dinsdag 29 november 2016

Herinneringen van Hans (19): DE RODE DRAAD VAN HET FIETSEN - onze wielerpassie door de jaren heen (deel 1)

door Hans Smeekes

De cirkel is rond.

Nu met de successen van met name landgenoten als Tom Dumoulin, Steven Kruijswijk en Bauke Mollema in de drie grote rondes - gelukkig doen 'we' weer eens volop mee - gaan mijn gedachten uit naar de ‘gouden’ tijd uit mijn jeugd. Zittend op het puntje van mijn stoel voor de tv beleef ik de avonturen van onze hedendaagse renners hartstochtelijk mee, wat me doet herinneren aan de vijftiger, zestiger jaren van de vorige eeuw, toen we gekluisterd aan de radio de triomfen meevierden van onze vrijbuiters als Woutje Wagtmans, Wim van Est en Gerrit Voorting.


Als sportfanaat was ik vooral gek op het wielrennen en alles dat er omheen hing. En vooral de Tour de France sprak tot mijn verbeelding. Mijn twee jaar jongere broer Henk ging daarin al gauw mee en heeft zelf ook gewielrend. 

Dit boekwerkje van Jan Cottaar was mijn tourbijbel
Uitgegeven door Lonneker  Vakkleding



Een magische mysterieuze sfeer was er altijd als we dan ‘s middags vaak op een warme dag toch maar even naar binnen gingen om de radio aan te zetten, in afwachting van het verslag van de tourrit van die dag van Jan Cottaar (later Theo Koomen). 





Jan Cottaar interviewt Gerrit Voorting (links)
na diens historische overwinning in Dieppe 1953
Er was niet veel voorstellingsvermogen voor nodig om me de bergen en de hectische sfeer op mijn netvlies te toveren. 
Vanwege het getoeter van auto’s en motoren op de achtergrond 'zaten' we er helemaal in. In die tijd werd er nog vaak live verslag gedaan vanaf de motor. Dus heel levendig was het. Voor de beleving hadden we dus toen geen tv nodig.



Het is nu dat ik dit schrijf in de nazomer nog lekker warm en
installeer ik me als elke middag deze weken voor de tv met een alcohol vrij biertje om naar de Ronde van Spanje te kijken, ik zit dan weer helemaal in dezelfde sfeer als toen. Toen radio, nu tv.

De cirkel is rond ... geen begin en geen eind ... altijd maar doorgaan ... het fietswiel ... het rad van avontuur ... onze  passie ... de rode draad.


Ochtend wielerfilosofie.
Met een bezweet en verhit hoofd stort ik mij voor het computerscherm om wat er zich het afgelopen uurtje allemaal in mijn kop speelde zo snel mogelijk via mijn vingers en het toetsenbord overgebracht te krijgen. 
Ik heb zo snel mogelijk de winterviooltjes (aan die verleiding kon ik onderweg niet weerstaan) uit mijn fietstassen geladen. 



Die moeten straks een plekje krijgen in de tuin, maar eerst moet ik voldoen aan een andere drang.
Omdat dit toch een artikel wordt over onze passie, het wielrennen, heb ik ook gelijk een associatie met de destijds door Gerrie Kneteman gelanceerde opmerking: ‘De dood of de gladiolen'. 
Voor mij geen dood en ook geen gladiolen, maar viooltjes, ook nog zelf gekocht. Ook leuk.

Tijdens zo’n trip heb ik de ervaring dat er de ene gedachte na de andere binnenkomt. De ene volzin na de andere. Prachtige zinnen, die ik me helaas nu al niet meer allemaal kan herinneren. Verhaallijnen, bruggetjes, ze volgden elkaar snel op. Net als de heuvels hier in in het Limburgse. Maar nu, vandaag, moet het er maar eens van komen: het verhaal over het fietsen, in casu het wielrennen, waar vooral mijn jongere broer Henk en ik ons zo mee bezig hielden in onze jeugdjaren.


Katholieke Illustratie begin jaren vijftig
En het is natuurlijk een prachtig bruggetje: van de fiets nu naar het wielrennen van toen. 
En door de verzuring in mijn benen heen, de pijn die bijna prettig aanvoelt, komen de gedachtes. Fietsen is net als het leven zelf. Het leven in een notendop. Een uitvergroting. Altijd maar doorgaan, niet afstappen. Door de pijn heengaan, het voelt als een overwinning. Zelf ben ik dus nooit een wielrenner geweest, mijn broer Henk wel en daarover verderop meer, maar fietsen, zoals nu op een hybride mountainbike, ik kan ervan genieten. Ik word voorbij gereden door mede ouderen (ja zelf ben ik toch ook al 69 lentes), maar die berijden meestal een elektrische fiets. Ja dat zou ik niet gauw doen, al besef ik dat het voor sommigen echt een uitkomst is. Ik wil de pijn voelen en met een klein verzetje bergop pedalerend voel ik me net Froome op zijn koffiemolentje, zoals de commentatoren van nu dat graag willen uitdrukken. 


Jan Nolten
Van Froome ben ik op z’n zachtst gezegd niet zo’n fan dus schakel ik in mijn verbeelding snel over naar Jan Nolten, de sierlijke renner uit de jaren vijftig met zijn lange benen. Maar ja dat klopt ook niet: ik heb maar korte beentjes. Dan snel over naar Ceesje Haast, onze held in de zestiger jaren of naar Quintana, de held van nu en ook idem klein.
Wat de pijn betreft: relatief gezien is het dezelfde pijn. En dan voelt het net als het leven zelf: dat je wel eens moet doorzetten, maar ook dat je een beetje geluk moet hebben. 
Op mijn t shirt staat: Poetica In Silentio.
Dat was een band uit Amersfoort die ik in België
eens heb zien optreden (rond het jaar 2000)

Dus ik ben blij met dat geluk, dat ik het nog kan. Gezien ook mijn leeftijd. En nog gezond ben. Beseffend dat sommige generatiegenoten dat niet meer kunnen, mensen die vroeger misschien geweldige sporters waren en naar wie ik vroeger zo opkeek. Soms heb ik het gevoel dat ik zelfs harder fiets dan in mijn jonge jaren. Dat kan heel goed, want in mijn jeugd was ik niet zo sterk. Hoewel ik wel in mijn middelbare schooltijd zes jaar lang op en neer naar Hilversum heb gefietst. Op de fraaie fiets die ik op mijn twaalfde verjaardag had gekregen. 

Het ging toen langzaam al wat beter op sportief gebied. En toen ik een jaar of twintig was ging ik elke zaterdag op een sportfiets (met racestuur) op en neer naar Utrecht (de middelbare school fiets was inmiddels ter ziele) voor een cursus in het kader van de accountantsopleiding. 


Onlangs moest ik na een bezoekje aan Baarn naar Zeist en kwam ik vanzelf weer op die route, die ik toen wekelijks aflegde en dacht ik aan de zweetdruppeltjes, die ik er achter heb gelaten.

Maar nu genoeg gefilosofeerd: al van mijn vroegste jaren herinner ik me dat ik belangstelling had voor sport. Niet om het zelf te praktiseren, maar het bekijken en bestuderen vanaf de zijkant. Want een sporter zelf was ik dus niet. Ik had een zwakke gezondheid (bronchitis en de nasleep van een dubbele longontsteking) en ik was klein. Op het schoolplein mocht ik alleen meedoen onder het mom van ‘spek en bonen’. Maar gepest werd ik er niet om. Het was gewoon zo: ik was gewoon zwak en het was meer uit respect voor mijn handicap dat ze me onder die voorwaarde lieten meedoen, om me dus niet te zwaar te belasten.  
En misschien is toen al het idee ontstaan om sportjournalist te worden. Omdat ik toen al  aan de zijlijn stond. Ik herinner me dat er gevoetbald werd op de helling bij het bosje van IJsendijke. De partij die van boven naar beneden ging was dan duidelijk in het voordeel. Zelf deed ik dus niet mee, ik keek alleen maar en analyseerde. 

Mijn vader nam me eens mee naar HVC in Amersfoort. Dat schattige intieme stadionnetje Birkhoven kan ik me nog wel voor de geest halen.


Impressie Birkhoven zoals het ongeveer in mijn herinnering zit
Ook dat we daar stonden in de kou 'hoog' boven de cornervlag, zodat we een mooi diagonaal zicht op het veld hadden. Ik ben toen we thuisgekomen waren eerst voor de kachel gaan staan en heb vervolgens zo snel mogelijk mijn eerste verslag gemaakt. Een verslag van een pagina groot, in keurig handschrift opgeschreven op de eerste pagina van een groot schrijfblok, dat ik net met de Sinterklaas had gekregen.
Mijn vader vond het geweldig. Ik had talent, dacht iedereen, dus jarenlang was het mijn optiek om sportjournalist te worden. 
Totdat het een beetje misging op de middelbare school, mijn opstellen die bijna altijd over sport gingen, werden door de leraren niet zo goed ontvangen. 



Dat was toen nog geen literair onderwerp. 
Hoewel de leraren kennelijk over het hoofd hadden gezien dat ene Stijn Streuvels al over het fietsen had geschreven en zelf ook een fanatiek fietser was.

Maar ja hij was een Vlaming en daar zit fietsen ingebakken in de cultuur van hoog tot laag. 




Ik herinner me, dat ik een opstel had gemaakt over Piet Moeskops.
Hij was een begenadigd sprinter, die in de jaren twintig van de vorige eeuw vijf keer wereldkampioen bij de profs is geweest. 



De bekende journalist Joris van den Bergh heeft daar een bijzonder interessant boek over geschreven met de titel ‘Te midden der kampioenen’. 



Ik heb toen een mooi exemplaar, een uitgave van net na de tweede wereldoorlog, kunnen kopen (eerste uitgave 1929!). Ik denk dat ik het boek kocht bij de ‘Boekenwurm’ aan de Groest, hoek Leeuwenstraat, in Hilversum. 



Daar kwam ik wel vaker om te neuzen. Ze verkochten er ook het beroemde Franse wielertijdschrift ‘Miroir du Cyclisme’. 

Dat was geen goedkoop tijdschrift, dus daar moest ik goed over nadenken om een exemplaar te kopen. 

Speciaal de edities ten tijde van de Tour de France waren interessant en die heb ik, mijn guldens een paar keer omdraaiend, aangeschaft. Helaas ben ik ze kwijtgeraakt. Nu zijn het inmiddels collectors items en worden ze voor vette prijzen aangeboden. Nou ja gevoel voor zaken heb ik nooit gehad.








Ik herinner me nog heel goed dat ik ook de editie kocht, met middenin de poster van Jo de Roo, die toen net de klassiekers Parijs-Tours en de Ronde van Lombardije had gewonnen, waarmee hij als jonge beloftevolle renner van een nieuwe generatie de trend had gezet voor nieuwe Nederlandse successen. 

De poster kreeg een plaats aan de muur boven mijn bed.

Maar terugkomend op het boek van Joris: wat vooral interessant aan het boek was, dat het ook over de tactiek ging, die er bij het wielrennen (en dan met name bij de sprint op de baan) kwam kijken en de mysterieuze krachten, die zich konden doen gelden, daarover schreef hij nog een apart boek. Het boek over Moeskops was een boek dat ik echt koesterde. Voor mij was het het eerste literaire boek over sport en dan met name over wielrennen. Maar op school was het geen item.
Sport was geen literair onderwerp in die tijd. Maar dat gold wel voor meer dingen. Strips waren ook nog ‘not done’. En ‘Ik Jan Cremer’. Maar dat zou wel gaan veranderen. Bob Dylan, aan wie ik in deze tijd ook veel moet denken vanwege de toekenning van de Nobelprijs (mijn leraren, als ze er niet meer zijn, zouden wellicht uit protest uit hun graf opstaan als ze dit zouden vernemen) zong in die tijd: ‘The times they are a changin’. En wij zongen het met hem mee. We hadden de toekomst en dingen zouden wel degelijk gaan veranderen. 
Maar vriend Gerard met wie ik vooral de laatste jaren van mijn schooltijd altijd opreed vanaf de Oranjeboom naar de Emmastraat en 's middags om een uur of drie weer terug, die was ook nog niet zo ver en kon eerder vol vuur vertellen over de boeken van Couperus (op zijn dringend aanraden ben ik Eline Vere gaan lezen (ik herinner me dat ik het eigenlijk een ontzettend saai boek vond) en enkele Vlaamse schrijvers, die toen aan de weg aan het timmeren waren (‘De man die zijn haar kort liet knippen’ van Johan Daisne, ineens herinner ik het me en die ging er wel weer wat beter in bij mij).
Dus bij Gerard hoefde ik niet aan te komen met mijn wielerhelden. 


Advertentie in de Katholiek Illustratie (jaren vijftig) voor Simplex fietsen
met als decor kasteel de Hooge Vuursche.
Desondanks zijn we eens gestopt bij kasteel de Hooge Vuursche, toen we in het voorbij rijden zagen dat men er met een fotosessie bezig was. 
Ik ontwaarde een wielerploeg en zag al gauw dat één van mijn helden Peter Post er ook bij was. Uiteraard heb ik toen zijn handtekening gevraagd en toverde ik één van mijn schriften uit mijn goedgevulde schooltas. Mijn vriend Gerard keek meewarig toe. Die handtekening heb ik later in mijn handtekeningboekje geplakt. In die tijd ging ik met mijn broer Henk nog wel eens naar een wielerwedstrijd en dan ging dat handige kleine boekje altijd mee.
Maar ik loop vooruit: zodra ik kon lezen spelde ik de sportpagina van de De Gooi en Ommeland al uit (in 1956 teruggedoopt tot de vooroorlogse en oorspronkelijke naam: 'De Gooi en Eemlander'). 
Ik kan me met name de kolom met de uitslagen nog goed voor de geest halen. Met name de lijstjes met de renners in de Tour de France uitslagen. Wout Wagtmans, Gerrit Voorting, Wim van Est, ik zie in mijn geest de namen nog staan in vetgedrukte letters ter onderscheiding van de niet Nederlandse renners.

Al op heel jonge leeftijd hield ik een schrift bij, waarin ik plaatjes van wielrenners plakte.
De eerste pagina’s met heuse kleurenfotootjes van wielrenners, midden jaren vijftig. 


Kartonnen plaatjes, die je bij één of ander kauwgum merk kreeg (ik denk bij de Maple Leaf). 


Van wie ik ze kreeg (want ja zelf deden we niet mee aan die snoeperij) dat weet ik niet meer, maar die plaatjes, die echt fraai waren, met op de achterkant de palmares van de renner in kwestie, die waren echt top.



Over het fenomeen van plaatjes sparen, die je kreeg bij met name bepaalde sigaretten- en kauwgummerken, heb ik al eens iets geschreven. Ze kwamen van alle kanten naar je toe. 














Maar ik was dus speciaal geïnteresseerd in wielrenners en soms kwamen er nog wel eens exemplaren uitgegeven in voorgaande jaren naar me toe. 
Zoals bijvoorbeeld de zwart wit fotootjes die bij de Rizla vloeitjes zaten (begin jaren vijftig) of andere ingekleurde foto’s met renners uit lang vervlogen tijden. 
Ploegleider Kees Pellenaars
(uitgave Leeuwenzegel Margarine)
Uitgave van 'De Goede Winkelier'












Nu collectors items. 


Onlangs heb ik er een aantal opnieuw verkregen.

Overigens kom ik er nu pas achter welke discussie en onderlinge strijd en afgunst er speelde in die tijd. Met name rond de figuur van Kees Pellenaars (jarenlang ploegleider in de Tour). Van die onenigheden had ik destijds geen enkele weet.

Omdat slechts mondjesmaat aan mijn honger naar wielerplaatjes kon worden voldaan, begon ik foto's van wielrenners uit onze krant te knippen. Al gauw volgden de voetballers. Maar die gingen in een ander schrift, speciaal voor de voetballers. En ook de foto’s van schaatsers knipte ik uit, die belandden in het schaatsers schrift. 




Drie schriften had ik dus, met betrekking tot de drie sporten, die me toen het meest interesseerden. 
Maar het waren niet alleen foto's. Befaamd waren de karikaturen van Dik Bruynesteyn (nu gewilde objecten). 
Daar had je voetballers van en wielrenners. 


Die van de voetballers vormden in z'n geheel een kwartetspel.

De wielrenners waren onderdeel van een kaartspel. Waar je al dat fraais bij kreeg weet ik niet meer, wel weet ik dat ik er een paar van had.

Ook was er een kaartspel met foto's in zwart wit van renners erop. Ja het kon niet op in die tijd.
En is er wellicht de oorzaak van dat ik nog steeds een zwak voor verzamelen heb.
De schriftjes heb ik al lang niet meer. Onlangs heb ik een inhaalslag gemaakt door me via marktplaats wat fotoplaatjes aan te schaffen (waar dat fenomeen al niet goed voor is). Ik heb er nu meer dan ik toen ooit heb gehad. 

Maar omdat ook onze krant niet volledig in onze behoefte kon voorzien, zijn mijn broer Henk en ik oude kranten gaan ophalen. Dat deden in die tijd wel meer jongens, want je kon er geld (hoewel niet veel) voor krijgen. Uiteindelijk brachten we ze dan bij een voddenboer in het buurtje van de Elisabethstraat. Maar dat was dus niet het hoofddoel. Het ging om de foto’s. 
Elke krant werd buiten op het plaatsje voor ons schuurtje aan de Lepelaarstraat helemaal uitgespit. Ik knipte er de wieler-, voetbal- en schaatsfoto’s uit. Mijn broer Henk ging het om het autorace gebeuren. 


Eigen foto van de Wilhelminavijver (jaren zestig)
Een geliefde buurt van ons was die van het Wilhelminapark. Alle fraaie huizen om de vijver werden bezocht. Een dure buurt dus. 


Daar werden speciale kranten en tijdschriften gelezen. Er was een adres bij waar ze een Franstalige Belgische krant lazen (La Libre Belgique). Daar stonden altijd veel wielerfoto’s in. En omdat het in het Frans was, kon ik gelijk wat oefenen in Frans lezen. Ik zal dan inmiddels wel op de middelbare school hebben gezeten.




Ook 'dure' buitenlandse tijdschriften zaten ertussen, zoals bijvoorbeeld het Amerikaanse Time. Uiteraard waren daar geen renners in te vinden, maar toch bladerde ik het blad met interesse door.




Dat ophalen van de kranten dat moet met een karretje gebeurd zijn. Zowel mijn broer als ik kunnen ons dat niet meer goed voor de geest halen. Maar we moeten een vervoermiddel gehad hebben. Achterop de fiets? Met de oude kinderwagen? Dat laatste lijkt me nog het meest waarschijnlijk, want met dat wagentje werd nog al eens gespeeld en is zelfs in z'n laatste fase tot zeepkist verbouwd. Ik heb nog redelijk beeld van dat witte 'bakbeest'.


Hier was ooit aan de linkerkant een heuse wielerbaan!!
Opmerkelijk is wel, dat heel veel later ik te weten ben gekomen, dat er daar ergens ooit een heuse wielerbaan  heeft gestaan. Van 1897 tot 1901. Wel van korte duur dus. Maar toch echt gebeurd. En dat in het keurige Baarn. Het was in de tijd dat er overal in Nederland wielerbaantjes ontstonden, waarvan de meesten net als in Baarn geen lang leven beschoren waren. 


Jaap Eden won op 8 augustus 1897 de 'brassard'
 in een match tegen Sidney Jenkins uit Wales.
Gerard Frohn, de baandirecteur en tevens eigenaar
van de 'Baarnsche Rijwielhandel en Herstelplaats'
houdt de renner in evenwicht, met naast zich
de trainer van Jaap
(uit 'Baerne' dec. 2015)



De bekende Jaap Eden moet op de Baarnse houten wielerbaan acte de presence gegeven hebben. 
En dat dus in die dure buurt. Ongelooflijk. 

Was het dan ook iets van de upper class om daarnaar te kijken? Dat is wat ik me nu afvraag. 





Op de oude foto’s zie ik wel allemaal bolhoeden. 
Dus waarschijnlijk wel. En het was zeker de rijke klasse (studenten en zo) die aanvankelijk exclusief die sport beoefende, want zij konden het betalen (die dure fietsen). 


De wielerbaan werd ook gebruikt voor andere festiviteiten, zoals hier met een optocht (bloemencorso) ter gelegenheid van de verjaardag van koningin Emma op 2 augustus.
Maar al gauw werd het ook iets voor de gewone man, want er viel geld te verdienen. De gewone jongen rook het geld. Het werd ‘business’ zowel voor de renner als voor de organisator annex baaneigenaar. 


En zo ontstonden ook overal in Nederland die baantjes. En op de weg mocht er niets georganiseerd worden, want dat werd te gevaarlijk geacht (ja echt waar). 


Dat de baan er dus stond in de rijke buurt, was dus verklaarbaar, maar al gauw bleven die rijken ook weer weg, toen het door de gewone man was overgenomen. 


Het einde van de wielerbaan (hij is in zijn geheel verkocht aan een organisatie in Breda in 1901) wordt door Addy Schuurman in het tijdschrift ‘Baerne’ van december 2015 als volgt verklaard: ‘ ... maar de sport had inmiddels een heel ander sociaal gezicht gekregen: de renners waren vooral middenstanders- en arbeiderszonen. En daar liep in Baarn bijna niemand warm voor. De geschiedenis van de baan moet men dus zien als een symptoom van de wielerrage, die Nederland in het midden van de jaren negentig in zijn greep had. Dat deze in Baarn zo kort duurde had voor een belangrijk deel te maken met de sociale structuur van het dorp: juist als gevolg van die rage, keerde de progressieve elite - het fundament van het villadorp - zich af van de sport. Daarmee viel het draagvlak voor de baan weg.’

Hans Smeekes

Wordt vervolgd met deel twee.










Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter

zaterdag 26 november 2016

Inspiratie: de bron van alle verhalen, deel 1 - Louisa State en Het Baarnsch Lyceum

door Ed Vermeulen


Inspiratie: oude hek Anno 1880, Spoorstraat 2
(Foto: Ed Vermeulen)
Inspiratie: de bron van alle verhalen. Geheel afhankelijk van hoe je in het (Baarnse) leven staat kan de inspiratie tot het schrijven van een verhaaltje ontstaan door een sterke en onuitwisbare herinnering, een gevoel dat opkomt bij het zien van een historisch object, een toevallige ontmoeting in het dorp of zomaar een gebeurtenis die zijn sporen in je brein achterlaat. 
                                   
De inspiratie tot het schrijven van het verhaaltje dat u momenteel leest vond ik in het kort geleden op Groenegraf.nl gepubliceerde en door Maarten van Bommel geschreven verhaal over Louisa State.
Tijdsbepaling: in de jaren 1953-1959 zat ik op Het Baarnsch Lyceum. In 1964 trouwde ik met een Indisch meisje. Haar Indische komaf maakt dat wij al enkele tientallen jaren geabonneerd zijn op ’Moesson Het Indische Maandblad’, opgericht in 1956 door de bekende Indische auteur Tjalie Robinson.

Moesson met een Baarns tintje,
Hella Haasse, ooit woonachtig in Baarn.
Dit prachtige blad vierde dit jaar en viert eigenlijk nog steeds haar zestigjarig bestaan. Een prestatie in optima forma! Begonnen onder de naam ’Onze Brug’ , gevolgd door ’Tong Tong’ verbindt het blad Indisch Nederland, maar ook mensen die aan de zijlijn staan van het Indische leven, zoals ikzelf, genieten iedere maand weer van de verhalen en rubrieken. Het blad kent een rubriek ’Indische Schoolfoto’. Soms ontdek ik op deze foto’s van veelal lang(er) geleden een naam die een herinnering oproept uit de familiegeschiedenis van mijn vrouw. In 2001 besloot ik een foto uit mijn eigen (Baarnse) fotoalbum aan de redactie van Moesson voor te leggen voor eventuele plaatsing. Het betreft de foto die u hieronder ziet.


Het Baarnsch Lyceum klas 1C, schooljaar 1953-54
(Coll. Ed Vermeulen)
Geen typisch Indische foto zult u zeggen en natuurlijk heeft u gelijk. Toch had ik na enig speurwerk met hulp van de toenmalige archivaris van Het Baarnsch Lyceum vastgesteld dat de invloed van het voormalige Nederlands Indië ook op deze foto, misschien enigszins verborgen voor de argeloze kijker, zichtbaar is. U ziet de jongensklas 1C, schooljaar 1953-54. Onze klas telde 28 leerlingen, waarvan er zeker elf(!) in Indië geboren waren plus nog drie waarvan de ouders geruime tijd in Indië gewoond en gewerkt hadden. Indië scoorde derhalve vijftig procent! Zeker zes, van de met onze voormalige kolonie verbonden leerlingen woonden op het internaat Louisa State aan de Gerrit van der Veenlaan.

Louisa State

Ook onze klassenlerares, mevrouw W.H. Reijerse-Beun, docente Nederlands, had een band met onze voormalige kolonie. Op de foto zit zij in het midden tussen haar jongens. Zij gaf op voortreffelijke wijze les en had een prachtige uitspraak van onze taal. Met haar als gids had het prachtige verhaal ’Het fregatschip Johanna Maria’ van Arthur van Schendel voor mij geen geheimen meer. Ook haar echtgenoot, drs. M.H.J Reijerse, gaf les op Het Baarnsch Lyceum, Nederlands, geschiedenis en ook (facultatief) Spaans. Hij zou gezegd hebben: ’Alleen al om het boek Don Quichot van La mancha van Miguel de Cervantes op waarde te schatten zou je Spaans moeten gaan leren’.
Op een paar na zijn de meesten van mijn toenmalige klasgenoten uit mijn beeld verdwenen, velen mogelijk ook overleden, maar zeker niet uit mijn herinnering. Ik ken gelukkig alle namen nog.

Het Baarnsch Lyceum jongensklas 1C (Coll. Ed Vermeulen)

Alle klasgenoten geboren in of met een duidelijke familieband met Indië heb ik gemerkt *, degene van hen die, voor zover bij mij bekend,  op Louisa State woonden nog extra voorzien van **

1.   Leo Naessens */ **   ( geb. Medan, Sumatra)                        16. Eddy du Prée
2.  Hans Bitter *  ( geb. Tandjong Karang) 17. Ton van der Hoorn
3.  Rudy Cramer van den Bogaart* 18.  Paul Visser
4.  Francis van ’t Hooft */** (geb. Semarang, Java) 19.  Robert Boswijk* (geb. Samarinda, Borneo nu Kalimantan)
5.  Chris Campagne 20  Gerrit Dijxhoorn *
6.  Hans Krook 21.  Frans Erhart */** (geb. Menado, Celebes nu Sulawesi)
7.  Cor Vermeulen * (geb. Emmastad, Curaçao) 22. Willem Ernst van Till * (geb. Buitenzorg, Java)
8.  Pim Soederhuizen */** (geb. Fakfak, Nieuw Guinea) 23. Eddy Vermeulen
9.  Jan Joris Loeff */**  24  Jan Tijo van Marle
10. Aat Schouten */** (geb. Bindjei, Sumatra) 25  Evert Wijers
11. Rob Piper 26  Bob Steenstra
12. Kees de Groot 27  Wally van Diermen * (geb. Bandung, Java)
13  Eddie Bosma * 28  Svend Veldhuyzen **
14  Peter Scholtz 29  Bas van der Bilt */**  (geb. Semarang, Java)  
15  Mevrouw Reijerse-Beun *

Het merendeel van de leerlingen van klas 1C, de Louisa State bewoners incluis, waren Baarnaars, met onder hen zelfs drie Barinezen t.w. Gerrit Dijxhoorn, Eddy du Prée en Bob Steenstra. Maar ook Soest, Hilversum, Bussum, Laren, Blaricum en zelfs Nijkerk waren vertegenwoordigd.

Sportief
Hockeyinternational
Francis van 't Hooft  (Internet)
Zeker vier van hen werden later bekende en gekende sporters: Francis van ’t Hooft, gelouterd hockeyinternational, nam deel aan de Olympische Spelen van 1964 in Tokyo.

Ook Rob Piper was een gerenommeerd hockeyer. Peter Scholtz, jongere broer van de later in Baarn praktijkhoudende dierenarts Rob Scholtz, was een jong en opkomend tennistalent. Hun beider vader H.J ’Henny’ Scholtz nam ook deel aan de Olympische Spelen van 1964, maar was reeds ver voor de oorlog een bekend wedstrijdzeiler. Foto’s aan de wand van Peter’s ouderlijk huis in Hilversum herinnerden aan die tijd. Het leven van mijn buurjongen Evert Wijers stond en staat in het teken van sport. Hij was ondermeer een talentvol tafeltennisser en voetbalkeeper. Hij verdedigde op zeker moment het doel van BVV Baarn 1. Weer later werd hij sportleraar en atletiektrainer.


Herfst 1958: Ping Pong Toernooi Het Baarnsch Lyceum, staand op voorgrond v.l.n.r.
Wilma Kooistra, Marion de Vilder, Eveline Jiskoot, gebroeders Zweerts (Jeroen en Frank),
Marisette Jiskoot, Evert Wijers, achteraan: midden drie dames N.N., gebroeders Horsman
 (Maarten en Felix), Liesbeth Splinter, André Mijnssen,
vooraan Eddy Vermeulen  (Coll. Ed Vermeulen)

Louisa State
Altsaxofonist Charlie Parker
Frans Erhart was evenals ikzelf lid van de Baarnse zeeverkenners padvindersgroep Mango Kwane. Soms ging ik met hem mee naar Louisa State: een in mijn beleving bijzondere ervaring. Het imposante gebouw, maar meer nog het interieur maakte een verpletterende indruk.
Weer later kreeg ik ook een goede band met Svend Erik Veldhuyzen. Ook bij hem kwam ik wel eens op bezoek op Louisa State. Svend was verantwoordelijk voor onze klassenkrant, door hemzelf volgeschreven en in elkaar gezet, met behulp van het beste knip- en plakwerk ooit vertoond. De krant, meer een tijdschrift, verscheen op ongeregelde tijden in een oplage van één exemplaar en werd in de klas ter lezing doorgegeven. Op Svend ’s verzoek heb ik een, bescheiden, Jazzrubriek verzorgd. Niet dat ik toen veel verstand had van dit onderwerp, verre van dat, maar de Radiobode van  thuis bracht uitkomst. Ik herinner mij een prachtig artikel met foto’s over de beroemde altsaxofonist Charlie Parker, dat uitgeknipt en daarna ingeplakt in de klassenkrant indruk maakte. Tientallen jaren later ontmoette ik Svend opnieuw tijdens de om de vijf jaar gehouden reünies van Het Baarnsch Lyceum. Hij maakte altijd voorafgaande aan de reünie een wandeling door het dorp  waarbij hij zijn favoriete plekken aandeed zoals Louisa State en Boekhandel Den Boer. Svend overleed in 2003, een jaar voor onze geplande volgende ontmoeting, de reünie van 2004. Hij werd begraven in Vorden.


Sinterklaasviering 1955 3e klas Het Baarnsch Lyceum, van links naar rechts: Willy van Hilten, Pjotr Israels, Wim de Berg, Zwarte Piet (Eddy Vermeulen), Peter Scholtz, Lydia Ventura, Yvonne Wijnen, Ko Makkink, Lieuwe Eysse de Vries, Gerrit Jan Dijxhoorn, Hanneke van Andel, Liesbeth Stolle, Rita van Panhuis.  Verscholen achteraan: Eeke Naessens
Zittend van links naar rechts: Pim Soederhuizen, Sint Nicolaas (Nico Driessen), Erwin Mackaay, Jerry Eman, Svend Erik Veldhuyzen.
(Coll. Ed Vermeulen)


Dichtbij, oftewel om de hoek 

Gerrit Dijxhoorn, klasgenoot gedurende zes Lyceumjaren, kon goed en in mijn ogen vooral ook gemakkelijk leren. Was zeer belezen en wist ’alles’ van oude talen. Nou ja: bijna alles. Oude geschiedenis had ons beider belangstelling. Gerrit’s vader was kapitein bij de rederij Koninklijke Paketvaart-Maatschappij (KPM). Ten tijde van het verblijf van zijn ouders in Indonesië woonde hij onder meer op kamers bij de families van Berkum, van Wassenaarlaan en Blauwendraat, Villa Trianon, Eemnesserweg. In 1985, veel te jong, overleden. Zijn oudere broer Rob is al tientallen jaren mijn buurman. Soms wordt in gesprekken Gerrit’s naam genoemd: dan is het verleden zo maar weer dichtbij.

Rudy Cramer van de Bogaart woonde in de mooie villa Mollerusstraat 1, ooit bekend als Java Hotel, op de hoek van de Laanstraat, op een steenworp afstand van mijn huis op no. 66A. Zijn ouders hadden (voor de oorlog) in Indië hotel(s) in  ondermeer Sukabumi en Batavia (het latere Djakarta) en weer later ook in Soest (Oranjehotel). Aardige mensen waar ik graag op bezoek kwam. Zij verhuurden kamers in het betere genre. Zeker twee mij bekende docentes van Het Baarnsch Lyceum, de dames Reijers en Tjin-A-Djie , hebben hier enige tijd gewoond.

Mollerusstraat 1, Baarn (Coll. Hist. Kring Baerne)

Rudy’s vader had later een autorijschool. In 1969 toen ik mijn loopbaan op zee had ingeruild voor een walbaan bij Philips Phonografische Industrie kreeg ik van Cramer Sr. rijles. Ik behoorde tot zijn laatste lichting leerlingen. Als het weer eens niet optimaal verliep tijdens het lessen verzuchtte Cramer altijd: ’Schiet nou eens op, ik wil met pensioen en weet je wel wat dit allemaal kost, of heb je soms geld teveel?’ Ook Rudy is, net als ikzelf, gaan varen. Deed zijn opleiding tot stuurmansleerling aan de zeevaartschool De Ruyter in Vlissingen.

Zeevaartschool De Ruyter, Vlissingen

Andere, nu voorbije tijden.

Vermeulen is de naam!
Cor Vermeulen, geen familie, kwam van Curaçao, maar zijn ouders hadden ook in Indië gewoond en gewerkt. De familie Vermeulen, vader, moeder, dochter Ieke en zoons Stan, Cor en Piet, woonde op de Paulus Potterlaan 1 en behoorden tot de eerste bewoners van de nieuwgebouwde schilderswijk.

Schilderswijk: Paulus Potterlaan 1, Baarn (Coll. Hist. Kring Baerne)
Cor droeg ’the original american jeans’, Levi’s of Lee’s , iets waar ik duidelijk jaloers op was. Mijn eigen eerste ’echte’ spijkerbroek was van het merk JSB, klonk deftig, tot ik er achter kwam dat dit stond voor ’Jongensspijkerbroek’. Weg illusie. In huize Vermeulen was televisie (!). Nieuw voor die tijd en dus bijzonder. Vele woensdagmiddagen verzamelden wij ons hier om TV te kijken. Mevrouw Vermeulen zorgde voor koekjes en limonade. We bekeken alles wat voorbij kwam, zelfs het testbeeld had zijn charme! Jaren later is de familie naar Australië geëmigreerd en jammer genoeg uit mijn beeld verdwenen.


Zichtbaar Indië
m.s. Kota Baroe
Bij sommige van mijn klasgenoten was de Indische achtergrond zichtbaar aanwezig, zoals bij Wally van Diermen. Wally (Walfredo Victor) was geboren in Bandung. Van Wally, die ik al kende van de lagere school, heb ik ooit bij toeval vastgesteld dat hij samen met zijn moeder mevrouw Van Diermen-Lesquiller, twee broers en een zus, net als mijn vrouw in april 1947 met het schip de Kota Baroe naar Nederland is gekomen.



Passagierslijst:  Wally van Diermen no. 154 en Martje van der Wal 644  Coll. Marty Vermeulen)


Wally als passagier no. 154, mijn vrouw als no. 644. Als adresbestemming van de familie Van Diermen stond op de passagierslijst Dijkweg 24 in Baarn vermeld. Volgens een oud adresboek woonde hier de familie Keppel. Toen ik hem dit bij een van de regelmatige ontmoetingen in het dorp, ’hé Wally, ha die Eddy’  vertelde begon hij te lachen, zoals alleen Wally dat kon: een lach van oor tot oor. ’Dat zal mijn moeder leuk vinden’ waren zijn woorden. Wat hij er zelf van dacht en of hij het zijn moeder ooit verteld heeft ben ik nooit te weten gekomen. Wally overleed in april 2011.

Vriendschappen
Zelf zit ik op positie 23, met voor mij mijn vrienden van de lagere school Bauke Hendrik ’Bob’ Steenstra, zoon van groenteman Steenstra uit de Brinkstraat, overleden in 2013, en Evert Wijers, van de fameuze banketbakkerij Huize Wijers in de Laanstraat. Hij werd in februari 1950 na onze verhuizing van de Spoorstraat naar de Laanstraat mijn buurjongen. Met zowel Bob als met Evert heb ik lief en leed gedeeld. Bij beiden was het zo dat wij elkaar soms langere tijd niet zagen, maar dat wij bij ontmoetingen altijd aan een half woord genoeg hadden om het verleden weer haarscherp op te roepen. Over deze vriendschappen hoop ik Deo Volente, bij leven en welzijn en ijs en weder dienende nog eens iets te schrijven.

Het Baarnsch Lyceum  (Coll. Groenegraf.nl)
De foto werd gemaakt in het lokaal van docente biologie Mej. I (Ingeborg) Saetrang, aan de voorzijde van de school boven de rectorskamer. Deze in mijn herinnering een ietwat strenge dame woonde toen op het hoge gedeelte van de Nassaulaan. Onder haar leiding droogden en ontleedden we planten en insecten, om ze vervolgens kleurrijk uit te tekenen. Ook werden we door haar in het vak ’menskunde’ onderwezen met al zijn in onze ogen interessante aspecten. Veel verder dan de bloemetjes en de bijtjes zijn we niet gekomen.
In dit lokaal werden ook de toen populaire schoolfilms gedraaid met sprekende titels als: ‘Naar de bollen’ of was het ’Het Bloemencorso’, ’De Nederlandse Industrie’ en ’Gemengd Bedrijf’, de laatste een film over de agrarische sector. Niet al te spannend, maar altijd een welkome onderbreking van de vaste lessen. Als filmoperateur trad op de heer Uit den Boogaard, onze amanuensis. Het filmbeeld  werd altijd voorafgegaan door de magische woorden: ’Om scherp te stellen’!  Woorden die zeker ook nu nog op mijn herinneringen van toepassing zijn.
Dr. Vreeswijk, mijn docent natuurkunde, had als leidraad ’Wat je niet weet kun je niet opschrijven’. Na al die jaren nog steeds van toepassing. Ik heb mij bij het schrijven van dit verhaaltje door zijn wijze woorden van toen laten leiden.

’Inspiratie, de bron van alle verhalen en verhaaltjes’: laat u inspireren, kom in actie en deel ook uw Baarnse herinneringen op Groenegraf.nl








Ed Vermeulen (1942)
                               

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter

donderdag 24 november 2016

Eigenaardig Dorpsschoon in 1924

haven in september 1924
Spakenburg-Bunschoten (in september 1924), het doel van zovele reizigers, die gehoord hebben van deze mooie dorpen. En er komt geen teleurstelling. 't Allereerst valt wel in 't oog de eigenaardige klederdracht van de vrouwen. Men moet er even aan wennen, maar dan zegt men toch: aardig is het. En gaarne heeft men zo'n Spakenburgsche schoone op een kiekje. Ook ziet men eens even zo'n Spakenburgsche na, terwijl ze zich op een rijwiel vlug voortbeweegt. Het oude bij het nieuwe. Men mag in dit vissersdorp gehecht zijn aan de oude klederdracht, het nieuwe vervoermiddel wordt niet versmaad. Ook andere vervoermiddelen zijn er echter in ere, zoals kan blijken uit de hondenkar. Een gemakkelijk middel voor het vervoer van de melk.
melk vervoeren met de hondekar

Maar eerst moet die melk van het land naar huis gebracht. Het draagjuk bewijst dan goede diensten. En de Spakenburgsche vrouw op de foto weet de emmers uitstekend in evenwicht te houden. Wees maar niet bang, dat ze zal morsen. Veilig krijgt ze de melk thuis.
een draagjuk op hun schouders
Spakenburg-Bunschoten. Maar hier is de zee en, zoals op elke vissersplaats, houdt de bevolking van de zee. Daar zijn ze en turen ze over 't water en houden gemoedelijk een praatje, terwijl ze genieten van de frisse zeewind. Ze vertoeven aan de haven en genieten van het prachtige uitzicht, van de mooie wolkenluchten, van de scheepjes, die daar nu zoo rustig liggen, terwijl de wimpels zich vrolijk bewegen in den wind. En dan gaan ze eindelijk door de dorpsstraat naar huis. Ze houden van hun rustig dorp met de vriendelijke huizen en de dorpsgezelligheid.
Wie prijs stelt op wat uit vroegere tijd ons bleef, wie houdt van de zee en van het kalme dorpsleven, moet een bezoek brengen aan Spakenburg-Bunschoten. Hij zal zich de moeite niet beklagen en veel kunnen genieten.

de Dorpsstraat

En menigeen, die zoo houdt van het drukke gewoel het levensbeweeg in de grote stad, zal toch bij een bezoek aan deze dorpen moet erkennen: Hier kom ik tot rust, Hier is het goed. En hij zal dit vriendelijke oord dankbaar zijn en een goed plaatsje geven in zijn herinnering.
Op de uitkijk




Geplaatst door L.J.A.Bakker 



Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter  

Kom in actie en deel ook uw Baarnse herinneringen op Groenegraf.nl