dinsdag 8 juni 2021

De hongerwinter

Werkstuk voor het vak geschiedenis van Guido Veldkamp uit 1996 met een inleiding en aanvullingen door zijn moeder.


Inleiding
Onze jongste zoon Guido maakte op de middelbare school een werkstuk over de Hongerwinter. Nieuwsgierig als hij is, leek het hem een goed idee zijn Opa en Oma in Baarn te interviewen. Zij gingen immers in de Hongerwinter verschillende keren naar Friesland om eten te halen. In de winter, op de fiets!
Hier volgt zijn verhaal uit 1996, nu 25 jaar geleden. Opa en Oma waren toen 77 en 78 jaar oud en Guido 15 jaar. Het is het verhaal van een doorsnee Baarnse familie die zo goed mogelijk de Hongerwinter probeerde door te komen. Vanwege de duidelijkheid gebruikt hij af en toe de voornamen van Opa en Oma: Chris en Willy. 

Het werkstuk van Guido

Opa en Oma
Wilhelmina G. van Dort uit Baarn en Christiaan A.H. Soen uit Haarlem leren elkaar aan het begin van de oorlog kennen via vrienden uit Hilversum. Na hun verkeringstijd trouwen ze in december 1942 in Baarn. Omdat er woningnood heerst, trekken ze in bij hun (schoon)ouders Joop en Christina van Dort-Westerik, Acacialaan 1.

Foto 1. Willy en Chris, 1942


Spoorwegstaking
Chris werkt voor de Nederlandse Spaarbankbond. Hij doet als controleur de kascontrole bij verschillende banken in het land. Dat gaat de eerste oorlogsjaren redelijk goed, totdat de Spoorwegstaking in september 1944 heel Nederland plat legt. Hierdoor kunnen veel mensen niet meer naar hun werk.
Opa vertelt:
‘Ik ben in die tijd nog een paar keer lopend naar het Hoofdkantoor in Amersfoort gegaan, aan de Pieter Bothlaan. Van Baarn naar Amersfoort lopen, was eigenlijk geen doen omdat het zoveel tijd in beslag nam’. Daarom werkt hij tijdelijk in het filiaal van de Nutsspaarbank in de Kampstraat te Baarn.

Foto 2. In de oorlog had Chris een Bewijs van vrije doorgang vanwege zijn werk.
Deze laatste uit 1945 bleef bewaard.

Foto 3. De koffiemolen waarin
rogge en sprot gemalen werd.
Door de Spoorwegstaking valt het goederenvervoer per trein weg en er rijden ook bijna geen vrachtauto’s meer. De winkels worden niet meer bevoorraad. Veel mensen hebben zoveel mogelijk kruidenierswaren gehamsterd, zoals koffie, thee, meel, zeep en linnengoed. Er is steeds minder te koop, want door gebrek aan vervoer ligt de handel stil
Mensen verhandelen zoveel mogelijk spullen onderling.
Zo koopt de familie Van Dort in Bunschoten sprot (kleine visjes). Deze worden gemalen in de oude koffiemolen en gemengd met roggemeel. Hier bakken ze koekjes van. Die koffiemolen heeft mijn moeder nog.







Melk halen
Na de geboorte van hun eerste kind in de zomer van 1944, gaat Chris elke week op de fiets melk halen in Hoogland. Zijn schoonvader Joop van Dort heeft hiervoor een 5-literblik gemaakt, dat precies op de bagagedrager past.
Aan de rand van Baarn wordt Chris door kroegbaas Kuijer met een roeibootje over de Eem gezet. Dat gaat sneller dan omfietsen over de Eembrug.

Opa vertelt:
‘Tijdens een van deze tochten heb ik Putten nog zien branden. De Duitsers hebben toen alle Puttense mannen weggevoerd. Ze staken ook nog verschillende huizen en boerderijen in brand! Dat was de vergelding voor de mislukte aanslag van het verzet op een auto van de Wehrmacht, tussen Putten en Nijkerk. Hierbij werd een Duitse officier gedood en er viel een aantal gewonden’.

Foto 4. Café Kuijer aan de Eem, foto Groenegraf.nl.


Eerste tocht naar Friesland
De voedselschaarste wordt groter en de fietstochten van Chris om melk en voedsel te vinden worden langer: Hoogland, Nijkerk, Putten, Harderwijk. Daarom besluit hij in oktober 1944 naar Friesland te fietsen om eten te halen. Onderweg overnacht hij bij kennissen in Epe.

‘Er zijn erg veel evacuées uit Arnhem onderweg’, gaat Opa verder. ‘Bij Zwolle trekken rijen mensen over de (Oude) IJsselbrug, op weg naar Friesland en Groningen. Onderweg vroeg ik op de bonnefooi om iets te eten. Op zondag waren sommige boeren boos als ze gestoord werden bij het Bijbellezen’, vertelt hij.
Bij Makkinga krijgt hij een lekke band, maar ook hulp van de plaatselijke fietsenmaker. Het is heel bijzonder dat hij nog een fiets heeft met luchtbanden. De meeste mensen fietsen op massieve, houten banden en zelfs zonder banden.

Chris komt in Donkerbroek aan en ontmoet de familie Dragstra, de plaatselijke bakker. Hier kan hij een paar dagen bijkomen. In de omgeving koopt hij tarwe, rogge, kapucijners en aardappelen. In deze dagen ontstaat er ook de levenslange vriendschap met de gastvrije Will en Folkert Dragstra. Als Chris na een paar dagen de terugreis aanvaardt, is hij uitgerust en heeft hij er een paar trouwe vrienden bij. De fietstocht naar huis met een fiets vol eten is zwaar, maar verloopt voorspoedig.
(Zie aanvulling 1. onderaan).

Foto 5. Het overschrijvingsformulier om een paar dagen
 in Donkerbroek te mogen blijven.


Razzia’s
Het jonge gezin Soen-van Dort is inmiddels bij hun broer en schoonzus ingetrokken, Joop en Rie van Dort-van Essen. Zij wonen twee straten verder, Nachtegaallaan 15. De huizen in de Nachtegaallaan (oneven nummers) grenzen aan het Bos van Stork. Achter de tuin van Joop en Rie is een schuilplaats gemaakt voor de mannen uit de buurt. Als er een razzia is, komt moeder Christina van Dort hen waarschuwen. De mannen vluchten dan snel naar de schuilplaats, een soort hol onder de grond, in het Bos van Stork.
Tijdens een razzia doorzoeken de Duitsers alle huizen in de omgeving om mannen op te pakken voor de Arbeitseinsatz, de dwangarbeid in Duitsland.
Oma vertelt:
‘Soms lagen er peuken in de asbak en dan stak één van ons vrouwen, die natuurlijk zelf niet rookte, gauw een sigaret op. Als er sneeuw lag, veegden we de sporen uit met een hark of sneeuwruimer’.
(Zie aanvulling 2).

Foto 6. Twee liedjes uit de oorlog die Oma bewaarde.


Tweede tocht
Omdat de dwangarbeid voor mannen van kracht is geworden, kan Chris geen eten meer gaan halen. Daarom gaat Willy in zijn plaats. Als in februari 1945 de ergste kou voorbij is, fietst zij voor het eerst naar Friesland. Haar vader Joop gaat met haar mee. Hij kan wegens zijn leeftijd niet meer te werk gesteld worden. Hun fietsen zijn nog redelijk goed. Ze fietsen langs Bunschoten, Nijkerk, Putten naar Harderwijk. Hier deelt men bij de California fabriek soep uit. ‘Het is eigenlijk water met tomatensmaak’, zegt Oma. Het California gebouw bestaat nog steeds.

Het lukt hen in één keer naar Donkerbroek te fietsen, waar ze met open armen worden ontvangen. Will en Folkert Dragstra weten precies waar alles te koop is en ze verzamelen een hele vracht. Als ze na een paar dagen weer vertrekken, nemen ze huilend afscheid. Willy is zó mager dat de vrienden denken dat ze de lange fietstocht naar huis niet aan zal kunnen….

Bij de IJsselbrug in Zwolle zijn die dag controleposten van de Duitsers. Vlak voor de brug worden ze aangesproken door een iemand uit Spoolde, die hen onderdak aanbiedt. De volgende dag wordt er nog steeds gecontroleerd bij de brug. De man uit Spoolde vertelt dat er aan de Gelderse kant een boer woont, die in de stal kistjes heeft staan waar reizigers tijdelijk hun spullen kunnen opbergen. Daarom besluiten Willy en haar vader het voedsel in etappes naar de overkant te brengen. Uit angst voor aanhouding verandert Willy steeds haar uiterlijk als ze de brug over gaat. Muts op of juist af, sjaal om het hoofd, van jas wisselen met haar vader enz.

Oma vertelt:
‘Ik had een warme leren jas aan en een fiets die er goed uit zag. Dat viel natuurlijk op. We letten ook steeds goed op of de Duitse soldaten even afgeleid waren en gingen er dan gauw langs’.

Foto 7. Oude IJsselbrug bij Zwolle.

Als alles naar de overkant is gebracht, laden ze de fietsen weer op. Vanaf Zwolle fietsen ze de hele Zuiderzeestraatweg af. Bij Harderwijk krijgen ze weer soep. Vader Joop kán niet meer en blijft met anderen in een school overnachten. Willy wil naar huis, naar haar gezin en fietst verder. Ze rust nog een keer bij de Melkfabriek in Nijkerk en fietst door naar Baarn. Haar fiets is zo zwaar dat hij thuis met twee man over de drempel getild moet worden. Vader Joop komt de volgende dag thuis.

Dagelijks leven
Er heerst grote schaarste aan voedsel, kleding en zeep. De Baarnse bevolking kan soep halen bij de Gaarkeuken en er is weinig op de bon te koop. Als er bepaalde producten zijn binnengekomen, wordt dat in de Baarnsche Courant bekend gemaakt. Inwoners van Baarn kunnen dan op vertoon van hun persoonsbewijs en genummerde bonkaarten een afgepaste hoeveelheid per persoon kopen. Daarnaast is er een levendige ruilhandel. De mensen worden steeds magerder, hun hamstervoorraden raken op.

Foto 8. Bonkaarten voor levensmiddelen.

Elke week gaat Chris met zijn zwager of schoonvader stiekem een boom omzagen in het bos. Dat doen ze met een trekzaag. De boom wordt in stukken op de fietsen geladen en naar huis vervoerd. Zo hebben ze het van één boom vier keer warm: zagen, vervoeren, hakken en stoken. Omdat veel mensen dat doen, dunt het bos wel erg uit.
Opa vertelt:
‘De Baarnse politie kneep wel een oogje dicht, hoor. Of ze zeiden dat we dieper het bos in moesten gaan, dan viel het minder op! We stookten het hout in kleine noodkacheltjes die we als verwarming én kookgelegenheid gebruikten. We hadden ook een trapfiets in de kamer staan, waar we om de beurt op trapten en zo voor licht zorgden. Anders zaten we in het donker’.

Stil verzet
Joop van Dort maakt van vooroorlogse zilveren munten met de beeltenis van koningin Wilhelmina lepeltjes, hangers en speldjes. Deze Wilhelminaspeldjes draagt men uit stil verzet op de revers, wat niet zonder risico is. Hij maakt ook kleine flitsspuitjes die men op de kleding draagt. De verboden zender Radio Oranje heeft namelijk een programma dat de Flitsspuit heet. (Een flitsspuit is een klein pompje met een tankje eronder, waarmee men insecten bestrijdt).

Foto 9. Wilhelmina speldjes en sieraden in de oorlog gemaakt door Joop van Dort.


Onderlinge berichtgeving
De nieuwsberichten en oproepen die Radio Oranje uitzendt, worden door particulieren opgeschreven en doorgegeven als kettingbrief. De ontvanger schrijft de brief over en geeft het bericht weer door. Oma heeft een paar van die brieven bewaard.

Foto 10. Eerste blad van een kettingbrief van Oma.


Derde tocht
In het voorjaar van 1945 bestaan de gezinnen Van Dort sr, Van Dort jr. en Soen-van Dort uit 6 volwassenen en 2 baby’s. Het voedseltekort is nu zo groot dat een tocht naar Friesland weer noodzakelijk is.
De families in Donkerbroek en Baarn schrijven elkaar, zo goed en zo kwaad als dat gaat. Zodoende is afgesproken dat Willy alleen gaat en een week in Friesland blijft om aan te sterken. De mannen moeten thuisblijven, anders worden ze opgepakt.

Willy heeft het geluk dat haar fiets onderweg naar Friesland niet in beslag wordt genomen, want dat gebeurt veel. Tijdens haar verblijf in Donkerbroek rust ze uit en koopt eten in. Haar vrienden weten precies waar ze het beste terecht kan.
‘Er zijn in die periode veel Amsterdamse schoolkinderen bij Friese boeren ondergebracht’, vertelt Oma.
Na een week is ze uitgerust en aangesterkt door de goede zorgen van haar vriendin Will Dragstra. Als ze teruggaat naar Baarn, ziet ze onderweg veel mensen lopen met karretjes, kinderwagens en fietsen met massieve banden. Er rijden bijna geen auto’s meer

Foto 11. Donkerbroek, Dorpsstraat, 1940. 


Beschieting
Bij Meppel loopt de weg vlak langs de spoorlijn, die beschoten wordt door de Engelsen.
‘Iedereen liet alles midden op de weg staan, volgepakte karretjes en fietsen met waardevol eten. Men dook in greppels, achter bosjes of rende zover mogelijk het weiland in. Sommige mensen verstarden helemaal of plasten in hun broek van angst. Maar gelukkig raakte niemand gewond!’, vertelt Oma.

Het oversteken van de IJsselbrug bij Zwolle gaat wonderwel goed, er zijn dit keer geen controleposten. Bij Harderwijk haalt ze weer waterige soep bij de California-fabriek. Ter hoogte van Putten heeft ze vreselijke dorst en vraagt bij een boerderij om water. Dat krijgt ze niet!! Ze fietst weer verder samen met een vrouw uit Amsterdam die Annie heet, zeven maanden zwanger is en op een fiets met harde banden rijdt. Ze moeten allebei dezelfde kant op.
Opa vertelt:
‘Mensen op het platteland, vooral boeren die langs de route naar Friesland woonden, werden overspoeld door hongerige mensen uit het Westen. Sommige boeren waren erg behulpzaam en deelden veel voedsel uit. Maar er waren ook boeren die er een slaatje uit sloegen en rijk werden van andermans ellende. Veel mensen betaalden een flinke prijs voor het voedsel of ruilden kostbaarheden zoals horloges, sieraden en linnengoed voor tarwe, rogge of aardappelen’.
Maar Oma zegt daarop:
‘En toch… dat ik toen geen water kreeg… zal ik nooit vergeten. Als we erlangs komen, denk ik er nog altijd aan!’

Thuiskomst
Het land tussen Nijkerk en Bunschoten staat onder water, alleen de weg is droog. Daardoor kunnen mensen die uit Friesland komen, nergens uitrusten of de fiets even neerzetten. Het is al donker als Willy en Annie bij de Eembrug aankomen. Willy kán niet meer, alle energie is uit haar magere lijf verdwenen. Op haar aanwijzingen fietst Annie naar de Acacialaan.

Ondanks de spertijd komt Chris haar in het donker zoeken. Hij roept: ‘Willy van Dort, Willy van Dort, waar zit je?’ Het gaat gelukkig allemaal goed. Annie blijft een nachtje slapen en fietst de volgende dag uitgerust naar Amsterdam. Hoe het verder met haar gaat, hebben ze nooit gehoord.

(Zie aanvulling 3).

Foto 12. Persoonsbewijs van Willy.


Spertijd
Oma vertelt:
‘Van ‘s avonds 20.00 uur tot ‘s morgens 07.00 uur was het spertijd. Dan mocht je niet naar buiten. Het was stil en pikdonker op straat want de ramen waren verduisterd. Toen Opa mij kwam zoeken kwam hij gelukkig niemand tegen en konden we ongemerkt naar huis fietsen: Eemweg, Kerkstraat, Verlengde Dalweg, Acacialaan. Ondanks de spertijd moest je bijvoorbeeld ook weleens de dokter halen als iemand erg ziek was. Gelukkig zaten de meeste Duitsers in Hoog Baarn en hadden we weinig last van hen’.

Jodenvervolging
Baarn is in die tijd nog een dorp van rijke lieden. De Duitsers zitten in Hoog Baarn, in een paar grote villa’s van de families Reebok, Pierson, Tegelberg en Hoppe.
De fabriekjes van Conimex (Indische waren) en de Ruyter (muisjes en hagelslag) liggen stil door gebrek aan grondstoffen en personeel.
Volgens Opa en Oma is er in die tijd onder de Baarnse bevolking nauwelijks iets bekend over de Jodenvervolging. Bij hen in de buurt wordt een gezin opgepakt, maar niemand weet waarom. Andere Joodse families gaan naar het buitenland of duiken onder. Dat dacht men toen.
‘Tijdens de oorlogsjaren is er een foute politieman door het Baarnse Verzet doodgeschoten. Bij ons om de hoek is een Joodse familie opgepakt. We wisten niet waarom. Ook niets van de Jodenvervolging en wat er in de concentratiekampen gebeurde. Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar dat hoorden we pas na de bevrijding! Vreselijk, echt vreselijk,’ zegt Oma. ‘Nu weten we dat de meeste Joodse inwoners van Baarn zijn omgekomen in de kampen. Afschuwelijk, wat is dàt erg!’
(Zie aanvulling 4).

Foto 13. Het Joods Monument op het Stationsplein, foto HKB.

Buren
Bij de buren van Willy’s ouders, de familie Hirsch op Acacialaan 3, is een Duitse soldaat ingekwartierd.
Oma gaat verder:
‘ ‘s Avonds vertelt hij over zijn vrouw en kind, die in een boerderijtje aan de oostgrens wonen. Een aardige jongen, die ook maar gestuurd is’.
Maar als ze hem op straat tegen komt, mag ze hem niet groeten, dat is verdacht! In Baarn houdt men elkaar scherp in de gaten.

Foto 14. Het huis van de familie Van Dort, Acacialaan 1, 1942. Het is helaas gesloopt in de jaren '70.


Vlak voor de bevrijding, op 25 april 1945, valt er een voltreffer op de garage (oorspronkelijk koetshuis) van de familie Stork, achter het huis Nachtgaallaan 3 waar Chris en Willy inmiddels wonen. Joop van Dort komt kijken hoe zijn familie het maakt en steekt zijn hoofd door het kapotte raam. In de hele straat zijn de ruiten gesprongen. Nu kan iedereen ook zien dat de heer Stork de hele oorlog lang een mooie nieuwe auto zorgvuldig heeft bewaard!

Bevrijding
Omdat Baarn in een rustig gebied ligt, gaat de bevrijding vrij geruisloos. Er wordt niet hevig gevochten. De intocht van de Canadezen is geweldig, om nooit te vergeten. Bevrijdingsfeesten. Maar meisjes die Duitse vrienden hadden, worden opgehaald en naar de Brink gebracht. Daar worden ze onder gejoel van omstanders kaalgeschoren. Men schildert met menie een oranje hakenkruis op hun hoofd.
Oma vertelt:
‘Onze huisarts dokter Heybroek maakte hier een eind aan, want menie is giftig. Ook Ds. Blaauwendraad sprak er ‘s zondags in de Hervormde Kerk op de Brink schande van! Er waren natuurlijk ook Duitse dienstmeisjes die met een Baarnse man getrouwd waren. Zij werden in en na de oorlog niet zo prettig behandeld, hoor. Ja, zo ging dat, hè....’.

Canadezen
Het leven in Baarn komt langzaam op gang. Er is meel en vermicelli op de bon; voedseldroppingen, haring en wittebrood. Het smaakt nooit meer zo lekker als toen! Sommige boeren staan toe dat mensen, na het rooien op de akkers, naar achtergebleven aardappelen zoeken. De Canadezen zitten in het Badhotel en in Het Baarnsch Lyceum.

Foto 15. Het oude Baarnsch Lyceum.


Oma vertelt:
‘Mijn vader Joop werkte als hulp-amanuensis aan Het Baarnsch Lyceum. Hij zat dus dicht bij het vuur. Hij kreeg voor zijn kleinkinderen schoentjes en hagelslag. Die hagelslag gebruikten we als zoetstof in de thee en de pap. Ook bracht hij broodpudding, sigaretten en chocolade mee. Dat vonden we een ongekende weelde!’

‘Toen ze na een paar maanden vertrokken, lieten de Canadezen veel spullen achter, zoals gamellen, pannen, voedsel en kleding. In de gamel, die jullie nu met kamperen gebruiken, heb ik jarenlang de was gekookt. Die komt ook van de Canadezen’, zegt Oma. ‘En de kleine schoentjes heeft je moeder gedragen. Ik heb ze altijd bewaard!’

Foto 16. De schoentjes.


Distributie
Oma gaat verder:
‘Iedereen was zo mager, er waren helemaal geen dikke mensen meer! Opa noemde me liefkozend 'Gratenpakhuis'. Toen de Engelsen kwamen, schrokken ze toen ze ons zagen. Zó mager waren we! Ze hadden niet gedacht dat we er zó erg aan toe waren. Wij zagen dat zelf natuurlijk niet meer, maar we keken wel onze ogen uit naar hun ronde koppen!’

Na vijf jaar bezetting, went het vrije leven in Baarn maar langzaam. Nederland herrijst! Het voedsel blijft tot ongeveer 1950 op de bon. We hebben nog een distributiekaart, waarop het uitgegeven voedsel is afgestempeld voor de tweede dochter van Willy en Chris, mijn moeder.

Foto 17. Distributiekaart.


Conclusie
Het verhaal van mijn Opa en Oma vind ik indrukwekkend en interessant. Ik kan me nu beter voorstellen hoe zij in die tijd (over)leefden.

Wij hebben als gezin in de jaren 1984-1987 fietskampeervakanties gehouden en zijn ook naar Friesland gefietst. Maar toen was het zomer en wij gingen voor ons plezier. Ook waren wij gezond en konden onderweg overal wat eten, drinken of ons tentje opzetten. Dat was in de oorlog wel anders!

Ik bewonder de moed en het doorzettingsvermogen van Opa en Oma en mijn Overgrootvader. Dat Oma de laatste keer alleen ging vind ik wel stoer van haar! Natuurlijk was het noodzakelijk dat zij in Friesland eten gingen halen. Maar ondanks dat, hun mindere conditie en de gevaren onderweg, deden ze het toch maar!

Het was leuk om Opa en Oma te interviewen, hun verhaal te horen en dit werkstuk te maken. Ik heb er veel van geleerd. Het gesprek met Opa en Oma is op een cassettebandje opgenomen.
Dat bewaar ik!

Guido Veldkamp
Van der Capellen Scholengemeenschap, Elburg
Klas 3 B
Juni 1996

Foto 19. De reactie van de leraar geschiedenis
 de heer H. van Vessem, cijfer 9,5.


Aanvullingen

1. De bakker uit Donkerbroek, Folkert Dragstra, begon na de oorlog een succesvolle broodfabriek in Zwolle. Will en Folkert Dragstra woonden in een flat, Meppelerstraatweg 30 in Zwolle, waar ik als kind weleens logeerde. Later verhuisden ze naar de Snelliuslaan in Berkum. Toen wij begin jaren ‘70 in Zwolle woonden, stond op het dak van de stadsbussen met grote letters: DRAGSTRA UW BAKKER! Na de pensionering van Folkert Dragstra is de fabriek verkocht.

2. De familie Stork bewoonde destijds Villa Boekenrode, Eemnesserweg 94. Hun tuin liep achter de huizen van de Nachtegaallaan langs tot aan de Gaslaan en werd het Bos van Stork genoemd. Later werd er een kleiner huis naast de grote villa gebouwd, het Beukennootje, Eemnesserweg 92. Villa Boekenrode werd inclusief een stuk grond verkocht. De familie Strauss woonde er in de jaren ‘50.

Foto 19. Villa Boekenrode, foto HKB.


3. Op Oude IJsselbrug bij Zwolle is in 2005 een plaquette onthuld ter nagedachtenis aan de ‘Hongertrekkers’, zoals men de mensen noemde die de IJsselbrug over trokken, op zoek naar voedsel in de Hongerwinter 1944-1945. ‘Brug tussen Angst en Hoop’ staat er op.

Foto 20. De plaquette op de Oude IJsselbrug bij Zwolle, 2005.
Foto Overijssels Archief.


4. Het Joodse echtpaar dat mijn moeder hier bedoelt, is Gotthold Rosen en Rosa Rosen-Moses, 65 en 60 jaar, opgepakt op 26 januari 1943 en beiden vermoord in Sobibor op 13 maart 1943. Zij woonden Eemnesserweg 72, niet ver van de Nachtegaallaan. In de jaren ‘50 bewoonde zuster Nell van de Belt de bovenverdieping van dit pand. Zij is jarenlang de verpleegster/verzorgster geweest van de 2de echtgenote van de heer J.E. Stork, mevrouw M.W.C. Stork-Stork. Voor die tijd werkte ze als wijkverpleegster in Raalte

Foto 21. Nell van de Belt


Ik kwam als jong meisje graag bij tante Nell op bezoek. Kopje thee, gezellig praten en soms een boodschapje voor haar doen of boeken halen uit de bieb. Ze was een wijze vrouw waar ik veel van geleerd heb.

Van het huis aan de Eemnesserweg 72 herinner ik me de grote hall, het brede trappenhuis en de ruime kamers waar tante Nell woonde. Als ik aanbelde, kwam ze het balkon op en gooide de sleutel naar beneden. In de serre van dit huis stond jarenlang een prachtige, oude T-Ford. Er stond een grote beuk in de voortuin die veel schaduw gaf.

Toch houdt het me bezig wie hier destijds de hoofdbewoner was. Het is bekend dat Joods bezit al tijdens de Tweede Wereld Oorlog gewoon verkocht en doorverkocht werd. Wat is de geschiedenis van dit pand?
In de Tweede Wereldoorlog zijn 45 Joodse inwoners uit Baarn weggevoerd en omgekomen in de kampen. Er zijn digitale Stolpersteine op de kaart van Baarn geplaatst op plekken waar deze gezinnen hebben gewoond. Tegenover het station van Baarn, in het Amaliapark, staan op het Joods Monument hun namen als ter nagedachtenis.

Foto 22. Eemnesserweg 72, foto Groenegraf.nl


5. De heer Stork was ook sociaal. Al voor de oorlog kregen Arie Overeem en Teuntje Overeem-Nagel van de heer Stork een groot stuk grond in bruikleen, achter de huizen Nachtegaallaan 1 en 3. Zij verbouwden er groente, aardappelen en bloemen voor hun grote gezin. Ik mocht als kind weleens een maaltje verse boontjes, sla of aardbeien bij mevrouw Stork brengen. Zo ontmoette ik zuster Van de Belt, die mevrouw Stork verzorgde.

Foto 23. Nachtegaallaan nr.1 en 3. Links woonde de familie Overeem en rechts
 de familie Soen, mijn geboortehuis. Foto van Google.


De glas-in-lood ramen en de voordeuren zijn herkenbaar. Arie Overeem was huisschilder. Destijds schilderde hij de deuren zo, dat het leek of ze een mooie houtnerf hadden. Knap handwerk! In de voortuin van nr. 3 staat nu een oplaadpaal voor een elektrische auto.
Leve de vooruitgang! 

Met dank aan Guido voor het gebruik van zijn werkstuk en mijn lief Ben voor het bewerken van de foto’s.

In dankbare herinnering aan mijn ouders Chris (1919-2002) en Willy (1918-2011).

Foto 24. Bevrijdingsbord.


Marga Veldkamp-Soen
Heino, mei 2021

Foto's en afbeeldingen familie collectie, tenzij anders vermeld.