maandag 20 april 2020

Baarn op de wereldzeeën: Varen in oorlogstijd - geef ons heden ons dagelijks brood

door Ed Vermeulen


Het verhaal van Baarnaar Bertus Fockens: zeeman -  bakker; over zijn reis die begon op 17 januari 1940 en eindigde 19 januari 1946 en een bijzondere vondst.

Bijzondere vondst
Begin 1993 werd in een kast van een pas verkocht huis op de  d‘Aulnis de Bourouillaan, voor Baarnaars de d’Aulnislaan, een ouderwets ogend juwelendoosje gevonden. In het doosje bevond zich een medaille. De bijzondere vondst verdween in een bureaulade en raakte in de vergetelheid. Precies twintig jaar later werd ik met de door de toenmalige vinder uitgesproken woorden ’Dit is voor jou, doe er mee wat je goed dunkt’  eigenaar van doosje en inhoud. Het doosje beplakt met imitatie leerpapier met een motief van rode bloemetjes was voorzien van een deksel met aan de binnenkant een stickertje met daarop de woorden:

     N. FOCKENS In Goud, Zilver & Uurwerken BAARN 
Atelier voor Reparatiën
                                                                                                                                 
Vaag  waren ook de met potlood geschreven woorden ’gekregen van vader’ te lezen. Zou het mogelijk zijn om via deze woorden de herkomst van doosje en eigenaar te vinden? Het begin van een zoektocht!

Bijzondere vondst! (Foto’s Joop van Slooten- Joop4Art)  



Medaille
Naast het doosje was mijn nieuwsgierigheid gewekt door de inhoud: een medaille met de beeltenis van onze vroegere vorstin, Koningin Wilhelmina, met randtekst ’Voor Krijgsverrichtingen’ en voorzien van drie gespen met tekst en een draagbaton met drie sterren. Op de gespen stond te lezen: ’Oorlogsdienst 1940-1945, Middellandse Zee 1940-1945 en Oost Azië – Zuid Pacific 1942-1945’. Dit alles maakte de medaille tot een ’Oorlogsherinneringskruis’.

’Het Oorlogsherinneringskruis (OHK) is een vierarmig onregelmatig bronzen kruis. Op de voorzijde een medaillon met de beeltenis van H.M Koningin Wilhelmina. Om het medaillon een dichtgeknoopte kousenband met het opschrift ’Voor Krijgsverrichtingen’. In de armen van het kruis, met daarop het monogram van Koningin Wilhelmina, de ’W’, is een krans van eikenbladeren aangebracht.’

Deze medaille kon worden uitgereikt aan Nederlanders of Nederlandse onderdanen die de oorlogsjaren op zee hadden doorgebracht en onderdeel waren geweest van bemanningen van Nederlandse koopvaardij- of vissersschepen onder Nederlands dan wel geallieerd beheer. Dit wetende wachtte nu de schone taak om de herkomst, maar vooral de oorspronkelijke eigenaar van de medaille te achterhalen.

Familiegeschiedenis
Op ’Groenegraf.nl’ vond ik een rond 1910 gemaakte foto van een winkel in de Brinkstraat hoek Burgemeester Penstraat waar ene N. Fockens handel dreef in goud, zilver en uurwerken. Links de zaak van Fockens, rechts de schoenenzaak van Sitters. Voor beide winkels staan de eigenaren met enkele van hun kinderen, Bertus vooraan links.

Winkel Brinkstraat hoek Penstraat (versie 1910 en recent)
(Coll. C. van der Steeg/ Groenegraf.nl) (Foto: Ed Vermeulen)

Na enig bescheiden genealogisch onderzoek kreeg ik een goed en bruikbaar beeld van de samenstelling van de familie Fockens: uit het huwelijk van de op 1 december 1866 in Amsterdam geboren goudsmid-juwelier Nicolaas Fockens en de op 25 april 1871 in het Gelderse Lienden nabij Buren geboren Dirkje Pellina Stam waren in respectievelijk 1898, 1900, 1903 en 1907 vier zoons geboren: Cornelis, Hendrik, Nicolaas en Bertus. De oudste drie jongens zagen in ’zilverstad’ Schoonhoven het levenslicht. Rond 1905 verhuisde het gezin Fockens naar Baarn en werkte Fockens Sr. als goud- en zilversmid in het pand in de Brinkstraat. Op 11 0ctober 1907 werd de vierde zoon, Bertus, geboren. In het jaar 1917 staat Fockens in het adresboek vermeld als ’horloger’ op het adres Laanstraat 18.


Laanstraat 18
 (Coll. Hist. Kring Baerne)

Ergens in de twintiger jaren besloot Fockens zijn werkzaamheden te gaan verrichten vanuit de werkplaats achter zijn woning, d’Aulnislaan 12. Ook werden gemeubileerde kamers met volledig pension verhuurd. In het adresboek 1948 kwam ik drie van de vier broers tegen, Cornelis, adjunct-commies van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie op het adres Mauvestraat 4B, Hendrik, hoofdinspecteur van de Scheepvaart op d’Aulnislaan 3 en Nicolaas, brood-en banketbakker in de Blommersstraat 6. Bertus daarentegen stond ingeschreven op het adres van zijn moeder, d’Aulnislaan 12. Vader Nicolaas was op 7 februari 1940 overleden en werd op 12 februari begraven op de Nieuwe Algemene Begraafplaats in Baarn.
Zijn weduwe heeft tot in de jaren vijftig op het adres d’Aulnislaan 12 gewoond. Later verhuisde ook zij naar de Blommersstraat waar zij op 3 juni 1964 is overleden. De basis voor een reconstructie van het leven van de jongste Fockens, Bertus, was gelegd.

Eerst moest zekerheid verkregen worden over een mogelijke band tussen de familie Fockens en de Nederlandse Koopvaardij. Het Koopvaardij-oorlogsarchief gaf aan dat op het adres d’Aulnislaan 12 in de oorlogsjaren een B. Fockens als zeevarende stond geregistreerd. B voor Bertus? Volgens het ’Adresboek Baarn 1948’ woonde op d’Aulnislaan 12 de Weduwe N. Fockens, geboren D.P.Stam. Tijd voor buurtonderzoek. Op het adres d’Aulnislaan 10 woonde in 1948 de in Baarn alom gekende heer C.G Werner, directeur van School- en Werktuinen. Via Groenegraf.nl kwam ik in contact met zoon Daan Werner, toen negentig! Herinneringen aan zijn vroegere buurman Bertus (!) werden met mij gedeeld. Hierbij een sprekende beschrijving van in de tuin aanwezige fruitbomen en een prachtige seringenboom.

d’Aulnis de Bourouilllaan
(Coll. Historische Kring Baerne)

De toenmalige bewoner van no.10, de heer J. Kuyer, wist zich het zeemansverleden van Bertus te herinneren. Beiden vertelden dat in de achtertuin van no. 12 een werkplaats was waar de heer Fockens Sr. zijn werkzaamheden, veelal reparaties, uitvoerde.

Naar zee - de oorlogsjaren
Na de lagere school is Bertus mogelijk bakker geworden en gaan werken bij één van de talloze Baarnse bakkerijen. Zijn zeven jaar oudere broer Hendrik was al in 1922 naar Nederlands Indië vertrokken om er een carrière  bij de Gouvernements Marine op te bouwen. Misschien was het onder invloed van de in 1939 heersende oorlogsdreiging dat Bertus zijn broer in Indië wilde bezoeken. Feit is dat hij op 10 januari 1940 in dienst trad van de Amsterdamse rederij Stoomvaart Maatschappij Nederland (S.M.N). Zijn monsterboekje ontbreekt, maar volgens zijn bewaard gebleven ’Personeelskaart Civiele Dienst’ is Bertus op 17 januari 1940 tegen een maandelijkse gage van fl 68,- aangemonsterd als koksmaat-bakker op het s.s Bintang. Met dit schip is Bertus naar Nederlands Indië gevaren.
s.s. Bintang
(Coll. Jan G. Nierop (Maritiem Trefpunt Almere)

Tijdens deze reis bereikte hem het droeve bericht van het overlijden van zijn vader op 7 februari 1940. Op vrijdag 10 mei was Duitsland Nederland binnengevallen. Op 14 mei werd de zetel van de S.M.N formeel verplaatst van Amsterdam naar Batavia. De belangen van de in Nederland geregistreerde rederijen werden vanaf 10 mei vanuit Londen behartigd door een instituut dat gedurende de oorlogsjaren bekend stond als ’de Shipping’. Het merendeel van de Nederlandse Koopvaardijschepen werd aan ’de Shipping’ vercharterd. In juni 1940 werd de zogenoemde vaarplichtwet ingevoerd. Hierin werd bepaald dat Nederlandse zeelieden bij wijze van dienstplicht moesten blijven varen of weer gaan varen. De wet bleef van kracht tot februari 1946. Verdere persoonsgegevens van Bertus werden vermeld op zijn ’Warrecord’.

Warrecord Bertus Fockens
(Coll. Ed Vermeulen)

Op 7 juni 1940 monsterde Bertus te Soerabaja af van het s.s Bintang en werd overgeplaatst naar de passagiersschepen Christaan Huygens en Johan de Witt. Aansluitend werd in Soerabaja de overstap gemaakt naar het m.s. Oranje dat hier sinds december 1939 was opgelegd en huisvesting bood aan een opleidingscentrum annex internaat voor opvarenden van de koopvaardij.


m.s. Oranje haven van Amsterdam
( Coll. Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere) 


Affiche ontwerp Jean Walther,1939
(Coll. Nederlands Historisch Scheepvaartmuseum A’dam)

Bertus deed tot 31 oktober 1940 dienst aan boord van de Oranje en voorzag de zeevaartstudenten van hun dagelijks brood.

ORANJE kwartet: koksmaat/bakker Bertus Fockens aan het werk
(Coll. Ed Vermeulen)

In deze periode werd het m.s. Oranje aan de geallieerden aangeboden hospitaalschip. Het werd hiertoe verbouwd in Sydney en werd in juni 1941 als zodanig in gebruik genomen.

m.s. Oranje als hospitaalschip
 (Coll. Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere)
         
Op vrijdag 1 november werd Bertus opnieuw overgeplaatst dit keer naar het passagiersschip m.s. Johan van Oldenbarnevelt. Het schip zou Bertus tot maart 1945 een varend ’thuis’ bieden.


m.s. Johan van Oldenbarnevelt in oorlogskleuren
(Coll. Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere)

Vanuit Balikpapan, Borneo, ging de reis naar San Pedro, de haven van Los Angeles en vervolgens via het Panamakanaal naar New York. Na een verbouwing tot troepentransportschip vertrok het schip in februari 1941 naar het Canadese Halifax voor haar eerste troepenreis in konvooi, bestaande uit drie Britse en twee Nederlandse schepen waaronder het m.s. Dempo van de Rotterdamsche Lloyd, naar Glasgow. Naast de bemanning waren er 750 Canadese militairen aan boord. De ruimen waren volgeladen met militair materieel. Voor bakker Bertus Fockens en zijn collega’s brak een drukke en zware tijd aan. Het konvooi kwam na twee dagen varen in een orkaan terecht. Temperaturen van wel -30º C. werden gemeten en ook het zeewater kwam onder het vriespunt. In een nabij konvooi werden vijf geallieerde koopvaardijschepen door Duitse onderzeeërs tot zinken gebracht. Na deze stormachtige en gevaarlijke oversteek kwam het konvooi op 28 februari in Glasgow aan. De Johan van Oldenbarnevelt werd ingezet tussen Groot Brittannië en diverse bestemmingen in Afrika, Ceylon, Australië en Nieuw Zeeland. Liverpool werd ’thuishaven’ voor schip en bemanning. De stad werd vrijwel dagelijks gebombardeerd door de Duitse Luftwaffe. Tijdens een van deze bombardementen werd de Johan van Oldenbarnevelt door brandbommen getroffen: de    bemanning wist de uitgebroken brand te blussen. Aan het eerstvolgende konvooi met als bestemming Freetown, de hoofdstad van Sierra Leone, deden tweeëntwintig grote lijnschepen mee: er werden vijandelijke onderzeeboten waargenomen, maar geen verliezen geleden. Wel had het schip machineschade opgelopen met als gevolg dat het konvooi verlaten werd en de reis op eigen houtje werd voortgezet. Op 4 april werd de rede van Freetown, waar de Engelse Royal Navy de gehele Tweede Wereldoorlog een basis heeft gehad, bereikt. Hier zag Bertus zijn eerste schip, het s.s. Bintang, terug. De herinnering aan zijn eerste zeereis zal zeker bij hem boven gekomen zijn. Of hij ooit geweten heeft dat de Bintang eind 1942 getorpedeerd werd en in volle zee met veel verlies aan mensenlevens is gezonken? In de Zuid Afrikaanse havenplaats Durban kon de bemanning via het Rode Kruis brieven naar het bezette Nederland versturen. Bertus zal hiervan zeker gebruik gemaakt hebben, maar of de door hem geschreven brieven ooit de d’Aulnislaan bereikt hebben? Juni 1941 verging het s.s. Slamat van de Rotterdamsche Lloyd: het gevoel dat ook de Johan van Oldenbarnevelt naast doelwit ook slachtoffer van een aanval kon worden groeide. Inmiddels had op 8 december 1941 de regering van Nederlands Indië Japan de oorlog verklaard en waren de zeeën rond onze toenmalige kolonie oorlogsgebied geworden. Naast het gevaar van aanvallen door Duitse onderzeeërs moest nu ook rekening gehouden met onderzeeërs van de Keizerlijke Japanse marine. Ook het gevaar van ontmoetingen met Duitse raiders, tot oorlogschip omgebouwde koopvaardijschepen, lag op de loer. Tot 1943 werden reizen naar de oorlogsgebieden rond de Middellandse zee gemaakt. De vele en lange reizen trokken een zware wissel op schip en bemanning. Achterstallig onderhoud en overbelasting van de scheepsmotoren eisten hun tol. In juni 1943 is het schip in ’thuishaven’ Liverpool in langdurig en groot onderhoud gegaan. In deze periode werd de oude scheepsbewapening waarvan het merendeel nog uit de tijd van Eerste Wereldoorlog, ’the Great War’, stamde vervangen door moderne Oerlikons en raketwerpers. Door de aan boord geplaatste Engelse ’gunners’ en ook door de vaste bemanningsleden werd druk geoefend in het gebruik ervan. Ook Bertus droeg zijn steentje bij: op zijn ’warrecord’  staat vermeld dat hij in april 1943 aan een Oerlikon- en rakettencursus heeft deelgenomen. Na de grote onderhoudsbeurt vertrok de Johan van Oldenbarnevelt midden mei 1944 weer naar zee. Inmiddels was het vaargebied van de troepentransportschepen grotendeels verlegd naar de Middellandse Zee. Eind oktober meerde het schip weer af in Liverpool, opnieuw voor reparaties. De ontvangen berichten over het verloop van de oorlog in Europa werden steeds positiever. Er ontstond een gevoel dat het einde van de oorlog in zicht begon te komen! Op 20 februari 1945 bereikte het schip het Schotse Gourock. Hier bakte Bertus Fockens zijn laatste broden aan boord en nam hij afscheid van ’zijn’ Johan van Oldenbarnevelt. De oorlog was echter nog niet voorbij. De vreugde over de positieve berichten over de strijd in Europa werden overschaduwd door het nieuws over de zware gevechten in de Pacific.

m.s Oranje
In het kader van de nog steeds van kracht zijnde vaarplichtwet moest Bertus opnieuw aanmonsteren, ditmaal op een oude bekende: het m.s Oranje. Was zijn functie tot nu toe altijd bakker geweest, op de bemanningslijst van de Oranje staat hij vermeld als ’clerk’ (schrijver). Over zijn gage werd niets vermeld. Reizen met bestemming Port-Saïd en Napels volgden. Het nieuws van de bevrijding van Nederland op 5 mei was ook aan boord doorgedrongen, met een feestelijke stemming tot gevolg. Tegelijkertijd rees de vraag ’wanneer gaan wij nu eindelijk naar huis?’. Tijdens weer een nieuwe reis voer de Oranje via het Suezkanaal naar Colombo, Melbourne en Wellington. Op 6 augustus 1945 werd afgemeerd in Melbourne. Op 15 augustus werden met de capitulatie van de Japanse strijdkrachten de oorlogshandelingen in het Verre Oosten beëindigd. Op daaropvolgende reizen werden Australische en Nieuw Zeelandse  ex-krijgsgevangenen naar hun respectievelijke ’homelands’ gebracht. Tandjong Priok en Semarang  werden aangedaan. Hier kwamen grote aantallen Nederlandse evacués aan boord bevrijd na een kampperiode van ruim drieënhalf jaar. Zij werden in het Australische Fremantle en Melbourne gedebarkeerd, waar door Nederlandse instanties ter plekke voor tijdelijke huisvesting was gezorgd.

’Bertus’ broer Hendrik (Henk), echtgenote en de drie in Ned. Indië geboren kinderen, hadden de Japanse internerings- en latere Bersiap kampen Baros en Tjihapit op Java overleefd en verlaten, waarna zij wachtten op evacuatie. In de familiegeschiedenis leeft nog altijd het verhaal dat het Bertus lukte het gezin van zijn broer en later ook Henk zelf op te sporen. Het leidde tot een bijzondere familiereünie! Het complete gezin Fockens is met het m.s. Oranje naar Australië gevaren en heeft daar ruim een jaar met zogenaamd recuperatieverlof verbleven. In oktober 1946 zijn zij met het m.s. Volendam naar Nederland gerepatrieerd. In Baarn trokken zij in bij Henks moeder, mevrouw Fockens-Stam, op d’Aulnislaan 12. In 1947 verhuisden zij naar no. 3, schuin aan de overkant’.

Portretfoto Hendrik (Henk) Fockens, Gouvernementsmarine
(Coll. Familiearchief Fockens)

De laatste loodjes
Eind november 1945 vertrok het m.s. Oranje vanuit Melbourne weer naar Nederlands Indië. In Tandjong Priok en Semarang werden bijna 1200 evacués ingescheept met bestemming Nederland. Via het Suezkanaal werd richting Europa gevaren. Vanuit Suez werd het legerkamp Ataka bezocht. Hier had de Nederlandse Repatriëringsdienst in  verlaten legerloodsen een kledingmagazijn ingericht. De evacués ontvingen hier winterkleding. Op 5 januari 1946 werd afgemeerd in Southampton. Bijna thuis! De evacués werden overgebracht naar schepen die hen naar Nederland zouden vervoeren. Het dreigende mijnengevaar maakte dat schepen groter dan 15000 ton, waaronder de Oranje, geen toestemming kregen de oversteek over de Noordzee te maken. Zeeman Bertus Fockens, begonnen als koksmaat-bakker en geëindigd als schrijver, maakte zich op om na een periode van afwezigheid van vijf jaar naar huis te gaan.

Thuisvaart
Op donderdag 17 januari 1946 monsterde Bertus af van het m.s. Oranje en voer als passagier met het m.s. Mecklenburgh naar Nederland. ’18 januari ‘ashore’ Holland’. 

s.s.Mecklenburgh
(Coll. Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere)


In Baarn werd hij herenigd met zijn moeder en broers Cor en Nicolaas. Op de Nieuwe Algemene Begraafplaats bezocht hij het graf van zijn in 1940 overleden vader.

Bertus Fockens 1946
(Coll. Familiearchief Fockens)

Bertus ging weer wonen op het vertrouwde adres d’Aulnislaan 12: het huis waarvan zijn vroegere buurjongen Daan Werner zich nog de schitterende seringenboom
herinnert.

d’Aulnis de Bourouilllaan 12
(Foto: Groenegraf.nl)

Tussen februari en mei 1946 werd tweemaal gebruik gemaakt van het ’Kerstens’ verlof, genoemd naar de hiervoor verantwoordelijke minister P.A Kerstens. Op eigen verzoek werd Bertus op 25 april 1946 uit de dienst van de S.M.N ontslagen. Daarna volgde tot eind september een periode buitengewoon verlof en wachtgeld. Midden februari 1946 werd het m.s Johan van Oldenbarnevelt door de Nederlandse regering teruggegeven aan de S.M.N. Eerst in juli 1946 voer het m.s. Oranje door de sluizen van IJmuiden op weg naar thuishaven Amsterdam. Beide schepen hadden een aantal honderdduizenden zeemijlen afgelegd en vele tienduizenden geallieerde soldaten, gewonden, vluchtelingen en krijgsgevangenen vervoerd. Hoeveel broden bakker Bertus Fockens in zijn jaren op zee, 1940-1946, gebakken heeft is door niemand bijgehouden. Het moeten er vele tienduizenden geweest zijn.

Naoorlogse jaren
Bertus deed zijn best om zijn draai in het burgerleven in het naoorlogse Nederland te vinden. Door zijn omgeving werd hij beschreven als een aardige en vooral ook rustige man, die nauwelijks sprak over zijn jaren op zee. Op enig moment is hij in dienst is getreden van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor te Amsterdam. Door zijn vroegere buurjongen Daan Werner werd deze periode als volgt omschreven: ’iedere dag ging Bertus met de fiets, aktetas met broodtrommel onder de snelbinder, naar het station om met de trein naar Amsterdam te gaan’. Een nicht van Bertus herinnert zich aan de wand in de woonkamer een afbeelding van een groot koopvaardijschip: het m.s Johan van Oldenbarnevelt!

Johan van Oldenbarnevelt in volle glorie
 (Coll. Jan G. Nierop, Maritiem Trefpunt Almere)

Op 10 mei 1951 trouwde Bertus op vierenveertig jarige leeftijd met de eveneens uit Baarn afkomstige Wilhelmina (Mien) Jacoba Stalling, dochter van de exploitant-eigenaar van het Hotel Restaurant ’De la Promenade’. Het echtpaar ging in het ouderlijk huis op d’Aulnislaan 12 wonen. Bertus’ moeder, mevrouw D.P Fockens-Stam verhuisde naar de Blommersstraat 6 en ging bij haar zoon Nicolaas en echtgenote inwonen. Zij overleed op 3 juni 1964. Na een huwelijk van vijfendertig jaar overleed Bertus’ vrouw Mien op 8 juli 1986. Zeven jaar later, op zondag 28 februari 1993, is Bertus Fockens, volgens een in de Baarnsche Courant geplaatste rouwadvertentie vrij plotseling op vijfentachtig jarige leeftijd overleden en aan zijn laatste grote reis begonnen. In de tekst van het overlijdensbericht zijn de woorden ’Bij U schuil ik’ opgenomen.

Overlijdensbericht Bertus Fockens
(Archief Baarnsche Courant)

Hij had, met uitzondering van een korte periode van 22 november 1945 tot 24 januari 1946, op zijn persoonskaart omschreven met de letters VOW, ’Vertrek onbekend waarheen’  zijn gehele leven op het adres d’Aulnislaan 12 ingeschreven gestaan. Het huis werd door de nabestaanden leeggeruimd teneinde verkocht te worden. Slechts een juwelendoosje met daarin de ooit aan Bertus toegestuurde medaille bleef achter.

Document behorend bij OorlogsHerinneringsKruis
(Coll. H. Meurs)

Op 28 maart 2013 precies twintig jaar na het overlijden van Bertus Fockens werd het Oorlogsherinneringskruis door mij teruggegeven aan de familie. Missie volbracht! Met respect voor een eenvoudige Nederlandse zeeman uit Baarn, die in de zes  oorlogsjaren dat hij van huis was zijn plicht deed.

Dank aan:
mevrouw Tuke Groenesteijn-Fockens,
heren Daan Werner en Henk Meurs

Bronnen:
Baarnse adres- en telefoonboeken (Groenegraf.nl CD ROM)
Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag
Diverse Internetsites
Familiearchief Fockens
Koopvaardij-oorlogsarchief
Stadsarchief Amsterdam
Wim Grund: ’De Johan van Oldenbarnevelt een schip met zes levens’, Uitgeverij Van Soeren & Co, Amsterdam, 1995/1996 
’Oranje, Een Koninklijk Schip’, idem, 2001


Ed Vermeulen (1942)
















Dit verhaal verscheen op maandag 20 april 2020 in de Baarnsche Courant  in de rubriek

 ’Vandaag is morgen alweer gisteren 


‘Vandaag is morgen alweer gisteren’ is een initiatief van de Historische Kring Baerne en Stichting Groenegraf.nl en verschijnt periodiek op maandag in de Baarnsche Courant en in het weblog van Groenegraf.nl. De verhalen worden afwisselend geschreven door 
Ed Vermeulen en Eric van der Ent. 

Wilt u meer lezen over oud Baarn?

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter