Vader en Bep Staal met een parachutes waarmee containers werden afgeworpen boven Eemnes |
Rinke Tolman vertelde op 07-05-1955 het navolgende verhaal over: " Bep Staal 1940-1945 en café Schippers Welvaren":
Toen de Duitsers in 1945 de piek schuurden,
braken de spanningen van vijf hachelijke jaren. Persoonlijk had ik toen het
gevoel, alsof mij als ongelofelijk rijke genadegift een nieuw leven werd
geschonken. Er waren allerlei Duitse instanties, die, naast elkaar werkend,
het in de periode voor de definitieve nederlaag van de vijand op mijn vrijheid
en leven hadden voorzien. Je kroop ‘s nachts als een achtervolgd dier in
ondergrondse ruimten of andere veilig geachte schuilplaatsen, maar je paste
niet altijd op je tellen en dat leidde dan tot gevangenschap, gevolgd tenslotte
door "Entlassung", nieuwe arrestaties, ontvluchting enz. De
overvalwagen dook op onverwachte ogenblikken steeds opnieuw weer op. En toen
kwam die middag, dat de motorfiets van één der dorpsdokters voor mijn deur
stopte. Ik zat net met mijn vrouw te eten. Het gezicht van de medicus stond
zeer ernstig. “Onmiddellijk vluchten", ried hij aan. “Vannacht of vanavond
komt de Silbertanne in Soest. U staat op de lijst. De namen van de anderen
kennen wij niet." Toen sloeg zijn motor weer aan en even later verliet ik
zelf mijn woning.
Bep kijkt uit het raam van de schoolzolder |
Langs sluippaadjes bereikte ik de mij
vertrouwde Eempolders en belandde op een laat tijdstip het troosteloos donker
geworden Amsterdam. Naderhand hoorde ik, dat tegen het middernachtelijk uur de
moordauto voor mijn deur had stilgestaan, weer was vertrokken, nadat bleek,
dat noch mijn vrouw, noch ik aanwezig was, en dat vijf van mijn plaatsgenoten
door een schot in de nek op straat waren doodgeschoten. Zo was voor duizenden
in den lande de bezetting een aaneenschakeling van angsten, zorgen en
bedreigingen, honger, dood en verderf en pas toen de Canadese kranten
verschenen met op de voorpagina slechts negen, maar alleszeggende, geweldig
grote hoofdletters, ALL IS OVER (“alles is voorbij"), viel het, voor velen
haast niet meer te dragen, zware pak van de schouders. Zelf reageerde ik op de
herwonnen dierbare vrijheid en het mij opnieuw geschonken leven, dat ik altijd
èn om zijn zonnige vreugden èn om zijn slagschaduwen van zwart leed
hartstochtelijk lief heb gehad, door mijn zwerflust nog ongebreidelde bot te
vieren èn . . . visserman te worden. Dit laatste was niet de uitkomst van
denken en redeneren. Het kwam "vanzelf". Op zichzelf beschouwd, is
dit een voor anderen weinig belangrijke mededeling, maar voor mijzelf betekende
het atavismeverschijnsel, de behoefte aan uitleving van mijn hengelaarsdriften,
die ik misschien erfde van zeer verre voorzaten, heel veel. Zo koos ik dan
vooral de Eemnesser polders, dit wonderlijk rijke landschap met zijn vrijheid
suggererende, mateloos verre kimmen en voortreffelijke viswateren tot
operatieterrein. Er zijn sommige landgenoten, die twee vaderlanden hebben:
Nederland en Frankrijk. Zelf heb ik er drie: de beide genoemde en het wijde
steppenlandschap, dat een groene, grazige wereld op zichzelf is. Over mijn
vispartijen en zwerftochtavonturen weid ik nu niet uit, omdat ik het ditmaal over
mensen wil hebben.
Moeder staal met uitgeworpen container |
Daarom is het volstrekt nodig u te vertellen, dat
ik, na soms acht uur of langer op de been te zijn geweest, meermalen voor 't
vertrek van de laatste bus naar Baarn met een vriend of soms op mijn eentje in
alle eer en deugd de vermoeienissen van de dag wegdronk in Schippers Welvaren,
het café van G. Staal.
Bep en haar broer kijken naar een revolver een buit uit "Hof van Holland" 10 jaar later |
Dit staat vlak bij het haventje aan de
Wakkerendijk, het begin- of eindpunt van de Eemnesser Vaart, die naar het
sluisje leidt, dat toegang geeft tot de Buitenvaart, die weer in de Eem
uitloopt. In dat café ontmoette je soms zeer singuliere lieten, die dus erg
boeiend waren, maar vooral interesseerde het mij, dat het hele gezin Staal zich
tijdens de oorlog opmerkelijk moedig had gedragen. Dit trof mij zozeer, dat ik
zelfs in mijn in 1950 verschenen natuurhistorisch boek: “Landschappen en
seizoenen" (deel I: Lente") niet kon nalaten dit feit althans in een
drietal regels te memoreren. Berichtgevers, die grotendeels buitenstaanders “waren,
onthulden mij aanvankelijk wel enkele bijzonderheden, maar het duurde intussen verscheidene
jaren, voordat ik mij een beeld kon vormen van de bedrijvigheid, die vader en
moeder Staal, Wim, Wout en Gerard, de drie zoons, en Bep, de dochter, hadden
ontplooid. Zij waren karig met hun woorden, wilden over het verzet, dat zij de
Duitsers boden, geen ophef maken en vonden eigenlijk elk woord van lof
overbodig en overdreven. Het moeilijkst was Bep aan 't praten te krijgen.
Trouwens, die hield zich in 't café meestentijds achteraf en wanneer er
verscheidene bezoekers waren, kwam zij doorgaans helemaal niet voor de dag.
Beter trof ik het soms, wanneer ik in Schippers Welvaren als enige gast verscheen.
Dat gebeurde zo nu en dan, als hardnekkige regen mij van de oevers der waaien
verdreef.
Wout Staal in de wapenopslag |
Het was prettig met haar te spreken. Zij had
alleen maar gewoon lager onderwijs genoten, maar zij was intelligent en had
graag gestudeerd zoals haar broer Gerard, die doctorandus in de economie is.
Haar gezondheid was echter tijden lang nogal labiel en zo kwam ervan verder
leren niets. Belangrijker was echter vast te stellen, dat Bep een grote
innerlijke beschaving en geestelijke gratie bezat. Zelfs als ik met haar alleen
was, zorgde zij ervoor, dat het verzet slechts bij tijd en wijle en zeer
terloops ter sprake kwam. Zij liet dus weinig los en als zij zich in een
onbewaakt ogenblik iets liet ontglippen, cijferde zij zichzelf volkomen weg.
Anderen, haar broers en ouders, hadden veel meer gedaan dan zij zelf, vond zij steeds.
En toen ik eens het plan opperde het een en ander te publiceren over de flinke
houding, die de Eemnessers in de strijd tegen de bezetter hadden aangenomen,
een houding, die stellig ook tot de verbeelding van de jeugd zou spreken,
kantte zij zich daartegen met hand en tand, voor zover het haar eigen aandeel
in die strijd betrof.
Jack Preston |
Ook ditmaal plaatste zij zichzelf - en elk
zweem van pose was hieraan vreemd - weer op de achtergrond en prees wat anderen
· allemaal hadden gedaan. “Modest, unselfish, courageous" (“bescheiden,
onbaatzuchtig, moedig"), ziedaar de woorden waarmee Preston tegenover mij
voortdurend Bep's houding kenschetste.
Er was nu een flinke bres in haar betonnen
vesting geschoten, zoetjes aan wist ik die nog meer af te brokkelen en
tenslotte kreeg ik toestemming om mij bij een volgend bezoek door een fotograaf
te laten vergezellen, die een en ander, dat aan het Eemnesser verzetswerk
herinnerde, zou vastleggen. Zij handhaafde echter haar beding: op mijn erewoord
moest ik beloven - anders zou zij mij haar hele leven lang niet meer aankijken
- dat ik niet te uitsluitend het accent zou leggen op wat ik als haar
verdiensten beschouwde. Deze toezegging doe ik natuurlijk gestand, maar niemand
zal het mij euvel mogen duiden, wanneer ik, o.a. puttend uit geallieerde
documenten, een uiterst sober relaas geef van onloochenbare, historische
feiten.
Eemnes in 1955 |
Wat gebeurde daar in het landelijke, rustige
Eemnes tijdens de vijf oorlogsjaren? Hetzelfde wat er geschiedde in duizenden
andere plaatsen in Nederland en in al de andere landen, die door Hitlers
heirscharen onder de voet waren gelopen. Mensen, die uit de meest uiteenlopends
standen werden gerekruteerd, sloten zich, voortgestuwd door eenzelfde ideaal,
spontaan bij elkaar aan om de vijand, die alle oorlogswetten schond, afbreuk te
doen. Zo ontstonden her en der verzetskernen; oud en jong, arm en rijk, man en
vrouw vonden elkaar om vrijwillig de strijd tegen een wrede onderdrukker aan te
binden. Zij namen alle risico's op zich, verbonden aan hun illegale werk:
gevangenneming, martelingen, terechtstellingen. De verzetsgroep in Eemnes,
waartoe geheel de familie Staal behoorde, werkte nauw samen met die van Laren
en Blaricum.
Het werk van de Gooise verzetsmannen was zeer
veelzijdig. Zij belastten zich onder meer met het vervoer van geallieerde
vliegers, die boven ons land waren neergestort. Dezen werden naderhand na
avontuurlijke en hachelijke reizen via verschillende Europese landen naar
staten gebracht, van waaruit zij zich weer naar Engeland konden begeven. Aan
die riskante tochten ging echter veel voorbereidend werk vooraf. De vliegers,
die levend, maar soms gewond, met hun valschermen hun toestellen hadden kunnen
verlaten, werd voorlopig op onderduikadressen huisvesting verleend.
Verscheidene van hen belandden er in de woning van de familie Staal, waar zij
zich schuilhielden, totdat het ogenblik was aangebroken, waarop zij via België
getransporteerd werden naar ver afgelegen neutrale landen. Zij moesten
natuurlijk van burgerkleding worden voorzien, er moesten pasfoto's worden
gemaakt' en distributiekaarten uitgereikt. De uniformen en alles wat verder aan
hun militaire status herinnerde, werden op geheime plaatsen bewaard.
Eddy Kryskow |
Bep bezocht de ouders van Segt. Merees |
Op 7 okt. 1954 trouwde Bep met Jaap Vos |
Het is uit geallieerde bron, dat ik voor het eerst te weten ben gekomen, dat de opofferingsgezindheid van Bep en haar vurige ijver voor de moede zaak ertoe leidden, dat haar gezondheidstoestand tijdens de oorlog een hele tijd zeer wankel was. Haar longen waren aangedaan, door zij te veel van zichzelf vergde. Zo was zij bij zekere gelegenheid, toen Duitsers nasporingen verrichtten, genoodzaakt een half uur lang tot de schouders toe onbeweeglijk in ijskoud water te staan. Zij kwam toen te liggen, maar haar levendige geest en dadendrang maakten dat zij herhaaldelijk tegen de medische regels zondigde en haar ziekenkamer, die vaak een verzamelpunt van verzetsstrijders vormde, de rug toekeerde. Uit die tijd dateert ook de nu nog goed te lezen inscriptie in de vensterbank aan de buitenkant van Staal 's woning: Hoofdkwartier van Beppie". En daaronder schreef Kryskow (Eddy), die tijdens zijn verblijf in Eemnes behoorlijk Nederlands leerde schrijven en spreken: “Vlug, vlegel". Hij gaf daarmee te kennen: “Als de weerga naar je bed!".
Dick Buys |
Johannes Morren |
Bij ons recente bezoek, in gezelschap van Wout
Staal, tijdens de oorlog sectiecommandant in Eemnes, zagen wij daar in een
schitterend gemaskeerde ruimte nog tal van containers liggen. Het hoofd van de
school, Gerardus Johannes Morren, laadde door het afstaan van de bergruimte een
grote, gevaarlijke verantwoordelijkheid op zich. De bezetting van de school
door de Duitsers riep op zeker ogenblik een weergaloos moeilijke toestand in
het leven, maar nooit zijn zij erachter gekomen, welke geheimen de donkere
zolderruimten boven hun hoofd verborgen: De "medeplichtigheid" aan de
handelingen van de verzetslieden zou meester Morren bij ontdekking door de
Duitsers het leven hebben gekost. Maar zijn devies was nu eenmaal: “Pro Deo, Regtna,
Patriaque" (“Voor God, Koningin en Vaderland"). Hij was nu eenmaal
een onverschrokken man, een kerel uit één stuk, een patriot van het zuiverste
water. Als onderwijzer negeerde hij alle verordeningen van de Duitsers en
bovendien had hij de moed de Amerikaanse luitenant-vlieger John Quinn van 26
November 1944 tot het einde der vijandelijkheden in zijn gezin op te nemen.
John Quinn |
Tijdens een razzia kreeg hij de Duitsers over de vloer; maar de schuilplaats
van de Amerikaanse officier was zó voortreffelijk aan het scherpst spiedend oog
onttrokken, dat een ontdekking achterwege bleef. Helaas stierf meester Morren
kort voor de bevrijding (22 Maart 1945}. Aan zijn graf stond, alle gevaren
trotserend, John Quinn. Slechts enkele episodes vermeldde ik. Ik had nog kunnen
uitweiden over de verzorging van massa's onderduikers, waaronder vele Joden,
over het gulhartig schenken van geld en goed door de Eemnesser boeren, over het
terug stelen van "weermachtskoeien", opdat armen, ouden van dagen en
patiënten in ziekenhuizen en sanatoria daar baat bij zouden hebben, over het
uitvoeren van opdrachten, waaraan groot levensgevaar was verbonden (het vervoer
van Den Helder uit van documenten betreffende de Duitse kustverdediging), over
het wegkapen van revolvers uit Duitse officiersjassen in het Hilversumse ,,Hof
van Holland". Enz. enz. Al deze feiten - en tal van handelingen, die ik
niet vermeldde - weerspiegelen de heldenmoed van vele mannen en vrouwen in
Eemnes.
Een soortgelijke gezindheid was een stuwende
kracht in tal van andere plaatsen. Slechts de namen van enkelen, die ik ken,
noemde ik. Vele duizenden ongenoemde gedroegen zich even dapper en onvervaard.
Zij hielden de eer van Nederland hoog. Hun leven niet achtend, lieten zij zich
leiden door een ideaal, omdat zij niet anders konden, De bedrijvigheid van al
die stille, verbeten vechtende helden werkte op de Duitsers demoraliserend en
noodzaakte hen voor de bestrijding van degenen, die zo moedig weerstand boden,
vele tienduizenden mannen aan de rechtstreekse oorlogvoering te onttrekken.
Bron:
Rinke
Tolman de Spiegel 07-05-1955Geplaatst door L.J.A.Bakker
http://www.grijsvuur.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter