door Hans Smeekes
Ik ben geboren op een zaterdag, maar een groot deel van mijn leven heb ik gedacht dat het op een zondag was. Tot mijn moeder mij vertelde dat het toch echt een zaterdag was. Maar dat maakt niet uit, voor mijn gevoel ben ik toch een zondagskind.Ik kwam ter wereld op 22 februari 1947, ‘s middags om vier uur, aan de Zandvoortweg 171.Ik ben de oudste zoon van Joop Smeekes en Riek Vermeij. Na mij kwamen mijn broers Henk, Gerard en Cees. De laatste is geboren in de Lepelaarstraat.
|
Hansje Smeekes |
|
De huwelijksaankondiging van mijn ouders |
Het zal toen best wel heel koud geweest zijn. Want het was een strenge winter (gevolgd door een tropische zomer!). Dat er toen op 8 februari een Elfstedentocht heeft plaatsgevonden, is wel het bewijs.Het was een moeilijke bevalling volgens mijn moeder. Mijn vader was er niet bij, waarom weet ik niet, ik denk dat hij naar zijn werk was (hij werkte toen als rijwielhersteller bij de gebroeders Karhof in de Nieuwstraat), maar wel was er mijn Opa Vermeij, de vader van mijn moeder. Ik had er al eerder moeten zijn, maar ik liet nog even op me wachten en toen ging alles ineens heel snel. De vroedvrouw kon zou gauw niet bereikt worden en toen ben ik ter wereld gebracht met de hulp van mijn opa en een buurvrouw, mevrouw Vonk, als ik me niet vergis. Ze woonde net om de hoek in de Esdoornlaan en, als ik het goed heb onthouden, is er vandaar gebeld geworden naar de vroedvrouw.
|
De schoentjes van de koningin |
Op paleis Soestdijk was het toen ook feest. Vier dagen eerder was er een nieuw prinsesje geboren: Marijke (de latere Christina).Bij mijn ouders is toen een pakketje bezorgd met een allerschattigst paar bruine schoentjes erin. Een cadeautje van de koninklijke familie. Ik heb ze nog steeds. En hangen te pronken aan de muur. Of ik die schoentjes ooit aan heb gehad, dat waag ik te betwijfelen. Als ik zo slim was geweest eerder te voorschijn te komen, bij voorkeur op de 18e zelf, zou het cadeau veel groter zijn geweest, heb ik later begrepen. Dus toen was ik al niet handig op dat vlak. Maar door die verlating val ik astrologisch onder de vissen. En dat is een teken dat veel beter past dan de waterman, waaronder ik gevallen zou zijn als ik op de 18e zou zijn geboren. Ik voel me wel thuis bij de vissen: Ik voel me snel overal heel prettig (als een vis in het water) en als het niet linksom kan gaan, dan maar rechtsom.
De 22e was ook de dag na Nieuwe Maan toen. De 21e was ook de dag van het Tibetaans Nieuwjaar heb ik vele jaren later begrepen, toen ik geïnteresseerd was geraakt in het Tibetaans boeddhisme. De eerste drie dagen van een nieuw jaar in Tibet zijn heel bijzonder (die van 1947 worden beschreven in het bekende boek van Heinrich Harrer ‘Seven Years in Tibet’). Ik moet geboren zijn met een behoorlijke bos donker haar. Er zat zelfs al een krul in. Net een zigeunerkindje en gek genoeg heb ik jaren gedacht dat ik misschien wel van de zigeuners was. Dat ik omgewisseld was of zo. Er kwam soms een donker getinte ‘scharensliep’ voorbij. Als ik die zag dan had ik dat soort gedachten. Mede gevoed doordat mijn drie broertjes juist heel licht getint haar hadden. Bovendien groeiden die ook allemaal snel boven mij uit. Ik was dus ook nog heel klein. Nou waren mijn beide ouders ook niet groot en bovendien ook nog allebei donker. Dus het is eerder raar dat mijn broers een afwijkend uiterlijk hadden. Maar zo dacht ik dus niet.
Bij navraag later blijkt dat ik geboren ben in het kamertje boven de ronde poort. Ik heb nog wel een beetje beeld bij die piepkleine kamers op de bovenverdieping. Ik herinner mij de diverse kleurtjes. Blauw en roze. Mijn ouders waren 9 maanden eerder getrouwd. En hadden het huis overgenomen van de moeder van mijn vader. Opa Smeekes was een dag na de bevrijding overleden (dus toen was er blijdschap en treurnis tegelijkertijd). Oma had behoefte aan gezelschap en trouwde een jaar later met Opa Slof en trok uiteraard bij hem in, dat was in het dorpje Ter Aar in Zuid Holland. Ik heb dus Oma alleen gekend als Oma Slof. Mijn oom Bertus (de jongste broer van mijn vader) woonde toen nog bij mijn Oma in en is met haar meegegaan naar Ter Aar.
|
De trouwfoto van mijn ouders |
Het moet echt sappelen geweest zijn voor mijn ouders in het begin. Ze hadden letterlijk helemaal niets (de bruidsjurk was gehuurd) en Oma had ook alles mee genomen, tot aan de gordijnen toe. Mijn moeder klaagde daar nog wel eens over. Kenmerkend voor het huis vind ik nog steeds de ronde poort met daarboven het puntdak. Vaak stond ik op de kleine stenen verhoging voor het huis, net naast een putje dat was afgedekt met een ijzeren rooster. Als een wachter stond ik daar en als ik naar beneden keek zag ik in het putje ernaast de bruine padden krioelen... En recht voor mij aan de andere kant van de weg achter de haag de boerderijen van Schimmel en v.d. Wardt. Met daar weer achter de weilanden. En dan stond ik daar te dromen in mijn door mijn moeder zelfgemaakte bruine fluwelen jasje. De vader van mijn moeder was kleermaker van beroep, in Hilversum. En die genen heeft mijn moeder meegekregen. Ze maakte zoveel mogelijk alle kleertjes voor mij en mijn broertjes. En dat kon ze erg goed. Dus liepen we er altijd pico bello bij. En ik heb waarschijnlijk van mijn opa meegekregen dat ik heel gemakkelijk in de kleermakerszit kan zitten. Dat is later goed van pas gekomen als ik in de lotushouding plaatsnam, bij het mediteren.
|
Broer Henk en ik bij Sinterklaas |
Ook Opa maakte af en toe iets voor ons. Het bewijs ervan is te zien op een foto van mijn broer Henk en ik op bezoek bij Sinterklaas. Ik heb er een prachtige winterjas aan compleet met petje van dezelfde sjieke stof. De foto is gemaakt in een zaak in de Laanstraat. Het tuintje aan de voorzijde was minimaal en omzoomd met een ijzeren hekwerk. Net als alle andere tuintjes in de straat.
In de voorkamer kwamen we eigenlijk nooit. Dat was de ‘sjieke’ kamer. Gescheiden van de leefkamer door schuifdeuren met glas. In die voorkamer bewaarde mijn vader in een kastje zijn motorblaadjes met foto’s in zwart wit. Ik mocht er graag in bladeren. Er stond een cartoon achterin, die mijn meeste aandacht trok. Ik herinner me de naam van Geoff Duke, één van de bekendste coureurs van die tijd. En merknamen als Norton, Gilera, BMW en MV Agusta. Toen waren er nog geen Suzuki’s en Honda’s en zo. Later ben ik met mijn vader enkele keren naar de TT in Assen geweest.
|
In de zandbak achter het huis Zandvoortweg 171 |
Van de achterkamer herinner ik mij de divan. Met gobelin bekleed. Ik moest er eens op liggen toen ik van de trap was gevallen. Mijn moeder legde toen het koude staal van een mes op mijn voorhoofd. Dat zou de remedie zijn tegen een bult. Die trap maakte een bocht ergens in het midden. Ik denk dat ik onderaan arriverend tegen de wc deur ben gevallen. Daar heb ik later dromen van over gehouden. De keuken was een aanbouw aan de achterzijde. Via de keuken ging je de tuin in. Maar theoretisch was dat ook mogelijk via de glazen tuindeuren in de achterkamer. Maar ik kan me niet herinneren dat die ooit open hebben gestaan. Om de tuin van de straat af te bereiken moest je eerst de poort door (in die donkere poort was ook de voordeur). Die tuin was vrij groot. En had een voorstuk en een achterstuk. Vlakbij de tuindeuren had mijn vader een zandbak gemaakt. Daar konden mijn broertje Henk en ik onbezorgd in spelen met onze emmertjes en schepjes.
|
In de tuin voor de keuken |
Ik was toen al een beetje artistiek bezig. In die zin dat ik de muren ‘schilderde’ met een vettig kwastje gedoopt in een net zo vettig blikje gevuld met water. Ik denk dat er ooit olie in gezeten had. Ik schilderde de muren van de keuken, waar hortensia’s tegenaan groeiden. De hortensia is tezamen met dahlia’s de lievelingsbloem van mijn moeder altijd geweest. En de margrietjes niet te vergeten. Die voorkeur deel ik met haar.MIn het achterste ‘wilde’ stuk maakten we tentjes van doeken en dekens onder de struiken. Soms liepen we ook op klompen. Ik herinner me dat we eens naar de klompenwinkel gingen. Het moet in de buurt van de Zandvoortweg geweest zijn. Ik heb alleen nog een beetje beeld van het interieur: Overal waar je keek, zag je klompen, overwegend in de kleur geel. Ik denk dat we er klompjes gingen kopen voor mijn broertje Henk. Er is een foto van achter in de tuin waarop te zien is dat hij klompjes draagt (je ziet slechts de onderkant, maar ben er zeker van dat het klompjes zijn).
|
Met Gerardje en Henk helemaal achter in de tuin, Zandvoortweg 171 |
|
Met broertje Henk |
De achterkamer was in feite een heel donkere kamer en die kamer werd nog donkerder in mijn beleving toen de dramatische berichten van de watersnoodramp van 1953 via de radio de huiskamer binnendrongen. Die dramatische sonore stem, ik weet het nog goed. Mijn moeder was in alle staten omdat mijn vader zich toen in Ter Aar bevond. Op bezoek bij zijn moeder. Zoals altijd was hij daar op de fiets naar toegegaan. Zeeland stond al grotendeels onder water, maar ook in Zuid Holland dreigden de dijken door te breken. En die omgeving van Ter Aar is toch al een en al weiland en water. De communicatiemiddelen waren toen minimaal, dus was het toen gewoon afwachten tot mijn vader er weer was. Als klein jongetje, ik was dus toen zes jaar, zat ik op de divan met mijn moeder mee te luisteren. Gelukkig is dat toen goed afgelopen. Uiteraard waren we allemaal blij toen onze Pa weer voor ons stond.
|
Met mijn ouders en broer Henk |
|
Moeder met één van ons achter in de tuin |
In dat jaar ging ik al naar de kleuterschool. Bij de zusters in de Kerkstraat. Mijn moeder heeft me één keer gebracht en nadien moest ik het maar zelf doen. Gelukkig had ik een vriendje, Hans Tijhuis, die woonde enkele huizen terug aan de Zandvoortweg. Met hem heb ik heel wat toertjes gemaakt op en neer naar school. De Zandvoortweg was toen nog een landelijk weggetje, ik herinner me zelfs helemaal geen auto’s. We passeerden dan de kolenboer, de stapels zwarte kolen lagen in grote bergen langs de weg en ‘onze’ melkboer Natter. We maakten ook heel vaak een omweg. Er was ergens onderweg een donker mysterieus huisje, waarvan we overtuigd waren dat het bewoond werd door een heks. We waren er tegelijkertijd bang van, maar ook nieuwsgierig haar eens te zien. Met angst en beven liepen we er dan langs. Het mysterie is nooit opgelost, want we hebben haar nooit mogen aanschouwen. En het huisje, ik heb er later nog eens naar gezocht, ik weet niet welk daarvoor in aanmerking komt. Het moet ergens hebben gestaan aan de Berkenweg in de buurt van de Dijkweg. Wel herinner ik me nog een beetje de kwekerij Kuijer. Misschien heeft het wel nooit bestaan.
|
Vader, broer Henk en ik bij het keukenraam in de tuin aan de Zandvoortweg |
Zo jong als ik was, kreeg ik al opdracht om boodschapjes te gaan doen bij kruidenier Prins in de Nachtegaallaan. Eerst was er vooraan in de straat links schoenmaker Mans. Een heel klein zaakje, met de doordringende geur van leer. Verderop moest ik langs een hond, die was erg groot in mijn beleving en blafte hard als ik eraan kwam. Ik was er echt bang van en ging er in een grote boog om heen. Ik was altijd blij als het me weer was gelukt. Die angst kwam mede door mijn moeder, die zelf ooit door een herdershond heel lelijk gebeten was. Het litteken was nog te zien op haar arm.
Er was een oude Prins en een jonge Prins, de zoon. Mijn ouders zijn die heel trouw gebleven, want zelfs toen we al in de Lepelaarstraat woonden, werd er door de jonge Prins elke week de bestelling afgeleverd. Die bestelling werd opgeschreven in een boekje, dat mijn moeder dan elke week meegaf. Dat heeft waarschijnlijk geduurd tot de zelfbedieningswinkels opkwamen. Simon de Wit was één van de eersten. Ik moest er heen voor de koopjes, die mijn moeder in de krant had gelezen.
|
Melkboer Natter |
Ook de melkboer Natter zijn we nog heel lang trouw gebleven. Wim Natter heette hij geloof ik. Die kwam dan langs op zijn bakfiets gevuld met de bussen melk. Hij voetbalde in het eerste van voetbalvereniging Baarn, als ik me niet vergis. Niet alleen was het jaar 1953 memorabel vanwege de overstroming maar het was volgens mij ook het jaar van de verhuizing naar de Lepelaarstraat. Volgens mijn broer Henk, die zich dingen van toen ook nog goed weet te herinneren, is dat gegaan met paard en wagen, gehuurd van de groenteboer (Voorthuizen of was het v.d. Vuurst?).
Het laatste toepasselijke beeld van een mooie mysterieuze tijd van een speciaal buurtje daar aan de Zandvoortweg.
|
Hans Smeekes |
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter