EEN HERINNERING NA 500 JAREN door T. PLUIM in 1927
1. Amersfoort belegerd
Het liep tegen het najaar van 1427 en geheel Eemland zag met angst en spanning het dreigend gevaar in het westen naderen. Immers te Amsterdam verzamelde de machtige hertog van Bourgondië, Filips de Goede, een geduchte legermacht om het Sticht te bestoken.
Het was namelijk in den rampzaligen strijd tusschen dezen vorst en zijn nicht
Jacoba van Beieren, welke laatste met ieder jaar haar aanhang gebied zag verminderen. Nog vond zij een machtigen steun in het Sticht, maar dien steun wilde Filips haar óók nog ontnemen.
Zoolang immers het Sticht de partij van Jacoba — de Hoekschen — bleef toegedaan, zou er voor Filips van geen rustig bezit van Holland sprake kunnen zijn, en daarom, nu hij reeds een grootten aanhang in Holland had gewonnen, moest hij tot elke prijs het Sticht onderwerpen.
Aan jammerlijke verdeeldheid was toenmaals ons gewest ten prooi: de wettig gekozen bisschop Sweder van Culemborg, moest het lijdelijk aanzien, hoe zijn tegenstander de Postulaat (die is een gekozen, maar nog niet ingehuldigde Bisschop) Rudolt van Diephoit in de steden Utrecht, Amersfoort e.a. gehuldigd werd. Daarom verbond Filips zich met Sweder van Culemborg met het doel dezen laatste weer op den Bisschoppelijke stoel te plaatsen en tevens om door de onderwerping der tegenpartij een gewichtige steun aan Jacoba te ontnemen.
Het was een geducht leger, dat Filips te Amsterdam samenbracht, om' met de verovering van Amersfoort den krijg te openen. Hij zelf voerde zijn keurbenden paar de Amstelstad heen, en ook de Kabeljauwsche steden uit Holland zonden een niet minder uitgelezen schare van geoefende poorters.
Zelfs Sweder van Culemborg bracht, gesteund door zijn adellijke vrienden en verwanten, een ridderlijke legermacht tezamen, terwijl bovendien de Hertog van Gelder bij Rhenen het Sticht zou binnendringen.
Zoo scheen de overwinning voor de Kabeljauwschen zeker. Arm Eemland !
Begin November 1427 zette Filips leger zich in beweging. Niet minder dan 700 wagens waren nodig om de krijgs- en mondbehoeften te vervoeren voor deze krijgsmacht, waarin de bloem van Filips' ridderschap schitterde.
Het eerste gedeelte van den tocht werd over Zee afgelegd tot omstreeks de hoogte van Naarden Hier ging het Bourgondische leger aan land en wachtte de Hollanders en de Zeeuwen benevens de 700 wagens op.
Den inwoners van Eemland sloeg bij het naderen van zulk een onweer de schrik om het hart. Filips wilde, naar het schijnt, met de dorpers wel een verdrag aangaan om hen te sparen mits zij zich onzijdig hielden en dus de tegenpartij niet zouden steunen.
Zulk een overeenkomst sloot hij tenminste met de „goede luyden” van Eemnes. Zij zouden niets tegen Filips ondernemen, en niet toelaten, dat de tegenpartij zich in of onder Eemnes in hinderlaag legde; daarvoor zouden zij dan aan hun „lijven, beesten, have ende goed” geen schade lijden. Zoo trok het geduchte leger van Eemnes over Baarn en Soest naar Amersfoort, dat wel een weinig verrast was door de snelle marschen van den Hertog. De Amersfoorters hadden gehoopt eerst nog hun bier in veiligheid te kunnen brengen, maar daarin werden zij teleurgesteld.