vrijdag 23 december 2022

Carel Laoût en het Jongenskoor

Carel Laoût 
Het is 1 december 1956

Op Kerstavond, ’s avonds om 7 uur, zal het Jongenskoor van de St. Nicolaaskerk onder leiding van Carel Laoût op de Brink kerstliederen zingen; enige uren later zullen dezelfde jongens hun vreugde over de komst van de Verlosser uitjubelen in de wondermooie Mis van Mozart in C dur in hun parochiekerk en op de morgen van de eerste Kerstdag zullen zij met het mannenkoor — wederom onder leiding van hun dirigent — de achtstemmige dubbelkorige mis ”Hodie Christus natus est” van G. da Palestrina uitvoeren en daarmede voor velen de kerkelijke viering van het kerstfeest tot het hoogtepunt van de dag maken.

 Het was in de Kerstnacht van 1937, dat het Jongenskoor van Carel Laoût voor de eerste maal optrad. Het werd een openbaring en voor Laoût, die op 1 September 1937 dirigent van het kerkkoor „Cantate Domino” geworden was. zijn eerste succes in Baarn. Het jongenskoor, dat daarvoor in allerijl bij- een getrommeld werd enige weken voor de een of andere plechtigheid, werd een onmisbaar deel van het kerkkoor. De jonge dirigent voelde zich onweerstaanbaar aangetrokken door de kleurenrijkdom- van de gemengde zang en de schoonheid van zingende jongensstemmen.

 Toen hij 19 jaar geleden met zijn jongenskoor begon, realiseerde Laoût zich, dat, als hij iets met de jongens wilde bereiken, er hard aangepakt zou moeten worden. Hij was daartoe bereid en slaagde er spoedig in zijn enthousiasme op de jongens over te brengen. Het jongenskoor groeide in getal en gehalte en reeds in 1939 trad het voor de radio op en werd het op de plaat vastgelegde „Ave Maria” van Casali weken achtereen uitgezonden.

 Tijdens de oorlogsjaren werden de repetities vaak onder de moeilijkste omstandigheden voortgezet. In 1943 werd door het koor o.m. de Mis van Bruckner in E-moll uitgevoerd met dr. A. v. d. Horst aan het orgel. Stampvolle kerken ondergingen een geestelijke ontroering in het uitzichtloze leven van die dagen. De successen der eerste jaren hebben Laoût en zijn jongens niet cadeau gekregen en dat krijgen ze ook nu niet. Vaak moeten de jongens driemaal per dag repeteren. De opleidingsgroep b.v. repeteert nu reeds van begin September af ’s morgens van 7-8 uur, ’s middags om 4 uur en 's avonds om 7 uur. Ondanks deze vele repetities is het voor de dirigent haast ondoenlijk een repertoire op te bouwen. Jaarlijks komen er een aantal zangertjes bij en vertrekken er ouderen „met de baard in de keel”, zodat Laoût weer opnieuw kan beginnen.

 Het getuigt dan ook wel van zijn enorme ambitie, dat hij er niet alleen in slaagt het aantal stemmen op peil te houden (het jongenskoor telt thans 75 leden waarvan er 60 aan de uitvoeringen meewerken en 15 in opleiding zijn) doch ook de muzikale prestaties nog steeds weet op te voeren. Steeds meer wordt bij evenementen op muzikaal gebied een beroep op Carel Laoût en zijn zangertjes gedaan. In de zomers van 1955 en 1956 zong het koor tijdens het Holland Festival en het heeft reeds een invitatie om ook het volgend jaar aan dit belangrijke culturele evenement mee te werken. Regelmatig is het Jongenskoor via de radio in de huiskamer te beluisteren, het heeft gezongen onder Nederlands bekwaamste dirigenten (van Beinum en van Kempen) en herhaaldelijk heeft het zijn medewerking verleend aan de uitvoering van de Mattheuspassion in de grote kerk te Naarden. Voor de Gregorius-vereniging en de Wereldomroep, ja zelfs in de hoofdstad van Zwitserland hebben de zangertjes van Carel Laoût concerten gegeven. Dat was in April '48 toen het Baarnse Jongenskoor Nederland vertegenwoordigde op een Internationale Ontmoeting van Jeugdkoren te Bern.

 Naar zee of de muziekschool

Carel Laoût werd in Juni 1914 te Wognum (N.H.) geboren. Zijn vader was hoofdonderwijzer te Wadwaij en tevens dirigent van het R.K. kerkkoor. Enige jaren na de geboorte van Carel verhuisde de familie Laoût naar Spanbroek waar Carels vader dezelfde functies aanvaardde, die hij in het dorpje Wadwaij had bekleed.

Carel kreeg reeds op jeugdige leeftijd van zijn vader pianoles. Toen hij de lagere school te Spanbroek verliet ging hij naar een kostschool te Echt (L.) om middelbaar onderwijs te volgen en vervolgens naar het bisschoppelijk college te Rolduc waar hij de H.B.S. afliep. Daar kwam hij op 17-jarige leeftijd voor de keuze te staan van het beroep. Carel moest zich onderwerpen aan een test. welke het zeldzame advies opleverde dat hij of naar zee, of naar de muziekschool moest. Had de impulsieve Carel het alleen voor het zeggen gehad dan zou hij waarschijnlijk op de zeevaartschool terecht gekomen zijn. Tijdens een gehoorauditie had een van zijn leraren echter bemerkt, dat Carel een bijzonder goed muzikaal gehoor had en diens advies gaf uiteindelijk de doorslag. In 1931 ging Laoût naar de Kerkmuziekschool te Utrecht en drie jaar later, met het diploma van de Muziekschool op zak, liet hij zich inschrijven als leerling van het Conservatorium te Amsterdam voor de hoofdvakken piano en orgel. In datzelfde jaar werd hij (op 20-jarige leeftijd) benoemd tot directeur-organist van de kerk van O.L. Vrouw van Lourdes te Amsterdam. In 1937 verwierf de jeugdige dirigent de diploma’s van het Conservatorium voor de beide hoofdvakken waarin hij gestudeerd had. Hij was dus nauwelijks afgestudeerd toen hij op 1 September 1937 tot directeur-organist van het kerkkoor „Cantate Domino” te Baarn benoemd werd, waar spoedig bleek, dat het hem ernst was met zijn dubbelfunctie.

 In dienst van de N.R.U.

In 1946 werd Carel Laoût benoemd tot dirigent van het Klein-Omroepkoor van de Ned. Radio Unie. Thans heeft hij de leiding van alle koorformaties van de N.R.U. zoals daar zijn het Groot-Omroepkoor. het radiokoor, het klein-radiokoor en het kamerkoor. Laoût streeft er met zijn koren naar muziek, die niet onmiddellijk tot iedereen spreekt, zo mooi uit te voeren, dat juist de mensen, die van plan zijn hun radiotoestel af te draaien alleen al door de schoonheid van de klank en de expressie geboeid zullen blijven luisteren. Het is zijn doel, om door de overtuigingskracht, die van de gezamenlijke inspanning van dirigent en zangers uitgaat ook muziek die niet „direct in het gehoor ligt” voor een brede schare van luisteraars toegankelijk te maken. Onder leiding van Laoût heeft het Klein omroepkoor, zowel wat betreft de uitgevoerde werken als de wijze van uitvoering, een peil bereikt, dat opmerkelijk mag worden genoemd. In vakkringen wordt Carel Laoût dan ook beschouwd als een der grootste bouwmeesters van de koor-cultuur van deze tijd.

 Carels hart bleef bij zijn jongens

De successen, die Laoût als dirigent van radio-koren zijn ten deel gevallen, zijn hem niet naar het hoofd gestegen. Hij is de eenvoudige bewoner van het Baarnse Tolhuis gebleven, de zwoeger voor zijn geliefd jongenskoor, waarvoor hij zelf de muziek uitschrijft en waarmee hij meermalen in het Tolhuis repeteert, omdat het kerkkoor, sinds de brand in de St. Aloysiusschool (Sept. 1953), geen vast repetitielokaal meer heeft. De repetities worden thans gehouden in het St. Nicolaasgebouw. Vindt in dit gebouw echter een vergadering of een andere samenkomst plaats dan moeten de zangers elders een repetitiegelegenheid zoeken. Zij vinden die meestal in het tolhuis, soms bij een der leden thuis. Als we de vraag zouden moeten beantwoorden, of Laoût zijn zangertjes en zangers de waardering genieten waar zij recht op hebben dan zouden we een ontkennend antwoord moeten geven.

Dirigent, mannen en jongens brengen grote offers om het koor in zijn huidige vorm te handhaven. En dat niet alleen vanwege de veelvuldige repetities, waar tal van uren mee gemoeid zijn, óók financieel. De jongens moeten zelfs hun uniforme kleding, waarin zij buiten de kerk optreden, uit eigen middelen betalen.

Moge het zó worden, dat de velen, die vreugde beleven aan het beluisteren van dit toonaangevend mannen- en jongenskoor en die er trots op zijn dit koor in hun midden te hebben ook bereid zijn er iets voor te doen. Ongetwijfeld zou dit voor de dirigent en de leden van het koor een stimulans zijn om nieuwe uitzonderlijke prestaties tot stand te brengen.

 

Het Jongenskoor