door Hans Smeekes
Dit verhaal gaat over de impact die de PPI op ons gezin had. Want in mijn jonge jaren speelde de Philips Phonografische Industrie (later omgedoopt tot Polygram) een grote rol bij ons thuis. Mijn vader werkte er. En later ik zelf en ook mijn broer Henk. Wij beiden slechts voor enkele jaren, mijn vader meer dan dertig jaar.
Dit verhaal is vooral ook een eerbetoon aan mijn vader. Zijn hele leven heeft hij hard gewerkt om ons een goede toekomst te bieden, ondanks problemen met de gezondheid, specifiek met zijn longen.
En die problemen had hij al in zijn jeugd.
Diverse keren mocht hij naar een soort zomerkamp. Voor de frisse gezonde lucht. Dat was aan de kust en in Friesland.
Soms sprak hij daar wel over.
Hij had er goede herinneringen aan.
|
Mijn vader met zijn vrienden op stap |
Goede herinneringen had hij ook aan zijn uitstapjes als puber met zijn vrienden.
Tot hij mijn moeder op één van die fietstochten tegen kwam en verliefd op haar werd. Trouwen konden ze pas na de oorlog.
En in 1947 werd ik geboren.
Aanvankelijk werkte hij na de oorlog nog bij de gebroeders Karhof in de Nieuwstraat als rijwiel- en motorhersteller. Dat beroep stond ook vermeld in zijn persoonsbewijs.
Het zal in de beginjaren vijftig (wij woonden toen nog op de Zandvoortweg) wel groot nieuws zijn geweest dat er een heuse fabriek van Philips aan zat te komen.
Het ging om een grammofoonplatenfabriek en er werden mensen gezocht om in die nieuwe vestiging van Philips aan de Torenlaan te gaan werken. De complexen stonden er al. Philips had ze overgenomen van Zilgroba. Ik ben dat overigens pas onlangs te weten gekomen dankzij deze site.
Een enorme ‘boost’ dus voor Baarn in die naoorlogse tijd van herbouw en herstel van de economie. Philips was een grote naam en de grammofoonplaat was in opkomst. Dus daar zat muziek in.
Het verschafte werk en zekerheid. Want Philips stond voor zekerheid. Als je daar ging werken, zat je gebeiteld, waarschijnlijk voor de rest van je leven. Bijna als bij de overheid werken. Zo zal mijn vader ook wel gedacht hebben toen hij vernam dat men mensen zocht.
Men zocht o.a. muziekcontroleurs in de perserij. En dat leek mijn vader wel wat. Dus hij meldde zich voor die functie aan, maar moest toen wel eerst nog een soort training volgen in Doetinchem. Hij was toen de hele week van huis. Mijn vader noemde de fabriek daar Decca. Of dat een juiste benaming was, weet ik niet. WeI weet ik dat het een platenlabel was.
Opmerkelijk toch dat een rustiek dorp als Baarn zo’n groot fabriekscomplex in zijn midden had. Gelegen aan de sjieke koninklijk aandoende Torenlaan.
Voor mij was het net een soort oprijlaan naar Huize Peking toe. Ze hadden het net zo goed Kasteellaan kunnen noemen. Een voordeel was wel dat het complex behoorlijk verscholen ging achter de verschillende bomenrijen en de villa’s. Pas in de buurt van de ingang ontwaarde je iets van de fabriekshallen. In de villa rechts van de ingang was Personeelszaken gehuisvest.
Eén van mijn meest sprekende herinneringen is (maar dat is uit de tijd dat ik er zelf werkte) dat omstreeks de tijden van aanvang en einde van de kantoren het een komen en gaan was van fietsers en mensen op brommers. Het gros kwam op de fiets of brommer of lopend. Omdat er van dat fenomeen geen foto te vinden is, heb ik er maar een tekening van gemaakt. Zo goed als mogelijk vanuit mijn herinnering.
In 1953 verhuisden we naar de Lepelaarstraat en intussen had mijn vader zijn draai bij de P.P.I. gevonden. Al noemde mijn vader (en dat had hij mede van zijn collega’s, denk ik) het bedrijf wel eens gekscherend de Philips Psychiatrische Inrichting. Vooral als hij weer eens een beloofde promotie was misgelopen.
Zijn eigen vader stond erom bekend dat hij heel doof was. Nou dat gold niet voor mijn vader. Hij had juist heel goede oortjes, reden waarom hij buitengewoon geschikt was voor de baan van muziekcontroleur. Dat hield namelijk in dat hij steekproefsgewijs de net geperste platen moest controleren op oneffenheden. Tikjes en zo.
Mijn vader stond dan ook onder een zekere druk. Want men zat er niet op te wachten als er een hele partij werd afgekeurd. Soms moest er dan zelfs een nieuwe moederplaat gemaakt worden. Dat was uit kostenaspect niet leuk maar ook niet vanuit de tijdsdruk. Dus stress was er zeker. Bovendien was het drieploegendienst draaien. Dat heeft hij jarenlang gedaan. Te lang eigenlijk. Hij bracht het op het eind van zijn ‘loopbaan’ wel eens te berde op personeelszaken, maar men kon er geen oplossing voor bieden. Want in de perserij werd alleen op basis van ploegendienst gewerkt. En andere baantjes lagen niet voor het oprapen. Bovendien had mijn vader verder geen enkele opleiding.
Hij is gelukkig wel met vervroegd pensioen kunnen gaan en de enkele jaartjes daarvoor werd hij een soort koerier op een administratieve afdeling. Hij mocht dan documenten her en der rondbrengen en soms moest hij naar Amsterdam. Dat vond hij allemaal erg leuk. Maar hij was er wel aan toe, want de gezondheidstoestand van hem was toen zeker niet geweldig. Hij had altijd al last van zijn longen gehad en toen kwam er ook uit dat hij longemfyseem had. En zijn hart was niet geweldig. Hij is daaraan ook overleden op 72 jarige leeftijd (het was eind 1993), eigenlijk in mijn armen, want ik was toen enige dagen bij mijn ouders op bezoek. Autorijden kon hij niet meer en we zouden met zijn auto naar de Albert Heijn aan de Eemnesserweg gaan, om er een klein boodschapje te doen, maar dat was gewoon een smoesje om er van de gratis koffie te genieten, iets wat we wel vaker deden.
We zaten om een uur of negen nog aan het ontbijt, hij stond op en zakte zo in elkaar. En overleed ter plekke. Zijn hart had het begeven.
Enkele maanden ervoor was ik nog samen met mijn ouders op Kreta geweest, één van zijn laatste wensen. En daarvoor was hij met mijn moeder wel zo’n 25 keer naar zuidelijke landen geweest (Spanje, Portugal, Griekenland en Cyprus). Warmte was goed voor zijn longen. En hij hield er ook erg van. Hij was echt een zonaanbidder. Ook in Nederland, zodra de zon in het voorjaar enigszins krachtig werd, zat hij te zonnen achter in de tuin. Mijn moeder deed dan met hem mee. Een aandoenlijk gezicht als je die twee zo kon aantreffen.
Mijn vader zag er door die bruin/rode tint dan ook net uit als een indiaan. Mede door zijn kromme neus. De bekende Smeekes neus. Maar hij heeft dus op het eind van zijn leven nog leuke dingen kunnen doen. Het was zelfs zo dat als hij terug kwam van een reisje hij gelijk al de volgende dag op het reisbureau zat. Dan ging hij gelijk al weer boeken voor een nieuwe trip. Hij zat daar veel, tot ergernis soms van mijn moeder, die dacht dat de mevrouw van het reisbureau zijn vriendinnetje was. Maar hij vond het gewoon leuk er te babbelen. En hij deed toen al aan vergelijkend prijsonderzoek. Dan legde hij de verschillende reisfolders naast elkaar en kwam hij er achter dat voor precies hetzelfde appartement verschillende prijzen werden gevraagd en met die wetenschap ging hij dan weer naar het reisbureau. Dus hij heeft op het eind nog fijne jaren gehad. En heb ik dat dus zelf van nabij mogen beleven. Want ik kwam er toen vaak en ben dus de twee laatste reisjes meegegaan ter ondersteuning. Er is echter één wens van hem niet in vervulling kunnen gaan en dat is: samen naar Indonesië. Daar had hij mooie verhalen over gehoord van enkele collega’s met een Indische achtergrond. Na zijn overlijden heb ik het nog een keer aan mijn moeder voorgesteld, maar zij had er niet zo’n zin in. Ik kwam er toen achter dat ze al die keren was meegegaan, omdat hij het zo graag wou. Maar inmiddels ben ik zelf zo’n 12 keer die kant op geweest en altijd als ik iets moois zie, kijk ik naar boven en zeg ik tot mijn vader: ‘Kijk Pa, mooi hè?’. En dan zie ik zijn kenmerkende glimlach. Dan is mijn dag helemaal goed. Ik meen hem zelfs eens gezien te hebben daar. Maar dat is een ‘dream or reality’ verhaal. Het is gepubliceerd (in het Engels) in een tijdschrift in Bali.
In 1976 werd zijn 25 jarig jubileum feestelijk herdacht. Mijn vader was inmiddels ‘opgeklommen’ tot hoofdcontroleur’ (eindelijk).
Bob Bouma, de PR man, was er en sprak mooie woordjes. Mijn vader kreeg een gouden horloge met inscriptie en het Philips speldje.
Ruim dertig jaar heeft mijn vader er gewerkt en vooral toen we jong waren had het de nodige impact op het gezin. Met name als hij nachtdienst had gehad.
Dan moesten we met z’n allen heel stil zijn,
want ‘pappa ligt boven te slapen’, zoals mijn moeder dan zei. Maar dat was dus niet gemakkelijk voor ons, jonge jongetjes (ik en mijn drie broers).
Wanneer hij 's morgens vermoeid thuis kwam, kroop hij onmiddellijk bij mijn moeder in bed. En dan hoorde ik ze lachen, vooral mijn moeder, want dan had hij de nieuwste moppen doorverteld. Waarschijnlijk van die flinke schuine, want daar hield hij wel van. En voor onze oortjes waren die nog niet geschikt, dus kon hij ze mooi dan vertellen, vers van de pers.
Hij hield het meest van de ochtenddienst. Want dan kwam hij iets na drieën thuis en kon hij nog van alles doen. Vaak was hij dan aan fietsen aan het knutselen, zijn oude beroep en ook zijn hobby.
Hij leerde ons al in een heel vroeg stadium hoe je banden moest plakken. Dat is me tot de dag van vandaag bijgebleven en heb er dus nog steeds profijt van als ik een lekke band blijk te hebben.
Op de (helaas niet al te scherpe) foto staat hij met grijze stofjas en een sigaartje in de mond. Toen rookte hij nog, hoewel niet fanatiek. Niet veel later stopte hij daarmee. Vanwege de berichtgeving hierover in de media inmiddels en zijn eigen toch al niet goede gesteldheid van zijn longen.
Met de firma Karhof is hij altijd goede maatjes gebleven. Hij kwam er vaak (gewoon om er een babbeltje te maken) en ik mocht dan mee. Ik heb nog wel een beetje beeld van de twee broers.
De droom van mijn vader om een heuse motor te bezitten is nooit uitgekomen. Hij moest het doen met een brommer.
Maar hij had dan wel één van de ‘zwaarste’. Hij was gek op motorracen en zo was het logisch dat we wel eens naar de TT in Assen gingen. Op de brommer.
Later met de auto. Want hij had inmiddels rijlessen genomen.
Zijn eerste auto was een Renault 4, die hij kocht bij de firma Stam in Soest. Hij is die firma voor de rest van zijn leven trouw gebleven. Een aardige anekdote in dit verband is wel dat hij tegen mijn moeder zei toen hij zijn rijbewijs had gehaald: ‘Nou heb ik wel een rijbewijs, maar nog geen auto.’
‘Kijk dan maar eens onder het bed,’ sprak mijn moeder, ‘en pak het kistje dat daar staat.’
Daar bleek precies het geld in te zitten (enige duizenden guldens), waarmee hij zijn eerste auto kon betalen. Mijn moeder had het al die tijd stiekem gespaard. Ja, zo was mijn moeder.
In de jaren zestig begonnen ook de eerste Turken te komen. Soms zag je ze lopen, speciaal op de zondagen, een beetje met de ziel onder de arm, want de families zaten nog in Turkije. Op de zondag gingen wij (uitgedost in onze beste kleertjes, vaak door mijn moeder met zorg gemaakt, reden waarom we geen te ‘gekke’ dingen mochten doen) ook vaak met het hele gezin wandelen en kwamen we ze wel eens tegen. Ze begroetten mijn vader met het bekende ‘Joop’. Daaruit kon ik afleiden dat mijn vader een goede band met hen had. Overigens was de begroeting ‘Hallo Joop’ of gewoon kort ‘Joop’ op die wandelingen niet van de lucht. Want we kwamen dan ook veel andere collega’s van mijn vader tegen. Volgens mij was hij geliefd van hoog tot laag. Meestal was ons doel op die zondagen het Baarnse Bos.
En dan zag je al een stoet van wandelaars de Torenlaan af komen. Dan keek mijn vader met schuine blik naar de rechterkant waar in het midden ‘zijn’ fabriek stond. Ja die PPI was nooit ver. Altijd aanwezig. En het was ook daar dat hij vaak collega’s tegenkwam. Ze konden elkaar gewoon niet missen.
Omstreeks 1945 is mijn vader ook nog even bij de brandweerpolitie geweest.
Hij heeft nog een poging gedaan bij de politie te gaan, maar daarvoor was hij te klein (een euvel waar ik later ook last van heb gehad). Maar dat van de brandweer is altijd bij hem blijven hangen. Brandjes blussen, daar had hij wel iets mee.
En zo was het vrij logisch dat hij zich aanmeldde bij de bedrijfsbrandweer.
|
Klaar voor de brand : mijn vader (de meeste rechtse in uniform) met zijn brandweercollega's |
Daar kreeg hij ook een bepaalde vergoeding voor, die wel heel welkom was, maar niet doorslaggevend, want hij vond het gewoon heel leuk. Ik zie hem nog aan de studieboeken zitten, niet helemaal zijn ding, maar hij deed het toch. Vaak moesten ze oefenen en soms waren er ook wedstrijden.
|
De sfeer zit er goed in.
Mijn vader (vooraan meest links staande) temidden van zijn brandweercollega's. |
Dat was pas echt leuk, want daar werd een heel uitstapje van gemaakt.
Bij zijn twaalf en een half jarig jubileum bij de brandweer werd hij onderscheiden met een lintje voor de bewezen diensten.
En eens in de zoveel tijd was er een trip met de partners erbij.
|
Op stap met de partners (mijn ouders links bovenaan) |
Ik herinner me dat als er op de tv iets van een brand werd getoond dat gelijk bij hem trickerde. Hij zag dan gelijk wat ze goed of fout deden.
Uiteindelijk heeft hij het tot twee strepen gebracht. Dat was de rang die aangeduid werd met brandwacht.
Die twee strepen zitten nu op een jasje van mij.
|
Hans Smeekes |
Wordt vervolgd met deel 2.