************
In 1885 - hetzelfde jaar waarin de Koninklijke goedkeuring voor de sociëteitsstatuten werd aangevraagd en verkregen - werd het bestaande lokaal nog door de gemeente verbouwd, maar kort daarop kwam het bericht dat de gemeente het zelf nodig had: burgemeester De Beaufort (ook lid) wilde zijn kamer erin vestigen. Er moest voor de sociëteit een andere oplossing worden gevonden. Vanaf september 1889 tot maart 1890 bivakkeerden de leden in villa Brinkzicht, maar inmiddels was men druk in de weer om voor eigen onderdak te zorgen. Via een broer van het lid J. Westerwoudt, die directeur bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij was, kon voor een kleine f 3000,00 een stuk grond van 763 vierkante meter aan het stationsplein van de Spoorweg Maatschappij worden overgenomen, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er uitsluitend een sociëteit mocht worden gebouwd. Later zou dit stuk grond door kleinere aankopen worden uitgebreid tot 884 vierkante meter. De Baarnse gemeentearchitect Van der Veen ontwierp desgevraagd een 'stadse vakwerkvilla' met een waranda en een Zwitsers chaletdak, waaronder de kastelein met zijn gezin een bovenwoning kreeg.
Aannemer Bijlard uit
Hilversum realiseerde de villa voor iets meer dan f 10.000,00. Om de grond, de bouw en de
inrichting te kunnen bekostigen werd een hypothecaire lening van f 16.750 onder de leden uitgezet. En op 29
maart 1890 kon voorzitter Greidanus de eerste algemene ledenvergadering in het,
toen nog, roodstenen gebouw, openen met de woorden: 'Laat ons bedenken dat
scherts hier scherts moet blijven en dat er langzamerhand een roep van het
gezellige kroegje uitga in Baarn en omgeving'.
* * *
Nu begon het tijdrovende
sociëteitsleven, zoals we dat ook van grotere sociëteiten kennen. In plaats van
tweemaal in de week konden de leden elkaar voortaan dagelijks treffen, waarvoor
zij wel een jaarlijkse contributie van f 25 moesten betalen. Zij kregen er meer voor
terug. Er kwam een biljart, er werden voordrachten gehouden en 'concoursen'.
De Sociëteit na de
opening op 29 mei 1890.
Door
dit alles nam de belangstelling voor de sociëteit sterk toe. Begonnen met
twintig leden zal men in 1900 op zeventig leden (waarvan achttien buiten Baarn
woonachtig waren), zodat de waranda tot een serre moest worden omgebouwd. De
groei van het ledental was mogelijk geworden doordat de 'zomeropgezetenen' uit
Amsterdam rond de eeuwwisseling vanwege stijgende belastingen en city-vorming
in hun woonplaats voorgoed naar Baarn trokken, terwijl tegelijkertijd veel
oud-Indiëgangers hier van hun pensioen kwamen genieten - een fenomeen waaraan
het dorp de bijnaam 'het groene graf" zou danken. Wellicht ook groeide het
ledental van de sociëteit doordat men bij de aanname iets minder kritisch was
geworden, want op verzoek van burgemeester F.F. baron d'Aulnis de Bourouill was
in 1899 de ballotage met witte en, zwarte bonen afgeschaft.
Niettemin bleef men een
vraagclub, waarin, naar het woord van een latere voorzitter (B. Schoute),
steeds op congenialiteit werd gelet. En inderdaad scheen deftigheid in die
jaren nog steeds het belangrijkste selectiecriterium. Het verhaal wil dat de
kegelbaan bij voorkeur in rok bespeeld werd, waarbij de talrijke vrijmetselaars die lid waren als enige frivoliteit driehoekjes op hun rokpanden
droegen. Deftig genoeg is ook het beeld van de forensen die s’ avonds van het
station naar de soos overstaken om zich daar na verloop van tijd met een koets
te laten afhalen. Een oase! Veel leden protesteerden tegen de aansluiting van
een telefoon in 1905, omdat zij niet op de sociëteit wensten te worden
opgebeld.
V.l.n.r. De heren Mouter.
Langelaar en Bijleveld.
* * *
En al die jaren speelde
er zich eigenlijk maar één onaangenaam incident af dat de overlevering haalde.
Het betrof hier een slepend conflict tussen de bestuursleden L. Wurfbain en J.
Harbrink Numan. Wurfbain had in het voorjaar van 1899 uitsluitend voor zichzelf
bij een winkelier whisky en sherry besteld, waarover zijn medebestuurdersleden
zich dermate opgewonden dat Wurfbain zich genoodzaakt zag om af te treden. Een
jaar later kwam het tot een discours met Harbrink Numan, waarbij, aldus de
notulist, 'geen woord fransch' werd gesproken, en nadien bleef Wurfbain
volhouden dat Numan 'een lammeling' was ...
* * *
In 1908 - dr. S.
Greidanus was in 1901 na negentien jaar voorzitter te zijn geweest opgevolgd
door jhr. L. van Beijma - vond er een principiële discussie plaats. Enkele
nieuwe leden hadden een verzoek ingediend om de sociëteitslokalen pas te
sluiten als de laatste bezoeker weg wilde, Het jaar staat bekend als 'het jaar
van de nachtpitjes'. Het debat over deze kwestie was dermate fel dat Van Beijma
de voorzittershamer tijdelijk overdroeg aan dr. A.J. Thomas, en met twintig
tegen vijf stemmen werd een voorstel aangenomen dat een 'nachtgeld' van f 5 invoerde voor een openstelling van een tot
drie uur en van nog eens f 5
voor een openstelling van drie tot zes uur. Was dit een scheiding der geesten?
In elk geval werd nu het gezelligheidsaspect van de vereniging meer benadrukt
dan het sociale aspect. Typerend is dat het bekendste lid dat de sociëteit ooit
heeft gehad, K.J .L. Alberdingk Thijm alias Lodewijk van Deyssel - die sinds
1906 was ingeschreven - juist in dit jaar opzegde, al kan dat ook te
maken hebben gehad met een nieuwe verhoging van de contributie, die op f 40 werd gesteld (ter vergelijking: in
Amersfoort betaalde men tot na de Tweede Wereldoorlog f 12,50). Maar ook jhr. Van Beijma maakte twee
jaar later de tijdelijke verwisseling met dr. Thomas tot een definitieve. En de
nieuwe burgemeester van Baarn, jhr. Rutgers van Rozenburg, werd nog wel lid,
degene die hem in 1923 opvolgde, jhr. van Reenen, echter uitdrukkelijk niet
meer, en sindsdien zou geen enkele burgemeester nog toetreden.
De
sociëteit, die lange tijd als een 'schaduwraad' was beschouwd, bleef weliswaar
voor heren, maar dat waren gezellige heren. Families als de Piersons, de Janssens,
de Cankriens en de De Vlamingen keerden haar de rug toe en veel jongeren werden
opgeslorpt door het ritme van het moderne zakenleven, dat steeds minder vrije
tijd overliet. Sociëteitsleden bleven betrokken bij het sociale leven van het
dorp, echter op individuele basis. Zo herkennen we in de vijfkoppige raad van
beheer van de Nieuw Baarnsche School uit 1910 drie sociëteitsleden en in het
veertienkoppige oprichtingsbestuur van het Baarnsch Lyceum uit 1919 zes
sociëteitsleden; maar het is wel duidelijk dat zij niet als collectief
optraden. Deze tendens werd nog eens bevestigd door de oprichting van Musis
Sacrum in 1927, die weliswaar plaatsvond in de sociëteit maar Musis Sacrum was
bedoeld was om het 'gezellig openbaar verkeer in de Gemeente te bevorderen' -
wat natuurlijk volledig tegengesteld was aan doel en wezen van de sociëteit.
Hoewel met behulp van de achtereenvolgende kasteleins Van der Kieft en Martens
de Vereeniging een aantal genoeglijke jaren tegemoet ging, werd het toch
steeds stiller. Voorzitter Thomas, die in 1925 terugblikte op een geschiedenis
van zestig jaar, verwees naar een algemene vergadering uit de jaren tachtig
van de vorige eeuw, waarop naast het bestuur twaalf leden (!) aanwezig
waren geweest, en hij maakte toen al de opmerking dat dergelijke vergaderingen
drukker werden bezocht dan 'in den tegenwoordigen tijd'.
Om
naast het tiental ouder wordende habitué's, dat
zijn dagen rond de klets- en kaarttafel doorbracht, enige aanloop te krijgen
werd aan het eind van de jaren twintig het fenomeen juniores-lid ingevoerd. P.A.M. Sterneberg was
toen een van de weinigen op de vereniging met een reguliere baan. Kwam hij met
de trein thuis dan stonden ze hem op te wachten: 'Kom binnen'. 'Ja maar, wij
eten om half zeven'. 'Kan niet verdomme, dan bel je maar op'. Er werd trouwens
door kastelein Martens ook wel wat eten geserveerd: een uitsmijter, sardientjes
en als jaarlijkse hoogtepunten een aspergemaaltijd en een stokvismaaltijd.
Dat
het geringe bezoek weinig geld binnenbracht, maakte evenwel niet uit. Er waren
onder de leden nog altijd kapitaalkrachtige lieden die tekorten wilden
aanzuiveren, en het verhaal gaat dat er in deze jaren zelfs in het geheel geen
contributie werd geheven: de geldelijke bijdragen van de leden overstegen dat
bedrag immers al. Men greep daarbij terug op een oude traditie. De
oorspronkelijke hypotheeklening van f 16.750,
die door de leden gezamenlijk was opgebracht, was in 1912 door A.A.H. Boissevain
met f 9000 verhoogd, en toen
tien jaar later zijn erven van die hypotheek afwilden nam W. Jiskoot haar
zonder dralen over. Een ander verhaal echter illustreert dat men toch enige
geldzorgen had. In 1938 zou voorzitter H. van Loghaus de Josselin de Jong een
stuk grond van ongenoemde grootte aan de gemeente hebben verkocht om snel over
contanten te kunnen beschikken ...
In
zekere zin werd men zelfs al met de eigen eindigheid geconfronteerd, als was
een cyclus voltooid. In de jaren dertig stierf de familie Herzeele uit en één lid
daarvan, baron Willem Frans, kamerheer des konings, had indertijd nog de
oprichtingsvergadering van de sociëteit bijgewoond. Van Willem Frans was ooit
een portret gemaakt, en de notaris die de erfenis moest afhandelen wist
blijkbaar niets beters met het portret te doen dan het aan de sociëteit te
schenken, waar het nu nog steeds aan de muur hangt als een wel zeer speciaal
memento mori (namelijk: Pluk de dag).
Geplaatst door L.J.A.Bakker
http://www.grijsvuur.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter