In
deel 1 van deze serie noemde ik de Zuidoostwijk van Baarn, die in de jaren vijftig werd bebouwd, de relatief grootste uitbreiding in de Baarnse geschiedenis. Het ging om wat ik de ‘grote Oosterhei’ noemde, de wijk tussen Wijkamplaan, Bremstraat, Maatkampweg en de nieuw aangelegde Lepelaarstraat. Het werd wel ‘een dorp op zichzelf’ genoemd. Er kwamen scholen, kerken en een winkelcentrum. Deze serie gaat over de kerken en we beginnen met de rooms-katholieken. De Maria Koningin Kerk, in de volksmond Mariakerk genoemd.
|
De Mariakerk vanuit de lucht |
Wie de kerkelijke kaart van Baarn een beetje kent, weet dat de leden van de rooms-katholieke Nicolaaskerk en de Mariakerk totaal verschillend zijn. De Nicolaaskerk (Kerkstraat) is traditioneel, in de Mariakerk is meer mogelijk wat afwijkt van de aloude gebruiken. Dat is niet erg, want aan allebei is behoefte. Ik was echter wel verbaasd toen ik ontdekte dat de twee niet om die inhoudelijke redenen waren gesplitst. De Mariakerk is om puur geografische reden ontstaan: de Oosterhei!
In 1959 schreef aartsbisschop Alfrink van Utrecht (later kardinaal) een brief aan kapelaan Visscher, ook te Utrecht, met de opdracht een parochie te stichten in de Zuidoostwijk van Baarn. In protestantse kerken kunnen zulke initiatieven alleen plaatselijk ontstaan, maar de katholieken kennen geen plaatselijke zelfstandigheid. De grote uitbreiding in Baarn was bij de provinciale organisatie opgevallen. Utrecht besloot dat er een kerk op de Baarnse Oosterhei moest komen.
Als geschiedschrijver kom ik steeds voor raadsels te staan. Zo begrijp ik niet dat Visscher direct een parochie moest stichten, voordat er een gebouw was. De Oosterhei was een wijk voor jonge gezinnen, met kleine kinderen. Die konden toch nog wel een paar jaar naar de Kerkstraat blijven fietsen? Toch kreeg hij die opdracht, hij stichtte een wijkparochie en die kwam bijeen in het Slachthuis aan de Bremstraat, hoek Ericastraat.
Onze taal kent het woord bouwpastoor, door Van Dale omschreven als: ‘Priester die belast is met de bouw van een kerk voor een nieuw op te richten parochie, waarvan hij veelal pastoor zal worden’. Het woord wordt ook wel schertsend gebruikt, ook voor protestantse dominees die zich met kerkbouw bezighouden. Maar Visscher was het letterlijk, al was hij in het begin nog slechts kapelaan, oftewel hulppastoor.
In de kerstnacht van 1962 werd de Mariakerk in gebruik genomen, op de hoek van de Maatkampweg en de Bremstraat, dus op een steenworp afstand van het Slachthuis. Op de foto zien we de eerstesteenlegging. Wie het zijn kan ik niet nagaan, het zou me niet verbazen als aartsbisschop Alfrink de gedenksteen (zoals te zien niet letterlijk de eerste steen) bevestigde.
|
De eerstesteenlegging van de Mariakerk |
De kerk heeft vele bijzondere kenmerken en lijkt in niets op een klassieke rooms-katholieke kerk als de Nicolaaskerk. Er zijn twee uiterlijke kenmerken die in het oog springen. Eentje is het kunstwerk op de buitenmuur, uitbeeldend de vijf wijze en de vijf dwaze meisjes met hun olielampen, uit een gelijkenis uit de Bijbel. Een ander opvallend kenmerk: de toren staat los van de kerk.
Veruit de bekendste pastoor van de Mariakerk was Frans Saelman, die de parochie leidde van 1974 tot zijn dood in 1992. Hij was een controversiële pastoor. Vrienden ontdekten bij hem genezende krachten en paranormale gaven. Hij was dus geen fantast, anderen zeiden het over hem. Saelman besloot die krachten uit te oefenen, individueel en in bijeenkomsten. Vele mensen van buiten Baarn zochten hun toevlucht tot hem, maar de meesten van zijn eigen parochianen namen zijn gaven niet serieus. Toch lachten ze hem niet uit, ze bleven hem trouw omdat er met zijn kerkdiensten en pastoraat niets mis was.
Na het overlijden van Saelman zat de parochie zonder pastoor. Parochianen namen de taken over, ontwikkelden zich tot lekenpredikers. Onvermoede talenten kwamen naar boven. De parochie omschrijft zichzelf tegenwoordig als ‘veerkrachtig en moedig, tegen alle verdrukking in, vasthoudend en eigenzinnig’.
De parochie kreeg geen pastoor meer, wel weer pastors. Een pastor leidt een parochie, maar hoeft geen priester te zijn. Ook vrouwen kunnen pastor worden, maar geen priester. Zo werd het verschil met de Nicolaasparochie groot. Een vrouw die een dienst leidt, zal daar onbespreekbaar zijn.
In 1996 ontstond een opmerkelijke relatie tussen rooms-katholieken en gereformeerden. De Gereformeerde Kerk aan de Oude Utrechtseweg werd gerenoveerd en de kerkgangers kregen vier maanden lang onderdak in de Mariakerk. Gereformeerden om negen uur, rooms-katholieken om half elf. Uit die relatie ontstonden gezamenlijke kerkdiensten, een paar keer per jaar. Vanuit het bisdom worden die met argusogen bekeken en zijn er ook voorwaarden aan gesteld. Het tekent de Mariakerk. Gereformeerden hebben geen last van restricties van hogerhand, rooms-katholieken wel. De leden van de Mariakerk gaan echter het liefst hun eigen gang.
Reacties blijven welkom, want in een geschiedenisverhaal zitten onvermijdelijk fouten. Zo schreef ik in deel 1 dat op de Oosterhei een openbare school (Cantonschool) en een protestants-christelijke (Guido de Bres) werden gevestigd. Wat ik niet wist, was dat de rooms-katholieken aan de Bremstraat tegenover de kerk de Sint Josephschool hadden gebouwd, later Eemdalschool genoemd. Tegenwoordig is daar de Kleine Stad gevestigd, voor kinderopvang. En daarnaast… een moskee. Dat alleen de rooms-katholieken met een kerk op de Oosterhei achterbleven, was eigenlijk ook een foute conclusie van mij. Een moskee mag je ook een kerk noemen.