Door Jan van Wilsum
Hoek Oosterstraat / Bremstraat, later kwam hier de Rabobank |
Ik kan me nog herinneren, dat de
postduivenvereniging "De Pool", vlak bij de hoek Bremstraat/Oosterstraat was.
Op die hoek woonde indertijd de familie Jo Camper. Die woonde in een oud huisje,
waarvan de kamervloer wel een halve meter beneden het straatniveau lag. Als je
er langs liep, kon je zo op de tafel kijken en zien wat er gegeten werd. Jo Camper had ook
altijd een volkstuintje op de hoek naast zijn
woning. Op dat punt werd later de Rabobank gebouwd. Jammer dat dat oude huisje
daarvoor gesloopt is. Het postduivengebouwtje bevond zich ook naast de
tuin en huis van Jan van de Brakel. Toen de postduivenvereniging weer vertrok
uit de Oosterstraat, kreeg het gebouwtje de naam "De Vluchtheuvel" en werd
gebruikt als zondagsschool.
Indertijd, zeg maar zo'n 50 jaar geleden, waren er
veel "duivenmelkers" op de Oosterhei. Alleen al bij ons in de buurt zater er
aardig wat,zoals onze buurman Jan van Nieuwenhuizen, (een collega van mijn vader
op het slachthuis), Evert Hooijer, fam. Hendriks op de hoek van de
Dahliastraat/Irisstraat, Tinus Bokma van de sigarenhandel in de Tulpstraat, Jan
van de Vuurst in de Leliestraat, mijn vader zelf, Jan van Wilsum, (ook wel Jan
Wonder) in de Oosterstraat met vlak bij hem Ko Koffrie, en in de Verbindingsweg
Jo van Nieuwkasteel.
Mijn vader, Gijsbertus van Wilsum (1910-1972) bij zijn duivenhok in de Bremstraat |
Het was aan het eind van week altijd een heel
gedoe met de duiven. Nadat ze thuis in de rieten manden waren gestopt, ging de
hele handel naar het verenigingsgebouw "De Pool". Dat gebouwtje stond toen in
de Ericastraat, zo schuin naast het slachthuis ter hoogte van het vrijbankhuisje
en achter de gebouwen van drukkerij Bosch en Keuning. Nadat de wedstrijd-
formulieren waren ingevuld, moesten de duiven van een gummiring worden voorzien.
Daarvoor hadden ze een mooi apparaatje. De ring werd op de punt van dat apparaat
geplaatst. Die punt bestond uit drie delen, die van elkaar gedrukt werden,de
poot van de duif er tussen, en de drie delen werden weer samengevoegd, waardoor
de duif de gummiring om de poot had. Het opschrijven van die aktie, neemt meer
tijd in beslag, dan het ringen van de duiven. Vervolgens werden alle duiven, die
mee zouden doen aan de wedvlucht, in grote manden verzameld en nadat alles
geringd was, werden ze op transport gesteld naar de plaats van lossing. Vaak was
dat in België en Frankrijk. Later werd er gebruik gemaakt van een echte
"duivenauto". Dat was een vrachtwagen met luchtgaten in de wanden. Ook werden de
duiven van water en eten voorzien. Vervolgens werden door de duivenmelkers de
klokken op gelijke tijd gesteld. Dat om misverstanden te voorkomen.
Ook was er bij elke vlucht de mogelijkheid om een
weddenschap af te sluiten. Op de wed- strijdformulieren kon ieder aangeven, op
welke duif/duiven hij een gokje wou wagen. Als je dan het geluk had, dat er een
duif vroeg aankwam, kon je wat verdienen. Maar rijk werd je er niet
van.
De postduivenvereniging heeft ook een tijd lang
samengewerkt met de vereniging uit Soest. Zelfs prins Bernhard had postduiven,
en deed volop mee. Als je zo links en rechts je oor ten luister legde, was niet
iedereen met die samenwerking in zijn nopjes. Maar alles heeft zijn voor en
tegen.
Voordat de duiven terugkwamen van hun startplaats,
was mijn vader op zondagmorgen er altijd vroeg uit. Want om 07.00 uur werden de
tijden en plaatsen op de radio bekend gemaakt van de lossing van de duiven. Ook
werd vaak de windrichting bij vertrek meegedeeld. En dan was het wachten tot ze
kwamen. Dat was ook altijd een hele belevenis. Door de vele ervaring die de
duivenmelkers hadden, konden ze aan de hand van de radiogegevens ongeveer
bepalen, hoe laat de eerste duiven verwacht konden worden. Tegen de aankomsttijd
moesten mijn broer en ik vaak binnenblijven, want stel je voor dat er een vroege
duif (zo noemde ze een duif die snel terug was) zou schrikken van mijn broer of
mij. Maar we konden altijd in de bijkeuken staan kijken achter het gordijn.
Mijn vader en buurman Jan van Nieuwenhuizen hebben
vroeger eens mot gekregen en praatten vanaf die tijd niet met elkaar. Op het
werk op het slachthuis maakte dat niet uit, ze wisten allebei wat er moest
gebeuren. En waar die ruzie over ging, hebben we thuis nooit gehoord. Maar als
er bij ons een vroege duif kwam, en mijn vader zag dat niet,stuurde Jan van
Nieuwenhuizen één van zijn jongens naar ons toe om te zeggen dat er een duif
was. En andersom ging het ook zo. Er werd verder ook niet over gesproken, maar
op die manier hielpen ze elkaar toch ook weer.
Duivenkorven |
De vluchten bestonden uit twee delen: jonge en
oude duiven. Aan het eind van het wedstrijdseizoen werden de resultaten bij
elkaar opgeteld. Onderscheid werd gemaakt in korte, middenlange en lange
afstanden. Je kon per categorie dus een prijs winnen.En tenslotte kwam er ook
nog 1 winnaar uit die over het hele seizoen zowel met de jonge als oude duiven
het beste had gevlogen. De generaal-kampioen. Thuis heb ik nog zo'n
kampioensbewijs Jonge Duiven uit 1949, ondertekend door de voorzitter van der
Veer, en de sekretaris Ko Koffrie.
De belangrijkste vlucht was een nationale vlucht.
Dat was naar Orléans in Frankrijk. Dan deed heel de duivenwereld in Nederland
mee. Met deze wedstrijd kon je leuke prijzen winnen. Maar het kwam er wel vaak
op neer, dat de snelste duiven in het zuiden van het land werden gemeld. Met die
wedstrijd waren de duivenmelkers toch wel een beetje zenuwachtig.
De duiven gingen soms een behoorlijk eind weg. En
als ze ver weg moesten, werden er niet veel duiven ingekorfd. (meedoen met een
wedvlucht). Af en toe was er een vlucht naar Barcelona. Maar op dergelijke
vluchten, kwamen de duiven een dag later terug. Het is na- tuurlijk ook een hele
afstand. Dat het ze lukte, was al een wonder. Ook werd er af en toe een vlucht
gedaan uit Engeland. Met zulke grote afstanden, bleef er wel regelmatig een
aantal duiven weg. Mijn vader vertelde wel eens, dat er ook duiven gepakt
werden door een krem. Mijn broer en ik wisten niet wat een krem was, maar dat
is een valk.
Als de duiven terugkwamen van een vlucht, en dat
gebeurde ook lang niet altijd, dan moest die gummiring van de poot worden
verwijderd. Het was een hele toer om een duif in het hok te krijgen; eerder kon
je niet bij die ring komen. Dus lokten ze de duiven door met een blikje voer te
rammelen. Vaak bleven de duiven op de dak van het huis zitten of op het
duivenhok.
Eén keer hebben mijn broer en ik in een deuk
gelegen. Onze pa kreeg een hele vroege duif. Maar die ging op de schoorsteen
zitten van het huis van onze buren (niet bij van Nieuwenhuizen, maar onze andere buren). Mijn vader kon
roepen wat hij wilde en rammelen met voer, de duif kwam niet. En met zulke
dingen had hij een heel kort lontje. Hij ging al scheldend ons huis binnen en
pakte de luchtbuks. Even richten en poef, de duif van de schoorsteen geschoten.Hij dacht dat die duif naar beneden zou vallen,zodat hij de gummiring
kon pakken en snel klokken. Dat naar beneden komen gebeurde ook, maar die kwam
terecht op een dakkapel bij de buren. Kon hij er nog niet bij. Dat was een hele
beroerde dag voor hem. Vroege duif, duif dood en toch geen prijs. Later hebben
we hem daar nog wel eens mee gepest.
P.V. De Pool bij hun clubgebouw aan de Ericastraat |
Waar vogels zijn, zijn ook vaak katten. Dat was
bij ons niet anders. Onze buurman Jan van Nieuwenhuizen had ook last van katten.
Die trad heel rigoreus op. Onder zijn hok had hij een kattenval geplaatst en
heel af en toe, volgens zijn zeggen, zat er wel eens een kat in. Die haal- de
het weekeinde niet. Het slachthuis was dichtbij en zo verdween er wel eens een
kat. Om die kattenreden, had mijn vader een luchtbuks. Onze andere buren hadden
een grote tuin, maar omdat het oudere mensen waren, werd de tuin niet
onderhouden. Vooral achterin niet en dat was de plek waar ook het duivenhok in
de buurt stond. De buren hadden twee katten en elk voorjaar was het weer raak:
een nest jong spul. Maar bij ons in de tuin kwamen ze bijna niet. Katten weten
heel goed, waar de grens ligt.
Willem van Gelder (1912-1994) alias Bolle van Gelder |
Bij veel duivenhouders kwam in het najaar het
probleem naar voren, dat ze eigenlijk teveel duiven hadden. Want in het voorjaar
kwamen de jongen. Zowel bij de jonge als oude duiven, waren er altijd een aantal
die ongeschikt waren voor wedvluchten en kweek. Dus moest de bezem er door heen.
Bij onze buurman van den Nieuwenhuizen en bij ons was dat geen probleem. De
overtollige duiven werden geslacht. Mijn moeder braadde ze en maakte er soep
van. Maar de meeste brachten hun teveel aan gevederde vrienden naar de poelier.
Je kan tenslotte niet alles bewaren.
Op de foto's van de vereniging staan ook nog twee
personen die ik wel gekend heb. Dat zijn Bolle van Gelder uit de Sumatrastraat.
Hij had een aannemersbedrijf. En Jaap van der Veer uit het dorp, die een
lampenzaak had.
De postduivenvereniging verhuurde haar akkomodatie
ook wel voor feestjes. Het was een heel geschikt gebouwtje, voorzien van een
keuken. Volgens mij stond er ook een podium in. En het lag mooi buiten
gehoorafstand van eventuele buren. Van de horecabedrijven in het dorp hoorde je
nooit iets over konkurrentie. En voor de vereniging een leuke
bijverdienste.
Jan van Wilsum
Harlingen
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter