dinsdag 15 november 2016

Herinneringen van Hans (18): “Herfst, toen en nu” (deel 2)


door Hans Smeekes

Het was eigenlijk meer in de nazomer dat we op bosbessen en bramenjacht pleegden te gaan. Wat de bosbessen betreft, daarvoor gingen we naar het bos in de buurt van het bosbad, het z.g. Roosterbos. Niet te voet zoals naar het Baarnse Bos, maar op de fiets, want dat tochtje was wel een stukje verder.


In het Roosterbos (op de achtergrond de bosbessenstruiken): v.l.n.r. Hans, tante Marie (zus van oma Vermeij), mijn moeder, neef Hennie en nicht Anneke Korswagen, broertjes Henk en Gerard

Het Kippenbruggetje over, dan het paadje langs het spoorwegravijn en bij de Emmabrug de Amsterdamsestraatweg over, alwaar we in het Roosterbos aankwamen. 



We vervolgden het ravijn om vervolgens links om te zwenken. 








Links van het paadje doken we dan het bos in om met onze bosbessenactie  te gaan beginnen. 

Op de foto's staan ook neef Hennie en nicht Anneke uit Zuilen (Utrecht). Zij waren op bezoek, wat ze in die tijd wel vaker deden, herinner ik me. Ik heb daar goede herinneringen aan. Ik zelf heb zelfs wel een paar keer bij hen in Zuilen gelogeerd, wat ik een hele belevenis vond. Hansie in de grote stad. Daar was alles heel anders dan in het dorpse Baarn. 


Mijn moeder zit er schijnbaar maar een beetje bij. Terwijl ze toch eigenlijk altijd het fanatiekst was in het plukken. Ik denk dat ze toen in verwachting was van mijn jongste broertje en derhalve aan het spektakel niet kon deelnemen. 




Want als er wat te rapen of te plukken viel, was mijn moeder altijd present, tot op hoge leeftijd toe.

Het zal toen ook nog wel mooi weer geweest zijn. Misschien wel net zo’n Indian Summer als wij onlangs hadden.


Het was een beetje droge zanderige grond, meen ik te weten, daar in het Roosterbos. Heel andere grond dus als hier in Limburg, met z’n meer vettig aanvoelende löss grond. In hoogzomer rook het er echt naar zand, het fietspad was dan stoffig, je ademde het als 't ware in. Althans zo zit dat in mijn herinnering. 
Met tassen vol bosbessen gingen we weer huiswaarts. En aten we er in de yoghurt nog dagen van. Want jam maken, deed onze Ma geloof ik niet. 

de familie in het Roosterbos, nu met mijn vader (rechts boven) en Hansie zelf tweede van links



De terugweg ging meestal via de Hilversumsestraatweg-annex-Soestdijkerstraatweg, dat was gewoon een kwestie van het fietspad verder volgen (dus niet ergens rechtsaf slaan want dan ging je naar het zwembad, vaak hoorde je daar wel al de klaterende geluiden van dikke waterpret).  








Bij de Oranjeboom was het altijd gezellig druk en daar gingen we dan ook altijd een tijdje in de berm zitten, dus deden we op en top mee aan het bermtoerisme, een geliefde tijdspassering in de vijftiger en zestiger jaren. En we waren dus
echt niet de enigen. 
suikerzakje Oranjeboom
Naar de auto's kijken dus. Automerken van ver herkennen was ons geliefde spelletje, waar mijn broer Henk als echte autoliefhebber, uiteraard de beste in was. 


Met een ijsje of andere snoeperij, gekocht bij de kiosk met die naam, vergaapten we ons aan het verkeer. 




En hoopten dan altijd dat we onze Ome Wim Siep, de zwager van mijn moeder, zouden zien. Want die was bij de motorpolitie van Hilversum en wilde wel eens, staande midden op het kruispunt, het verkeer regelen. 



Wat hij met een enorme zwier (hij leek dan wel een dirigent) en grote ‘smile’ kon doen, want Ome Wim was een gezellige man. Hij was de animator op de familiefeestjes. Toen hij al heel oud was, ben ik hem met mijn moeder en mijn vriendin Fifi nog wel eens gaan opzoeken aan de Lorentzweg in Hilversum, waar hij samen met tante Annie, de zus van mijn moeder woonde. En dan vroeg ik hem van alles uit, wat hij niet erg vond, want hij zat graag op zijn praatstoel. Hij was een echte verhalenverteller.

Wat de bosbessen betreft, pas geleden nog, in de Indian Summer van dit jaar, nu zit ik weer even in het nu, ben ik ook hier in het Limburgse op bosbessenjacht gegaan. Want ik vind dat zo lekker in de yoghurt.
En het schijnt heel gezond te zijn en goed als je wilt vermageren. En ik ben bezig wat kilootjes eraf te krijgen, dus ja.
Echter: bossen hier genoeg, maar geen bes te vinden. Bij navraag blijken die hier ook helemaal niet te vinden te zijn. Ik denk dat het hier niet de goede grond ervoor is. Maar bramen vond ik wel. Maar passerende mensen waarschuwden mij voor de vossenziekte. Een virus dat wordt overgebracht via de urine van vossen. Dus ja toen was de zin daarvan ook snel over.




Op het eind van mijn fietstochtje vandaag heb ik beukennootjes geraapt. Die ik straks ga roosteren. Vroeger poften we die op de kachel. 



Vroeger raapten we die voornamelijk, als ik me goed herinner, op de Vondellaan. Of op andere lanen in Baarn, zoals in de buurt van het Wilhelminapark. 



Ik heb daar in mijn puberjaren een fraaie (al zeg ik het zelf) foto van de beuken gemaakt. 
Helemaal zelf afgedrukt destijds in mijn donkere kamer.


Terwijl ik vandaag de beukennootjes aan het rapen was, was ik wel 50 à 60 jaar terug in de tijd. 


Ik was verrast dat de nootjes zo klein waren, dat was ik vergeten en ze slipten zo klein als ze waren zo weer uit mijn handen. Maar vroeger had ik kleinere handjes natuurlijk. Niet dat die nu zo groot zijn. Maar toch. 

En die Vondellaan staat me weer helemaal voor ogen. Met al die schaduw veroorzakende kolossale bomen. Kenmerkend voor Baarn eigenlijk. 
Die bomen zijn mooi en prachtig en statig, maar hebben tegelijkertijd ook iets sombers, iets mysterieus. Alsof ze een geheim verbergen. Iets wat ik op Bali, waar we vaak komen, ook ervaar. Zij hebben het daar over het zichtbare en onzichtbare. Nou dat heeft Baarn voor mij onmiskenbaar ook. Voor mij is net of het geheim zich openbaart in de herfst, als  de donkerte verandert in een kleurenpracht van geel en rood. 


Van Eric heb ik een boekje-annex-brochure met de titel ‘Het wonen in Baarn’ doorgemaild gekregen betreffende een prijsvraag die ooit is uitgeschreven voor architecten. Het ging om ontwerpen voor fraaie villa’s aan de Vondellaan die toen net aangelegd was. We hebben het dan over de jaren twintig à dertig van de vorige eeuw.
In het boekje wordt Baarn als zeer aantrekkelijke plaats aangeprezen om er te bouwen, met name aan de nieuw aangelegde Vondellaan.



Vóór die tijd was er daar het z.g. Pekingbosch. En was het ‘verbonden’ met het Baarnse Bos aan de andere kant van de spoorlijn via een tunneltje, dat in de volksmond ‘het grotje’ werd genoemd. Dat grotje werd opgedoekt in 1922. Ik vraag me af waar dat geweest moet zijn. Misschien in de buurt van de plek waar in mijn herinnering een bankje stond.



De villa’s waren best fraai van architectuur, herinner ik me. In een voor die tijd moderne stijl. Diverse hadden er rieten daken. In één van die huizen heb ik ooit eens een hippiefeest meegemaakt. 
We woonden in de Lepelaarstraat, dus ik ben er vele malen op de fiets doorgereden. Eerst  zes jaar lang op weg naar het RK Lyceum in Hilversum, waarbij ik bij de Oranjeboom wachtte op mijn vriendjes uit Soest om samen verder op te rijden richting Hilversum.



Op de Generaal van Heutszlaan kwam ik dan wel eens Prinses Christina (toen nog Marijke) tegen. Geheel zonder begeleiding of bewaking. Dat kon toen nog. En ondanks dat ze die beperking had met haar ogen. 

Ze was van mijn leeftijd (we schelen vier dagen) en was op weg naar haar (privé?)school. Je kon goed zien dat ze iets aan de ogen had, want ze zat star op de fiets met de blik gefocust op een paar meter voor haar.

Terugkomend op de Vondellaan: na mijn schooltijd ben ik er nog enkele jaren doorgereden op weg naar het station, om op de trein te stappen naar Utrecht of naar Amsterdam. In het najaar soms in een stevige mist of de beuken pittoresk wit van de rijp. 
Ik ril nog na van de kilheid en de kou, als ik daaraan denk.


Wat de beuken betreft stootte ik in mijn archief op een aantal dia's, ooit gemaakt (ook in de herfst) van de bomen achter Kasteel Groeneveld. Prachtige lichtval. Het spel van licht en donker. 


Hier werd het onzichtbare even zichtbaar door de schoonheid die zich openbaart. De natuur zelve. Het mysterie van leven en dood. Want diezelfde gekleurde blaadjes zijn onderhevig aan een enorme vergankelijkheid, zijn er al gauw niet meer en dan kan het spel na een rustperiode in de winter in het voorjaar weer van voren af aan beginnen. De eeuwige cyclus. De natuur toont het ons continu. 
Maar genoeg gefilosofeerd: tijdens mijn ritje vandaag moest ik er ook goed voor zorgen niet over de eikeltjes heen te rijden, want de scherpe puntjes ervan, leken me niet zo goed voor mijn kwetsbare banden. Toch kan ik ze niet geheel ontwijken en ik hoor ze onder de banden knisperen en wegknallen. Ook de eikels brengen me terug in de tijd. Want ook die werden door ons verzameld. 

Hiervan werden net als met de kastanjes poppetjes en zo gemaakt door middel van luciferhoutjes. Ik raapte er een aantal om er volgende week met mijn kleindochter mee aan de gang te gaan. Ik oefende alvast met het fabriceren van één poppetje. Kijken of ik het nog kon. 

En straks ga ik zien of ik de beukennootjes geroosterd krijg...


Hans Smeekes













Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter