door Eric van der Ent
Dat de Tweede Wereldoorlog voor ontzettend veel leed en ellende heeft veroorzaakt, ook in Baarn, hoef ik u niet uit te leggen. U kent ongetwijfeld de verhalen over trieste gebeurtenissen waardoor gezinnen uit elkaar gerukt werden, ouders die hun kinderen verloren, afgevoerde Joodse Nederlanders en verzetslieden die de oorlog niet overleefd hebben. Hun verhalen worden, terecht, nog steeds verteld. Wij mogen niet vergeten wat er allemaal misging en die herinneringen moeten verteld blijven worden in de hoop dat zoiets niet weer gebeurt. Ik wil u nu meenemen in een Baarns verhaal over een vergeten held, want zo mogen we hem wel noemen. Een klein krantenberichtje in de Baarnsche Courant van 22 juli 1947 bracht mij op het spoor van Otto Jirkü. Dit is zijn hartverscheurende verhaal.
(Baarnsche Courant 22-7-1947)
Otto Leopold Jirkü werd op 7 mei 1905 in Wenen geboren. Hij trouwde in Oostenrijk met de op 20 maart 1909 in Wenen geboren Hedwig Majer. Op 14 februari 1932 werd zoon Otto Hans Jirkü geboren. Gewoon een doorsnee gelukkig gezinnetje in het Oostenrijkse Wenen. Dat geluk werd wreed verstoord door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Op 13 maart 1938 vond de Duitse annexatie van Oostenrijk plaats. De meeste Oostenrijkers hadden geen moeite met deze annexatie. Duitsland viel met zijn troepen Oostenrijk binnen, maar er werd geen schot gelost. Sterker nog, de Duitsers werden met bloemen en gejuich begroet. Door deze "Anschluss" verloor Oostenrijk zijn zelfstandigheid en werd het in het 'Duitse Rijk' opgenomen. Oostenrijk werd uitgeroepen tot een provincie van Duitsland en de Oostenrijkse nazi Arthur Seyss-Inquart werd rijksstadhouder van 'Ostmark', de nieuwe naam voor Oostenrijk.
![]() |
| Oostenrijk verwelkomt Adolf Hitler (staand in de voorste auto), een dag na de 'Anschluss' in 1938. (Bron: hitler-archive.com) |
Na de Anschluss werd voor Oostenrijkse mannen dienstplicht ingesteld. 1,25 miljoen Oostenrijkers dienden in de Wehrmacht en Waffen-SS. Dienstplicht, het woord zegt het al, was verplicht. Proberen te ontsnappen kon met de dood worden bestraft. Dit gold ook voor Otto Jirkü. Hij moest als soldaat in dienst van de Wehrmacht en werd uitgezonden naar Nederland, om precies te zijn werd hij in Baarn gelegerd. Zijn echtgenote en minderjarige zoon bleven uiteraard achter in Wenen.
Zoals hierboven beschreven waren veel Oostenrijkers enthousiast over de Duitse inval in Oostenrijk. Of dat ook voor Otto Jirkü en zijn echtgenote gold is mij niet bekend. Vast staat dat het echtpaar nooit lid geweest is van de N.S.D.A.P., de Nationalsocialistische Duitse Arbeiderspartij. Het ligt daarom voor de hand dat zij de ideeën van Hitler niet steunden. Eenmaal in Baarn gelegerd bleek dat Jirkü weliswaar zijn dienstplicht vervulde in het Duitse leger, maar in het geheim de Baarnse bevolking steunde. Zo schonk hij voedsel aan kinderen in de Mauvestraat en omgeving. Hij verleende grote steun aan het ondergrondse verzetswerk. Een heldendaad. Als dat uit zou komen zou Otto Jirkü dit met zekerheid met de dood moeten bekopen. Tegen het eind van de oorlog deserteerde hij uit het Duitse leger. Hij moest daardoor zelfs onderduiken.
Na de bevrijding werd Otto Jirkü niet vervolgd. Blijkbaar was het voor de Baarnse bevolking duidelijk dat Otto in de oorlogsjaren in Baarn aan de 'goed kant' stond. Terugkeren naar Oostenrijk was echter vrijwel onmogelijk. Oostenrijk was sterk nationaal socialistisch. Jirkü zou zeker als deserteur gezien worden. Dat zou hem het leven in Wenen onmogelijk gemaakt hebben. Echtgenote Hedwig en zoon Hans Otto zouden het nog zonder hem moeten stellen.
Na de oorlog, in juni 1945, trad Otto in dienst bij schoenmaker Overeem. Vele Baarnaars hebben hem daar leren kennen als een arbeidzaam persoon, die steeds rustig zijn werk verrichte. Dit blijkt uit het krantenbericht, afgebeeld bovenaan dit verhaal.
![]() |
| Acacialaan 20, Stoomwasserij Van de Veen. (Coll. Geheugenvanbaarn.nl) |
![]() |
| Het interieur van de wasserij. (Coll. Geheugenvanbaarn.nl) |
Otto vond onderdak bij het gezin van agent van politie Tjibbe Boersma (1891-1972) op het adres Mauvestraat 4c (in 1957 omgenummerd naar Mauvestraat 10). In maart 1947 trad hij in dienst bij Stoomwasserij Van de Veen aan de Acacialaan in Baarn. Franciscus Jozeph Lambertus de Ruiter (1904-1989) was op dat moment bedrijfsleider.
Direct na de oorlog nam Otto Jirkü contact op met het Rode Kruis. Hij hoopte dat zij konden achterhalen waar zijn echtgenote en zoon zich bevonden en hoe hij met hen in contact kon komen.
![]() |
| (Coll. Nationaal Archief) |
Het verzoek werd in behandeling genomen door het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag.
![]() |
| (Coll. Nationaal Archief) |
Het 'Niederländische Repatriierungsmission in Wien' wist echtgenote Hedwig op te sporen. Zij kreeg bovenstaand formulier toegestuurd. Onder het woordje 'Auskunft' werd ze verzocht haar gegevens en situatie te omschrijven. Hieronder leest u wat zij schreef.
![]() |
| (Coll. Nationaal Archief) |
Hedwig Jirkü Maier, Wien XXI Brünnerstr. 34, Stiege 21, Tür 2. Habe nach meinen Mann keine Unterstüzung und muss für meinen Jungen 14 Jahre alt sorgen mit dem was ich verdine bin ausgepomt derzeit krank kann nicht in die Arbeit gehen. Bin mit meinen Mann in Briefwechsel.
![]() |
| (Coll. Nationaal Archief) |
![]() |
| (Gooi- en Eemlander, 22-7-1947) |
Al met al een moeilijke situatie voor het gezin Jirkü. Echtgenote en zoon in Wenen, Otto en Hedwig hebben elkaar weer gevonden, maar voor Otto was het eigenlijk niet mogelijk om terug te keren naar zijn gezin. In 1947 overwoog hij echter toch om naar Wenen terug te keren. Hedwig werd ziek en zij en haar zoon leefden in armoede. Otto moest zijn gezin in Wenen steunen, maar tot een hereniging zou het niet komen. Op 21 juli 1947 sloeg het noodlot toe. Otto was aan het werk in de wasserij toen een centrifuge, bedoeld om de was te drogen, uit elkaar sprong. Otto raakte hierbij zeer zwaar gewond. Zijn ene been werd afgerukt, het andere zwaar gekneusd. Otto werd naar het ziekenhuis aan de Torenlaan vervoerd. Daar overleed hij korte tijd later. Hij werd op 24 juli 1947 op de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Wijkamplaan begraven.
Huisgenoot Tjibbe Boersma liet een overlijdensbericht in de Baarnsche Courant plaatsen en de vakbond waarvan Otto lid was plaatste een In Memoriam in hun tijdschrift 'De Fabrieksarbeider, orgaan der vereniging voor arbeiders'.
![]() |
| (De Fabrieksarbeider, orgaan der Vereeniging van Arbeiders, 9-8-1947) |
![]() |
| (Baarnsche Courant 25-7-1947) |
Een drama voor het gezin Jirkü. Echtgenote Hedwig en zoon waren nu volledig aan hun lot overgelaten. Daar kwam ook nog bij dat eind 1944 de Nederlandse regering in ballingschap in Londen alle Duitsers in het Nederlands koninkrijk tot vijandelijke onderdanen had verklaard. Direct na de bevrijding nam de overheid alle bezittingen van Nederlandse Duitsers in beslag, ongeacht hun politieke voorkeur of gedrag tijdens de oorlog. Ook Duitsers die al decennia lang in Nederland woonden werden hier niet van gespaard. Zelfs Joden die uit Duitsland naar Nederland waren gevlucht kregen te maken met deze anti-Duitse maatregelen. En ook het gezin Jirkü kreeg hiermee te maken.
Moeder en zoon hadden volgens de ongevallenwet 1921 recht op ongevallenrente, maar aangezien het gezin als vijandelijke onderdanen waren verklaard, werd die ongevallenrente direct in beslag genomen.
![]() |
| Hedwig en zoon hebben recht op ongevallenrente, maar uitbetaald wordt er niets. (Coll. Nationaal Archief) |
Bovengenoemde brief moet Hedwig recht in het hart getroffen hebben. Echtgenoot Otto Jirkü heeft zijn leven gewaagd voor Nederland tijdens de oorlog. Als dank krijgt zijn weduwe geen ongevallenrente uitgekeerd. Hedwig kon echter in beroep gaan tegen deze beslissing. Zij moest bewijzen dat zij en haar echtgenoot tijdens de oorlog niet fout waren.
Op 14 augustus 1948 schreef Hedwig een brief aan het Nederlands Beheersinstituut. Ze beschreef nogmaals hoe hoog de nood was. Zij moest zelfs haar kleding en meubels verkopen om rond te kunnen komen.
Er werd onderzoek gedaan naar de politieke antecedenten en activiteiten van Hedwig en Otto. Het onderzoek viel positief uit. De rente werd niet gezien als vijandelijk vermogen en Hedwig had recht op uitkering. Maar zoals vaak het geval is, ambtelijke molens malen langzaam, maar de nood is hoog. Tjibbe Boersma, huisgenoot van Otto op Mauvestraat 4c besloot een brief te sturen aan het Nederlands Beheersinstituut in Amsterdam om hen aan te sporen tot spoedige uitkering van de rente.
![]() |
| Brief van Tjibbe Boersma aan het Nederlandse Beheersinstituut Amsterdam. (Coll. Nationaal Archief) |
Hij schreef op 22 september 1948 aan het Nederlandse Beheersinstituut te Amsterdam:
Betreffende de ongevalsuitkering aan Hedwig Jirkü, weduwe van Otto Jirkü, neem ik de vrijheid mij door deze tot U te wenden met het volgende:
De Weduwe Jirkü, die enige dagen bij mij vertoeft heeft, heeft via het Nederlandse Consulaat te Weenen verzocht haar rente uitbetaald te krijgen ondanks haar nationaliteit, welk verzoek door de Nederlandse Consul te Weenen is goedgekeurd en doorgestuurd naar de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam. Tevens is haar door genoemden Consul medegedeeld, dat op grond van bijgevoegde politieverklaring de rente niet als vijandelijk vermogen behoeft te worden beschouwd en dus als zodanig vrijgegeven zou kunnen worden.
De Rijksverzekeringsbank berichtte mij, dat zij het verzoek benevens de goedkeuring uit Weenen hadden ontvangen en naar U doorgestuurd; reden, waarom ik mij tot u wend met het verzoek mij te willen mededelen of op het verzoek van de weduwe Jirkü goedkeurend is beslist. De weduwe verkeert momenteel in Weenen in tamelijk zorgelijke omstandigheden, en ik zou gaarne zien dat zij, als weduwe van een man die, geprest tot dienstneming bij de Duitse Weermacht, ontzaglijk veel goed heeft gedaan aan Nederlanders die getrouw bleven aan het oude Gezag, het door deze geldelijke ondersteuning wat lichter krijgt.
Ik moge U tevens en waarschijnlijk ten overvloede nog een afschrift doen toekomen van de politieverklaring, het ongevalsformulier van de R.V.B. en de brief die haar door laatstgenoemde instantie is gestuurd betreffende de vrijmaking van het bedrag.
In afwachting van uw antwoord en U hiervoor bij voorbaat dank zeggend, teken ik,
met hoogachting,
Tj. B. Boersma
Als bijlage stuurde Boersma een afschrift van een verklaring van de gemeentepolitie Baarn mee, getekend door de toenmalige burgemeester Van Beeck Calkoen.
![]() |
| (Coll. Nationaal Archief) |
Het Nederlands Beheersinstituut was nog altijd niet overtuigd van de 'onschuld' van Otto en Hedwig. Op 8 november 1948 werd het Office of Military Government for Germany (U.S.) in Berlijn gevraagd naar de politieke antecedenten van Hedwig Jirkü.
![]() |
| (Coll. Nationaal Archief) |
Op 16 oktober 1948 werd ook de Consul der Nederlanden in Wenen aangeschreven met het verzoek om de politieke betrouwbaarheid en de gedragingen van de betrokkenen tijdens de oorlog bekend te maken.
![]() |
| (Coll. Nationaal Archief) |
Op 17 november 1948 kwam er positief bericht uit Berlijn. Er werden geen bezwarende feiten gevonden.
Op 13 januari 1949 schreef de Rijksverzekeringsbank opnieuw naar het Nederlands Beheersinstituut, afdeling ontvijanding. Ze schreven dat ze nog steeds geen positief antwoord mochten ontvangen betreffende de uitkering van rente aan Hedwig Jirkü en verzochten nogmaals om spoedig te antwoorden.
Op 25 februari 1949 volgde eindelijk de bevestiging van het Nederlands Beheersinstituut. De Rijksverzekeringsbank mocht overgaan tot uitkering. Hedwig ontving met terugwerkende kracht vanaf 22 juli 1947 f. 1,95 per werkdag, waarbij zondag niet als werkdag beschouwd werd. Voor haar zoon Otto Hans bedroeg de bijdrage f 0,98 per werkdag. De uitkering voor haar zoon gold tot zijn zestiende verjaardag, dus tot 24 februari 1948.
![]() |
| (Coll. Nationaal Archief) |
Overigens werd er op de uitkering nog wel even f. 25,00 in mindering gebracht voor gemaakte kosten door het Nederlands Beheersinstituut. De Rijksverzekeringsbank diende dit bedrag over te maken aan het Beheersinstituut en in mindering te brengen op de uitkering aan de weduwe Jirkü.
![]() |
| (Coll. Nationaal Archief) |
Ik ben nu bijna geneigd te zeggen: Eind goed, al goed! Bij mij blijft echter een zeer onbevredigd gevoel hangen. Hoe is het mogelijk dat in deze situatie de weduwe in zo'n ambtelijke molen verstrikt raakte. Haar echtgenoot waagde zijn leven voor zijn medemens in Baarn. Natuurlijk moest er zorgvuldig omgegaan worden met het in beslag genomen vermogen van foute Duitsers en consorten, maar dit is toch allemaal wel erg pijnlijk.
Nu, in 2022, is Otto Jirkü en zijn ellende allang vergeten, maar door het terugvinden van het korte krantenberichtje in de Baarnsche Courant kon ik hem toch nog een beetje herdenken.
Tot slot wil ik nog een oproep plaatsen. Zijn er nog mensen die herinneringen hebben aan deze gebeurtenissen? Ik denk bijvoorbeeld aan nabestaanden van Tjibbe Boersma of nabestaanden van medewerkers en directie van wasserij Van de Veen.
Dank aan het Nationaal Archief voor scannen van de documentatie over het gezin Jirkü-Majer.


.jpg)








.jpg)








