Ds. A.Pos |
In maart 1946 kwam ds. A. Pos (1888-1971), van 1920 tot 1950 zendingspredikant te Djokja op Midden-Java (waar hij vanaf 1932 doceerde aan de opleidingsschool te Djokjakarta) terug uit het Jappenkamp naar Nederland, om daar een bijeenkomst van de Deputaten van de Generale Synode voor de Zending bij te wonen.
Tijdens
vroegere verloven had hij de vergaderingen van deze Generale Deputaten ook
bijgewoond. Ze werden dan gehouden in de ‘zeer ongezellige kerkenraadskamer’
van de Keizersgrachtkerk te Amsterdam, of, meer luxueus, in een Amsterdams
hotel, zo herinnerde hij zich in 1957. Maar vanaf 20 februari 1946 werden deze
zendingsvergaderingen aanmerkelijk comfortabeler gehouden: toen opende ds. D.
Pol (1877-1958) als voorzitter van de Generale Zendingsdeputaten namelijk
officieel het Zendingscentrum aan de Wilhelminalaan te Baarn. Het gebouw had
een voorname uitstraling. De aandacht werd getrokken door de ‘meesterlijke
muurschilderingen van Marius Richters en de glas-in-loodramen met de
zendingsfiguren’ die in de conferentiezaal waren aangebracht.
Het
gebouw was echter al eerder, nl. op 5 december 1945, door de directeur, ds. B.
Richters (1910-1967) en een secretaresse in gebruik genomen. Men had de
beschikking over een kantoor en verder over een groot conferentieoord en
studiecentrum, dat klaar stond om het omvangrijke werk van het Zendingscentrum
te beginnen. Die outillage was nogal een verschil met Richters’ aanvankelijke
werkruimte: de consistorie van de Gereformeerde Kerk te Laren, waarvan hij
gebruik maakte sinds zijn benoeming tot directeur op 1 juli 1944 tot de
ingebruikneming van het Zendingscentrum in december 1945.
Prof. dr. J.H. Bavinck |
Dr.
Bavinck wist waarover hij het had. Vrijwel zijn hele ambtelijke leven had hij
indringend met het zendingswerk te maken gehad. In 1920 en 1921 had hij
hulpdiensten verricht in de Gereformeerde Kerk te Medan op Noord-Sumatra in
Nederlands Oost-Indië, waarna hij in 1921 predikant te Bandoeng op West-Java
werd. In 1927 keerde hij naar Nederland terug, waar hij predikant bij de
Gereformeerde Kerk te Heemstede werd. Maar twee jaar later werd hij verbonden
aan de Gereformeerde Kerk te Delft voor de missionaire dienst te Solo op
Midden-Java, uitgaande van de Gereformeerde Kerk van Delft en de samenwerkende
Classes Gouda, ‘s-Gravenhage, Leiden en Woerden. In 1934 werd hij (tot zijn
emeritaat in 1939) docent aan de Opleidingsschool te Djokjakarta.
Een
moeilijk begin…
De start
van het Zendingscentrum was niet makkelijk. Het duurde enige tijd voordat het
vertrouwen van de kerken kon worden gewonnen en ook de vele misverstanden uit
te weg geruimd konden worden. Van meerdere kanten werd namelijk opgemerkt dat
met de stichting van het Zendingscentrum de centralisatie van het zendingswerk
in de Gereformeerde Kerken weer ingevoerd werd. Had, zo zeiden de critici, de
Generale Synode Middelburg 1896 niet besloten dat het zendingswerk juist
gedécentraliseerd moest worden? Waarom heette het bureau anders Zendingscentrum?Ds. B. Richters |
Wat de
critici vergaten was dat het de Generale Synode was (de Gereformeerde Kerken
sámen!) die het besluit van de oprichting van het Zendingscentrum genomen had.
Hoe dan ook, ‘we moesten onze ziel in veel lijdzaamheid bezitten en geduldig
bouwen aan het werk, dat de Generale Synode ons had opgedragen’, zo
constateerde ds. Richters in 1956.
De conferentiezaal |
Velen werden in Baarn opgeleid |
Terugkijkend
kan inderdaad gezegd worden dat het Zendingscentrum in Baarn ontzettend veel
werk verzet heeft. Ds. Richters gaf daarvan in 1957 een overzicht in acht
punten.
‘(1) Het
Zendingscentrum is de zendingsschool van onze Kerken’.
Sinds de
Generale Synode het besluit nam, dat iedere zendingsarbeider een
zendingsdiploma moest behalen, diende er een opleidingsschool te komen. Ds.
Richters wees op de vele (in 1956 waren het er meer dan honderd)
zendingsarbeiders, die in de voorgaande tien jaar waren opgeleid: predikanten,
artsen, verpleegsters, onderwijzers, sociaal-economen, mensen voor de
lectuurdienst, missionaire zusters. Dit betekende dat de zendingsarbeiders een
goede basis kregen voor hun moeilijke werk, waardoor veel onnodige moeiten en
miskleunen voorkomen werden.
‘(2) Het
zendingscentrum is het propagandacentrum van onze kerken’.
Alle
Gereformeerde Kerken kwamen met de propaganda van het Zendingscentrum in
aanraking. Hoe belangrijk deze functie
was, bleek onder meer uit het voorlichtingswerk en de propaganda die ontwikkeld
werd voor de ACSIS (Actie voor Christelijke Scholen in Indonesië en Suriname).
Zonder propagandacentrum zou men nooit de fl. 600.000 voor de ACSIS bij elkaar
gekregen hebben. Ds. Richters noemde in dit verband ook de gebedskringen en
gebedsbrieven. ‘Alleen daarvoor zou een zendingsbureau al verantwoord zijn’.
Hoes grammafoonplaat |
‘(3) Het Zendingscentrum is het secretariaat van de Raad van Samenwerking’.
In deze
Raad werkten alle Zendende kerken (de kerken die zendingsarbeiders uitzonden
naar het zendingsveld) samen ten aanzien van de ‘nevendiensten’ of
‘hulpdiensten’, zoals de lectuurdienst, het medische- en het onderwijswerk op
de zendingsvelden, de sociaal-economische dienst en verder de Zending onder
Chinezen. ‘Wat vroeger op deze gebieden iedere Zendende kerk afzonderlijk deed,
wordt nu gezamenlijk gedaan in de Raad van Samenwerking’. In feite werd de
helft van de tijd van directeur en medewerkers in de vijftiger jaren besteed
aan het werk voor de Raad van Samenwerking. ‘En het is niet het minst
interessante deel van het werk’, vond ds. Richters.
‘(4) Het
Zendingscentrum is het Conferentieoord van onze kerken’.
Ontelbare
Zendingsconferenties werden sinds de oprichting gehouden.
Synode-deputaatschappen en allerlei andere kerkelijke instanties én
niet-kerkelijke verenigingen confereerden en vergaderden er. Voor zover de
bezetting dit toeliet werd het gebouw ook verhuurd aan allerlei instanties, die
met Kerk en Zending te maken hadden. De opbrengst van deze conferenties werd
gebruikt om de kosten van het werk van het Zendingscentrum te drukken.
‘(5) Het
Zendingscentrum is het redactieadres van allerlei publicaties over de zending´.
Allereerst
kon dan genoemd worden het maandelijkse Zendingsblad dat van 1903 tot 1967
verscheen, een blad dat talloze voorlichtende artikelen plaatste, berichten
publiceerde van de Zendingsvelden en jeugdverhalen plaatste om ook de kinderen
een indruk van het zendingswerk te geven. Dat het tijdschrift veel gelezen
werd, bewees de stijgende oplage: verscheen het in 1946 in een oplage van
76.000, in 1959 waren het er 140.000 exemplaren. De bekende ds. H. Dijkstra was
de eerste redacteur: hij redigeerde het blad van januari 1903 tot januari 1922.
Een zendingsblad uit 1955.
|
Ook werd
geregeld een Zendings-kalender uitgegeven, waarvan de baten voor het
zendingswerk bestemd werden. Niet vergeten moeten worden de jeugdboeken die
door het Zendingscentrum werden uitgegeven. Boekjes als Aidsjoe en Towasi het
slaafje, beide geschreven door M.C. Capelle (1920-1979), werden veel gelezen.
‘(6) Het
Zendingscentrum herbergt de zendingsbibliotheek’.
De
Zendingsbibliotheek werd geregeld uitgebreid zowel door aankopen als ook door
giften uit het land. De omvang nam jaar op jaar toe en er werd zeer geregeld
gebruik van gemaakt. Ook waren jeugdboeken aanwezig.
Verslagen typen, de bibliotheek bijhouden |
Het
Zendingscentrum kon beschouwd worden als een soort van centraal inkoopbureau
voor de Zending, waardoor vaak kon worden geprofiteerd van voordelige
verkoopvoorwaarden. ‘Men hoefde maar ‘een kik te geven’ en het raderwerk zette
zich in beweging’. Ervaren krachten wisten de weg naar instanties en in
allerlei documenten om de juiste connecties aan te spreken. Ook de maandelijkse
voedselpakketten die naar de zendingswerkers in Indië gestuurd werden, maakten
duidelijk hoe noodzakelijk het werk was, dat door het Zendingscentrum werd
gedaan.
‘(8) Het
Zendingscentrum doet tientallen dingen meer’.
Van groot
belang was het onderhouden van contacten met de plaatselijke en regionale
zendingscommissies en andere activiteiten. Een voorbeeld: het provinciaal
georganiseerde afdelingen van het Vrouwen Zendings Thuisfront (VZT) had talloze
malen contact met het Centrum in Baarn (het VZT beijverde zich om de positie
van de vrouwen in Indië te verbeteren).
Het maken van zendingsfilms was van groot belang voor het stimuleren van
plaatselijke gemeenten om zich in te zetten voor het zendingswerk. Ook hield
het centrum contact met werkers op het zendingsveld door geregeld met hen te
corresponderen.
Contacten onderhouden en maken en vertonen van zendingsfilms |
Suikerzakjes van zendingscentrum |
Suikerzakje |
Ook kregen vele predikanten, kandidaten en theologische studenten in Baarn regelmatig les in de verschillende aspecten van het zendingswerk, om daarmee hun winst te doen op het thuisfront. Maar er was nog veel meer: ds. Pos noemde ook nog de volgende activiteiten: ‘Er moet een auto gekocht en verzonden worden naar het zendingsveld; het Zendingsbureau zorgt ervoor. Er moeten verzekeringen worden afgesloten; het Zendingsbureau zorgt ervoor. Er moeten stukken vermenigvuldigd en rondgezonden worden aan kerken en deputaten; het Zendingsbureau zorgt ervoor. Er moeten verzekeringen afgesloten worden; het Zendingsbureau zorgt ervoor. Er moeten verschillende administraties bijgehouden worden; het Zendingsbureau zorgt ervoor.
Zendingskapel |
In 1963 werd deze zendingskapel in gebruik
genomen, op het terrein van het Zendingscentrum aan de Wilhelminalaan. Het
gebouw is rond 1990 afgebroken.
‘Wat het
Zendingscentrum kost’.
‘Het
Zendingscentrum is veel te duur!’ werd her en der rondverteld. Maar hoe zat het
wérkelijk? De aankoop van het gebouw kostte de Zendingskas niets! De aankoop
werd namelijk gefinancierd uit een synodaal fonds, dat in oorlogstijd gevormd
was, maar door de loop der omstandigheden niet kon worden besteed voor het
doel, waarvoor het gevormd was. Het gebouw kostte fl. 80.000. ‘Kenners menen te
weten dat de bouw van hetzelfde gebouw in deze tijd [1956] zeker een miljoen
gulden zou kosten (hetgeen niet zegt dat we dit gebouw voor een miljoen kwijt
zouden willen!)’. De inventaris werd betaald uit particuliere giften die in de
oorlogstijd bijeengebracht konden worden; ‘stiekem, want de Duitsers mochten
het niet weten’.
Om
duidelijk te maken dat slechts een klein deel van het door de Gereformeerde
Kerken opgebrachte zendingsgeld besteed werd aan het Zendingscentrum, verwees
ds. Richters naar de exploitatiebegroting van 1955. Die had een eindbedrag van
fl. 85.000. Dat wilde niet zeggen, dat de kerken werkelijk deze fl. 85.000 op
tafel moesten leggen. De landelijke Generale Zendingskas gaf het Zendingsbureau
dat jaar een subsidie van slechts fl. 24.000. De rest moest worden bijverdiend
door allerlei werkzaamheden die voor derden, onder andere voor de ‘Raad van
Samenwerking’ werden verricht. ‘Maar die fl. 24.000 zijn naar aller overtuiging
goed besteed. Dat wil dus zeggen, dat nauwelijks 1% van het bedrag dat de
zending in 1955 bij elkaar bracht, naar het Zendingscentrum gaat. Dat wil óók
zeggen dat de financiële baten van het werk dat van deze subsidie wordt
verricht, in de kassen van de Zendende kerken en de plaatselijke
Zendingscommissies terecht komt. Waarbij we de geestelijke baten maar buiten
beschouwing laten’, zo besloot ds. Richters zijn verhaal.
Het
‘einde’ van het Zendingscentrum.
Vanaf het
ontstaan van De Gereformeerde Kerken in Nederland (1892) was de zending vanaf
de Synode van Middelburg 1896 een integraal onderdeel van het kerkenwerk, net
als het diaconaat, dat zich in eerste instantie op diaconaal werk in de eigen
omgeving en in eigen land richtte. Met het overnemen van taken door de overheid
op grond van de sociale wetgeving, kwam er ruimte en aandacht voor de nood van
de wereld buíten Nederland, waarvoor de term Werelddiaconaat werd gebruikt.
Ds. A. Vos |
Ds. A. Vos
De tweede
en laatste directeur van het Zendingscentrum was ds. A. Vos, (1924-2004).
Anthonie Vos studeerde theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en werd
in 1952 gereformeerd predikant in Westmaas. Vervolgens stond hij vanaf 1956 in
Londen, vanaf 1960 in Wassenaar. En in 1964 werd hij adjunct-directeur en drie
jaar later directeur van het Zendingscentrum in Baarn. Hij ging in 1987 met
emeritaat.
Bronnen
en literatuur onder meer:
H. Baas,
Van Baarn tot Leusden, 40 jaar Zendingscentrum 1946-1986, Leusden, 1986
A. Pos,
10 jaar Zendingscentrum, in: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde
Kerken in Nederland, 4e jrg. nr. 7, 18 febr. 1956
B. Richters,
10 jaar Zendingscentrum, in: Zendingsblad van de Gereformeerde Kerken in
Nederland, jrg. 54, nr. 2, februari 1956
F.
Rozemond, Inventaris van het Archief van het Generaal Deputaatschap voor de
Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland. Utrecht, 1989
GereformeerdeKerken.info
Geplaatst door L.J.A.Bakker
http://www.grijsvuur.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter
Kom in actie en deel ook uw Baarnse herinneringen op Groenegraf.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter
Kom in actie en deel ook uw Baarnse herinneringen op Groenegraf.nl