jaren vijftig evenwijdig aan de Tromplaan een vleugel bijgebouwd. Net achter onze huizen lag een geweldige berg geel zand waar wij zonder toestemming op speelden. Mijn nieuwe schoen verdween in het zand en is niet meer gevonden. Later werd de villa vervangen door nieuwbouw en nog weer later werd er een vleugel evenwijdig aan de Van Galenlaan gebouwd. Daar heeft onze moeder haar laatste jaar gewoond. Zij had het er bijzonder naar haar zin. “Ik had het jaren eerder moeten doen,” zei ze weleens.

Aan de overkant in het park woonde de familie Muijser. Daphne, ik weet niet of ik de naam goed spel, was een van de eerste zo niet de eerste politieagente in Nederland. Frank en Robin speelden wel met Bert. Zij hadden zelfgemaakte karren van oude kinderwagenonderstellen. Hun namen stonden erop en de buurtkinderen wilden graag meerijden. “Mag ik op de kar?” Wel op z’n Baarns uitgesproken. Ik hoor 24 december 2019 van Bert dat hij op zijn aanhangwagen een rek had gemaakt van oude horren. Zo konden zij blad verzamelen en dat in brand steken. Volgens Lydus Kramer was Bert wel zo’n beetje de leider van de jongens in het kattenkwaad. Het zat er dus al vroeg in. In zijn werkzame leven was hij o.a. directeur van een mavo.

Les Baroques

In mijn tienerjaren werd ik fan van de jongens van Muijser. Zij speelden in de band The Hurricane Combo.  Zij oefenden in het studentenhuisje in het Cantonspark.  ’s Zomers kon de hele buurt mee genieten. Later veranderden zij de naam in Les Baroques en anno 2019 worden zij nog op tv genoemd. Ik had ook singeltjes van ze.  In een boek van Judith Koelemeijer wordt geschreven over een optreden van Les Baroques op Texel in 1970. Frank werkte later in de platenindustrie en Robin is rijinstructeur geworden.

Les Baroques, foto gemaakt in het Cantonspark

Toen ik een jaar of elf was ging ik met mijn HEMAVA-busje mijn vaste klanten af voor een maandelijkse bijdrage van 10 of 25 cent in de Heemskerklaan, Tromplaan en Faas Eliaslaan.  Ik kwam daarvoor ook bij de familie Hornsveld. BURBANKIA stond er in de tuin geschreven met vetplantjes. Eerder spaarde mevrouw al zegeltjes van de margarine voor ons. Zo hebben wij onze eerste atlas gekregen. Ik denk dat het blue bandzegeltjes waren. Meneer heeft ooit boos tegen mij en mijn vriendinnetje Ineke Veldhuizen uit de Javastraat staan roepen omdat wij een konijntje hadden laten ontsnappen en dat rende door zijn gewas achter zijn huis. De tuin van mijn vriendin grensde aan de kwekerij. Het konijn was ons kind en had al de lakentjes en dekentjes van mijn poppenwagen nat geplast.

Van Galenlaan

Aan de andere kant van de Van Galenlaan begint de nummering met nr. 42. Nr. 44 ontbreekt. Aan die kant van de laan staan twee-onder-een-kappers en om de hoek veel vrijstaande huizen. Op nr. 40 woonde de familie Marchal. Mevrouw was leidster van de padvinderij. Zij fietste in haar beige met gele pak naar de club.  Mijn zwager vroeg mij in 2018 of ik mevrouw Marchal gekend heb. Zij had kamp met de kinderen op zijn boerderij in de Egelshoek (achter het vliegveld) in Hilversum. Haar zoon liep jaren mee met de avondvierdaagse in een schoorsteenvegers outfit. Dochter Jeanne was wat ouder dan wij maar speelde toch nog heel graag mee.
Verder woonden daar de familie Webber met dochter Liesbeth, de familie De Boer met dochter Els. Volgens de overlevering  kwam daar een prinses spelen, die gebracht werd met een AA auto. Dan nog de familie Van der Vliet met 3 of 4 kinderen en de familie Maree met Jan, Annie, Job, Gerard en Liesbeth. Job heeft in de jaren 60 een ongeluk gehad maar dat is goed afgelopen.
Ergens in deze rij, mogelijk op nr. 30 of nr. 32 heeft Annelies gewoond.  Ik denk dat de familie uit Indië kwam. Annelies was vriendin met Daphne.
Als laatste gezin met kinderen had je de familie Mooy. Berry en Joke. Berry maakte muziek met Gerard Vollebregt. Joke speelde wel eens met ons. Zij had net als ik rood haar en sproeten en mevrouw Wegerif (van de bakker) haalde ons altijd door elkaar.

Voorbeeld van een Messerschmidt

Op nr. 22 woonde de familie Mulder. Zij hadden een blauwe Messerschmidt. Een klein autootje waarvan je de kap omhoog moest doen om in- of uit te stappen.
En dan aan de Piet Heinlaan de boerderij van de familie Groenestein.  Bert kloste vaak ’s morgens vroeg op zijn klompen die kant op om te helpen. (Van de wal in de sloot?) Ik heb er ook wel eens IN de groep gestaan. We mochten de kalfjes wel de emmer met melk voorhouden en ze zogen graag op je vingers. Rond de boerderij lagen slootjes en aan de August Jansenweg was de ijsbaan. Eerst bij Tijmen de Ruig de kleine. Dat was ’s zomers een kampeerterrein. Later een grotere ijsbaan links van de weg. Bert wilde een keer gaan schaatsen en nam een kortere route via de slootjes, die niet goed bevroren waren. Ja, hij was drijfnat en stonk enorm naar de varkenspis.  Mijn moeder heeft er vreselijk om gelachen wat Bert vreselijk vond. Ik heb nu nog medelijden met haar. Er was geen wasmachine of droger. Bij dat soort weer moest de waterleiding ’s nachts worden afgesloten. Eerst water tappen, kranen dicht, hoofdkraan dicht, laatste beetje water eruit laten lopen en de volgende morgen de boel weer openzetten. Op de ramen zaten prachtige ijsbloemen en de pegels hingen aan de dakgoten.

Tromplaan

Om de hoek op nr. 5 woonde de heer Lezer in dat mooie witte huis ZOAR. Ik schaam me nu nog dat wij juist deze man najouwden. Dat hij van Joodse huize moest zijn, van antisemitisme en Jodenvervolging en kampen wisten wij toen niets, maar toch. Er was ook een jonge vrouw die op de Tromplaan werkte. Zij liep door de Heemskerklaan naar de bus of de trein. Ook zij werd nagejouwd. Ben ik ook helemaal niet trots op maar wil het ook niet weglaten omdat dit ook bij mijn jeugdherinneringen hoort.

Na het mailcontact met Lydus, mijn oud buurjongen, gaf hij aan ook zijn herinneringen te willen delen. Deze kunt u hieronder lezen.

Met hulp van een aantal mensen, waarvoor mijn hartelijke dank, las u mijn herinneringen. Misschien komen uw herinneringen ook weer boven en wilt u reageren.  Reacties zijn zeer welkom.

Joke van Reenen-Kalf


Hieronder volgen de herinneringen van Lydus Kramer aan de Heemskerklaan. Lydus woont en werkt in Midden Portugal. Hij geeft trainingen Communicatieve Vaardigheden, coaching en/of psychologische begeleiding, zijn specialiteit, samen met zijn vrouw, Maaike Niemantsverdriet. Zij is Welzijnoloog en organiseert retreats, het nuttige koppelen aan het aangename. 

De Heemskerklaan

door Lydus Kramer


Baarn, Heemskerklaan 64
Eind 1950 begin jaren zestig, Heemskerklaan 64, mijn geboortehuis. Sociale samenleving en veel buiten spelen.

Achter ons, rusthuis Schoonoord, met vijf wat oudere jongens controleerden we of de aardbeien goed genoeg voor de oudjes waren. Eveneens proefden we of het fruit rijp was en gebruikten de kool als voetbal. Tuinman Sip, Sip kale kip noemden we hem, probeerde ons weg te houden, lukte meestal niet. Hij had een gat onder de muur doorgegraven om ons te pakken.
Het liefste en braafste meisje, Wilma, werd aan haar been vastgegrepen. Werkelijk, ze had niets te maken met onze baldadigheid.

Sociaal

De deuren stonden open en iedereen, als het nodig was, hielp elkaar. Zo ook mijn moeder, 2 huizen verderop woonde de dove juffrouw. Stokdoof, heel lief, leerde ons klokkijken en met Pasen kregen alle buurtkinderen een chocolade-ei van haar. Maar één keer per jaar werd er een uitje voor bejaarden georganiseerd, volgens mij door het UWV. Hoe kan een alleen levend doof iemand gewekt worden?
Heel simpel, touwtje aan haar grote teen en uit het raam hangen. Mijn moeder wekte haar door aan dit touwtje te trekken.
Zo ook sinaasappelsap voor een zieke buurvrouw, vers geperst maar wel water erbij, lijkt het een beetje meer.
De kruidenier kwam het “Het Boekje” halen, later op de dag werden de boodschappen gebracht.
De melkboer kwam met melkbussen op een kar de melk in een pan scheppen en om de hoek bij de Javalaan stond de groenteman op blote voeten in zijn winkel de verse spullen te verkopen. In de geur van de tegenoverliggende bakkerij.

Buitenspelen

Vredig, sociaal en slechts drie auto’s in de hele Heemskerklaan aan het Cantonspark. Meisjes speelden met de meisjes en wij met zes andere jongens. Ik was vaak de jongste, ontdekten, na 17.00 uur, als de tuinmannen wegwaren, hoe de mandarijnen in het Cantonspark smaakten. Ook de noten waren heerlijk. Spelen met vleesetende plantjes was een beetje eng, spannend maar ook heel leuk. Beheerder, de heer Muyser, wist dit natuurlijk, maar greep niet in. Later oefende de band van zijn zonen, Les Baroques, op zaterdagmiddag, in dezelfde kas, konden we gratis legaal meegenieten.

In die tijd had ik overal mijn contacten. Bij mevrouw Assink op nummer 72 schepte ik kolen en mocht mede daarom bij haar televisie kijken, toen nieuw en heel uniek. Bij de familie Egels kreeg ik een banaan, wat in die tijd een luxe was. Mijn moeder had achterop mijn jas een briefje gespeld: na 16.00 uur niets meer te eten geven. Gewoon kindermishandeling.
We speelden met vijf of zes jongens veel buiten. Op de hoek van de Heemskerklaan/Piet Heinlaan was of is waarschijnlijk nog een boerderij. Konden toekijken hoe, letterlijk, de kippen de nek werden omgedraaid, lopen als een kip zonder kop zagen we met eigen ogen. Als cadeautje kregen we de pootjes mee. De mevrouw die onze bal niet terug wilde geven zeiden we gedag door aan de spiertjes te trekken, het pootje trok dan samen. Ze vond dit niet leuk maar wij wel.

De buurt

In de zomer kwam er soms, aan het eind van de middag een relatief kleine auto aanrijden. Een emmer vol centen, stuivers, dubbeltjes en kwartjes kwam dan uit de kofferbak, maar vooral overgebleven snoepgoed. De familie Vollebregt kwam terug van de zwembadkiosk. Gelukkig was er veel over om te snoepen, ze waren altijd zeer gul. Later is de familie verhuisd naar het bekende, door hen opgerichte, jazz café Vollebregt in Laren.

Winterse taferelen

De winters waren toen kouder, meer sneeuw, alles wit en veel buiten zijn. Pekelen of sneeuwschuiven werd niet gedaan. Bij de beslist vriendelijke- en spraakmakende familie Lettenmeijer stond dan soms een heuse takelwagen voor de deur. De kans dat er in Baarn of omgeving weggesleept diende te worden was, bij deze gladheid, groot. De Heemskerklaan was een grote ijsbaan. Met een sliert sleeën werden we gesleept achter dit hele grote voertuig. Best eng maar ook heel erg leuk. Zal nooit meer kunnen, maar niemand neemt ons dit plezier meer af.

Leuke tijd?

Mijn opa en oma verhuisden begin 1960 naar Bilthoven van groot naar klein. Uit de overtollige huisraad haalde ik een echt vossenvel. Op een zomeravond bonden we er een touw aan vast. Vanaf de tuinmuur van de familie Kalf naar het Cantonspark lieten we hem heen en weer lopen. Dat er een puzzeltocht was en we deelnemers vroegen de vos een kusje te geven, maakte ons wereldberoemd in Baarn. De Lieverdjes van de Heemskerklaan zijn weer aan de gang stond in de Baarnsche Courant.

Als ik thuis kwam van het buitenspelen moest ik mij buiten uitkleden. In de keuken stond een teil met lauwwarm water. Na daar ingezeten te hebben kreeg ik mijn pyjama aan en mocht ik naar binnen.
Draadomroep, zondagsrust, simpel kwalitatief goed eten, ondeugd en plezier, veel buitenspelen.
Zo denk ik terug aan de heerlijke jaren op de Heemskerklaan.

Lydus Kramer