Eembrugge vier eeuwen geleden was zoveel groter dan Baarn, dat deze buurtschap 6 tegen Baarn (samen met de Vuursche nog wel) slechts 5 gravers voor de Eemverbeteringen moest leveren. Eembrugge werd op 21 oktober 1811 gelijk met de Vuursche bij Baarn gevoegd, het zelfde jaar waarop ook de beide Eemnessen (Buiten en Binnen) samengebracht werden. Indertijd heeft Eemnes-Binnen trouwens nog bij Eembrugge gehoord.
Kerspel
Zo'n kleine duizend jaar
geleden was het in de Eemmonding veel drassiger dan nu achter ons sportpark nog
te bespeuren is. In feite trof men slechts hier en daar drogere plekken met
vastere grond aan, de melmen (zoals we hen nu zouden noemen). Het schijnt tot
omstreeks 1100 geduurd te hebben vóór zich op dit land langs de Eem de eerste
mensen vestigden. Logisch dat men ergens langs de rivier een plek vond, waar
het oversteken de minste moeilijkheden opleverde en ziedaar de totstandkoming
van... Eembrugge. Een punt dat daardoor tevens om strategische en economische
rede van toenemend belang zou worden. Overigens, een brug is er niet vanaf het
eerste ogenblik geweest en als naam werd dan ook gesproken van Ter Eem. Volgens
gevonden gegevens uit 1254 moet het een kerspel geweest zijn, waarmee een dorp
met een kerk, aangeduid wordt.
Eerste brug
Eembrugge lang geleden |
Grensincidenten
Ook in de huidige tijd
komt de oriëntatie van Baarn en vooral Eemnes op Hilversum (en dus
Noord-Hollands gebied) herhaaldelijk ter sprake. Tot grote ergernis van het
Utrechts provinciaal bestuur overigens. Niets nieuws echter onder de zon, de
geschiedenis herhaalt zich weer eens. Er schijnt al een document te bestaan,
gedateerd 23 augustus 1331, waarin die „van Emebrucghe ende van Emenesse"
de Bisschop van Urecht beloven geen woningen te zullen bouwen, of zich te
vestigen aan de Hollandse zijde van de grens, die toen reeds met palen en
sloten aangebracht bleek te zijn.
Natuurlijk was van groot
belang wie Huis ter Eem bewoonde. Halverwege de 13e eeuw moet heer Jan van
Woudenberg het Huis aan heer Gijsbrecht van Abcoude verkocht te hebben en dat
zou op een switch naar Hollandse zijde duiden. Het kasteel beheerste de
toegangspoort tot het Gelderse, maar (van zee uit) ook via de Eem naar het
Stichtse. Daarom zag men in Utrecht liever, dat Huis Ter Eem in handen van de
Bisschop of althans een loyaal slotheer was. Wat nog vóór 1300 voor tientallen
jaren gelukt schijnt te zijn.
Stadsrechten
Het moet tussen 1336 en
zijn sterfjaar 1341 geweest zijn, dat de toenmalige Bisschop van Utrecht Jan
van Diest aan Eembrugge stadsrechten verleende. Ommuurd is de „stad"
evenwel nooit geweest en evenmin ooit tot grote bloei gekomen. Integendeel, het
bleef een van de kleinste Eemland-plaatsen. In deze graslanden was een grote
dichtheid van de bevolking niet mogelijk en ook als verkeerskruispunt bleef
Eembrugge onder de maat.
„Toch waren de Eembruggers
bisschop van Diest vaar die stadsrechten kennelijk erg dankbaar. Want omstreeks
1340 boden zij hem aan een nieuwe brugverbinding te verzorgen". „Er zullen
heus wel meer redenen voor dankbaarheid aanleiding hebben gegeven, want ook de
andere Eemlandgemeenten waren bereid daaraan mee te werken".
Al bestond Huize Peking
toen nog niet, heffingen werden reeds geheven. Zowel van akkeroogst als van jongvee
moest wat (ruwweg meestal zo'n tien procent) aan de kerkstichter of degene, die
zijn rechten verworven had, worden afgestaan. Daarin zal echter geen
verandering gekomen zijn.
"Het schijnt niet
mogelijk na te gaan of er van bewezen diensten of vrijheden sprake was. Wel is
er nog een gunstig scheidsgerecht uit 1339, waarbij de Eemnesser pacht kregen
toegewezen van grond, die „over de grens" in Gooiland gebruikt werd".
Hoe het, ook zij, in het Groot Utrechts Placaatboek (deel II, pagina 357) is nog terug te vinden, dat er omstreeks 1340 een nieuwe Eembrug gebouwd werd. De onderhoudskosten kwamen ten laste van de aan- en omwonenden. Bisschop Jan van Arkel, die zijn voorganger van Diest, opvolgde, stond in 1360 toe dat ter bestrijding van die lasten tol geheven mocht worden. Gelijktijdig werd dit „Octrooi" verleend voor een tol te Soestdijk.
De bisschop zelf had het tarief
voor de Eembrug vastgesteld: voor een wagen, betaalden men 4 penningen, voor
een kar 2, voor een rund, ongezadeld paard, varken of schaap 1 penning. Met die
toevoeging, dat het verschuldigde nooit hoger mocht oplopen dan 4 penningen per
koppel.
Vrijdom van dit bruggeld
kregen de burgers van de drie belangrijkste Stichtse steden: Utrecht,
Amersfoort en Rhenen. Terwijl de inwonende van de vier Eemlandgemeenten
Eembrugge, Baarn, Bunschoten en Eemnes evenmin tol behoefden te betalen. Maar
wel voor het onderhoud van de brug moesten zorgen.
„Toen al een goede reden
om een commissie uit deze vier gemeenten te benoemen. Een college dat echter
maar eenmaal per jaar bijeenkwam (Sint Jansdag) om verantwoording af te leggen,
een brugmeester te kiezen en de inning van het bruggeld te verpachten".
Geplaatst door L.J.A.Bakker
http://www.grijsvuur.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter