donderdag 30 augustus 2018

Laatste deel "Voor de goede orde deel 7 "



LIEF EN LEED
Bij de geboorte van Prinses Beatrix op Paleis Soestdijk be­reikte de onderlinge rivaliteit tussen de Baarnse en Soester gemeenschap een bedenkelijk hoogtepunt. Op nog geen honderd meter van elkaar werden toen boven de Amster­damsestraatweg spandoeken gehangen, waarin zowel Baarn als Soest claimden, dat er in hun gemeente een prinsesje zou zijn geboren.
Een voor buitenstaanders onbegrijpelijke na-ijver, die van­daag de dag nog voortleeft. Ondanks dat het rijk en ver­keersborden de ligging van het paleis in Baarn duidelijk aangeven. Het is in het officiële vlak ook nog eens een keer aan de orde geweest, toen bij de aanleg van de spoorlijn van
Baarn naar Utrecht onze gemeente tevergeefs bezwaren maakte tegen de keuze van de naam Station Soestdijk bij de halte aan de van Weedestraat.
Wat waren ze in Soest voor en in de oorlogsjaren niet trots, dat men daar wel een ambulance voor het gewondenvervoer had, terwijl Baarn nog altijd voortsukkelde met een ... drie­wielerfiets met bak. Waarop de Baarnaars overigens het antwoord niet schuldig bleven, want was hier immers niet een eigen ziekenhuis! Terwijl men in Soest daarvoor op Amersfoort terug moest vallen.
Die gewraakte driewieler stond in gereedheid op het politie­bureau in de Stationsweg. Particulier mocht ook het Rode Kruis de brancardfiets wel gebruiken en dan zag men er Geuchies mee rijden. De politie rukte er mee uit om ver­keersslachtoffers en personen, die naar het ziekenhuis moesten worden vervoerd op te halen.
Wel eens op zo'n kar gereden? Geloof maar, het lijkt een­voudiger dan het is. Met name het besturen - en welke poli­tieman of -vrouw wil niet op het rechte pad blijven? - le­verde moeilijkheden het evenwicht te bewaren. Zeker wan­neer de bak beladen was. Wat voor benauwde momenten zorgde.
Pas aan het einde van de oorlog zorgde een plaatselijk gara­gebedrijf voor een auto-ambulance in Baarn. Eenmaal hier werd er echter voornamelijk voedsel mee opgehaald uit de noordelijke provincies. Wat uiteraard geheel buiten het poli­tieapparaat omging.
De bestuurder van die driewieler was tevens in het bezit van een fluit, om op te blazen wanneer er gewaarschuwd moest worden. De meeste verkeersongelukken, waarbij het vervoermiddel ingeschakeld werd, gebeurden in die tijd op de Amsterdamsestraatweg en (zeker op die hoek) van de van Heemstralaan.
* * *
Die grote installaties met verkeerslichten op de twee drukke Baarnse kruispunten waren er overigens niet altijd. Bij Trier werden bijvoorbeeld omstreeks 1967, toen de geboorte van een prinselijke baby nabij was, eerst proeven genomen met een mobiele constructie. Vier rijen stoplichten, welke door een politieman aan de kant van de weg radiografisch bediend moesten worden.
Links boven: De meldkamer kreeg een imposante installatie. Links onder:
Snelheidscontrole aan De Geerenweg 
Rechts: KeesKortland met de politiehond Rudi. Een langjarige combinatie.
Ook aan het eind van de Drakenburgerweg werd zo'n proef genomen, hoewel daar dus nog altijd geen installatie gekomen is. Onder het motto: Baarn is een dorp en moet een dorp blijven.
* * *
Het regelen van het verkeer vergde dagelijks veel tijd en inzet van de Baarnse politie. Daarnaast controles bij automobi­listen, die wel of niet te veel alcohol gedronken hadden. Wel of niet te hard reden, of welke aard ook. Zelfs het 'zware' verkeer kreeg regelmatig met politioneel toezicht te maken. Trouwens als men de roddel op het bureau geloven moest, stonden er een keer twee Baarnse brigadiers op het kruispunt Trier alleen om de minister van Buitenlandse Zaken van ROOD China door het RODE licht te laten rijden.
Spectaculair waren - soms helaas niet zonder gevolgen - talrijke wildwest tonelen bij achtervolging van voortvluch­tige auto's. Hoeveel doden en gewonden er in dat verkeer op Baarns grondgebied (vergeet de Rijksweg niet) gevallen zijn, zullen we maar niet uitzoeken. Het grootste aantal gewonden bij één verkeersongeval was overigens 18, toen in 1972 een autobus na een bezoek aan Herberg de Roskam zijn reis niet zonder brokken wist te vervolgen.
Iedere dag gebeurden er wel een of meer aanrijdingen. Soms alleen met blikschade, helaas ook te vaak met gewonden waarvoor de assistentie van een ambulance ingeroepen moest worden. De schuldvraag, het verzekeringswerk en helaas ook de gevallen waarbij de schuldige doorreed en dus door de politie opgespoord moest worden.
Ernstige zaken, maar ook andere voorvallen waaraan men achteraf zelfs nog met een lach terugdenken kan. Zoals die keer dat een bestuurder zo weinig uitzicht op de rijksweg had, dat hij via de berm in een sloot terecht kwam. Goed, het was mistig, maar de ernstigste belemmering bleek te zijn veroor­zaakt doordat de man veel, maar dan ook veel te veel gedronken had.
Tegen de toegeschoten hulp van twee Baarnse agenten wist hij dan ook in nauwelijks te verstaan gemompel niets beters te gebaren dan: laat mij maar zitten. Omdat de voorwielen van de auto behoorlijk de sloot ingeschoten waren en het water zo'n verblijf allesbehalve aangenaam maakte, vonden de helpers dat dit niet kon.
Links: Hoeveel groepen hebben in het kader van de voorlichting het Baarnse politiebureau van binnen bekeken?
Rechts: Bij de bankoverval in de Nieuwstraat lieten de daders een ladder achter.
Zelfs toen de kraanwagen arriveerde om de wagen weg te slepen, zat de bestuurder echter nog steeds op z'n plaats. Hoewel hij waarschijnlijk zelf daar nauwelijks weet van had. Er bleef niets anders opzitten voor het tweetal, dan de man tegen wil en dank er maar uit te tillen.
Daarvoor moesten zij wel met een been het water in. Nummer een nam de automobilist onder de armen, de ander bij de voeten. En toen ... lukte het tillen wel, maar de tweede agent zag tot zijn grote schrik de benen van het slachtoffer langer en langer worden. Tot hij uiteindelijk twee prothesen in zijn handen had!
* * *
Enkele inspecteurs volgden hun chef als korpsleider op, zoals Dragt en Amelung. Anderen promoveerden naar elders, waarvan Schuerveld Schrijver en Wildeman (resp. naar Heemstede en Tiel). Hoewel er al vrouwen bij de admi­nistratie gesignaleerd waren, kreeg Baarn op 1 mei 1985 de eerste vrouwelijke politieagente aan het korps toegevoegd, namelijk José Karnebeek.
Veel werk werd er voor preventie en voorlichting verzet. De tijd dat er een geheimzinnig waas over het politiewerk hing, was verleden tijd en met name de huidige adjudant S. Verkade wist bij de burgerij de juiste toon en weg te vinden. Opvoeden begint al jong en terecht richtte men zich ook hier vooral tot de scholen.
Verkeersonderwijs was al geen onbekende meer. Maar ook de hele kleintjes werden niet vergeten. Zo'n 350 peuters van zes plaatselijke kleuterscholen hebben eens op de tribune van het hoofdveld op het sportpark 'ter Eem' naar een demon­stratie met politiehonden zitten kijken. Uiteraard aangepast aan de jeugdige leeftijd van de kijkers. Maar georganiseerd door de afdeling Voorlichting van de Baarnse scholen. Hoe vaak trok men niet naar de scholen en omgekeerd kwamen de scholieren op het politiebureau op bezoek?!
In 1978 werd gestart met een wijkdienst in Baarn, eerst zelfs bestaande uit vier agenten. Later liep dat aantal steeds verder terug, maar de 'wijkzusters' (zoals de collega's wel eens smalend zeiden) zorgden vooral op sociaal terrein voor een wel zeer directe wijze van dienstverlening.
Ach, er waren ook wel eens andere geluiden. Wat te denken van die politieman, die in zijn nachtdienst tijd vond een tuintje om te spitten. Een schril contrast met de noviteit, welke op 26 maart 1987 gerealiseerd werd bij de Baarnse politie, toen brigadier J. W. V. Stalenhoef die dag zijn rech­tenstudie succesvol afsloot met het behalen van de titel 'meester in de rechten'.
Links boven: Een ezel, als BAB alleen te berijden door Jonge agenten? 
Links onder: Met melk(wagen) meer mans? 
Rechts: Niet gek als dienstfiets met Simon Verkade achter het stuur.
Populaire namen kwamen er ook, zo noemde rijp en groen al gauw de nieuwe dépendance naast het politiebureau de 'Kleuterschool de Blauwe Bies'. Waaraan de blauwgeverfde bovenrand langs het gebouw wel niet onschuldig geweest zal zijn. Terwijl de meldkamer in 1979, toen een bepaalde briga­dier er zijn plaats innam, door de collega's omgedoopt werd in 't Adelerhofje'.
Helaas is zo'n opsomming 'Lief en Leed' (zoals dit hoofdstuk aankondigde) uiterst beperkt gebleven. Er zou wel een volledig boek over te schrijven zijn. De aanduiding is overi­gens niet toevallig gekozen. Binnen het politiekorps Baarn is de term 'Lief en Leed' gebruikt als naam voor een gezamen­lijk 'potje'. Geen wonder dat deze spaarpot, welke bij bepaalde gelegenheden aangesproken wordt, een respecta­bele omvang heeft aangenomen.
Op de laatste julidag van 1948 werd in het politiebureau afscheid genomen van een deel van de 'oude garde'. Mannen als J. Boelens (uit Leiden) en W.A. van Breda (uit Venlo) waren er in maart 1919 al bijgekomen. De Hagenaar W. v.d. Pol kwam enkele maanden later in Baarn.
De heer A. Krikke had bij dit afscheid de rang van adjudant bereikt. Juist toen enkele anderen, die nu ook aan hun afscheid toe waren, - J.F. Weusthof, H.M. van Kleeff, L. van 't Hof en K. Vier egge - in 1919 naar Baarn kwamen, was Krikke hier bevorderd tot agent 3e klasse.
Op die afscheidsdag in juli viel uiteraard ook de naam van M. v.d. Goot nogal eens. Destijds in 1919 was hij ook (uit Wageningen) naar Baarn gekomen. Maar in 1943 was hij door de bezetters gevangengenomen en helaas is hij niet meer levend uit dat concentratiekamp in Duitsland teruggekeerd.
Eigenlijk had hij dit afscheid mee moeten maken, vond men. Nog een belangrijke naam bij dit afscheid: C. Peper, ook een van die oude getrouwen die toen naar Baarn gekomen was. In mei 1919 vierde P.J. Puymbroeck in ons gemeentelijk korps trouwens zijn 25-jarig dienstver­band.


 Links boven: 'Kleuterschool De Blauwe Bies' werd de semi­permanente uitbreiding bij het Oranjepark oneerbiedig genoemd.
Links onder: Aan de achterzijde kwam een fietsenstalling en werden ook de gevonden exemplaren gezet.
Rechts: Bekende gezichten uit een recent verleden: (rechtsboven) hoofdinspecteur Backer en verder de adjudanten v. Beest, Bouma (en onder) Mommers en Hansma.
NIET ONDER STOELEN OF BANKEN
Hebt u destijds ook Stanley H. gezien in dat geruchtmakende interview bij Sonja in haar Tv-programma? Misschien was u er net zo verontwaardigd over als enkele Baarnaars bij politie en de Middenstandsbank die avond. Zij wisten te goed wat deze zware crimineel, die kort daarvoor uit de Bijlmer­bajes was gevlucht, bij deze Baarnse bank op zijn geweten had.
Baarn kan zich er zelfs op beroepen dat deze persoon zes jaar na de eerste overval op donderdag 24 april 1975 nog eens in dezelfde NMB-bank (toen nog in de Nieuwstraat) binnen wist te komen. Er vielen toen diverse gelijkenissen te trekken met die eerste keer: de manier waarop de daders binnen wisten te komen, het opwachten van het bankpersoneel en meer van die professionele trekjes. Later zou worden bevestigd, dat het overigens niet hetzelfde drietal van die eerste keer is geweest. De buit was die laatste maal helaas belangrijk hoger. In 1976 maakte men meer dan één ton buit, bij de tweede bankroof ging men er met bijna zes ton van door.
Eerlijk gezegd was die eerste overval voor Baarn onoplosbaar geworden. Er waren geen aanknopingspunten meer, de akten leken te zijn gesloten. Tot bij een onderzoek in Delft drie jaren later een aantal arrestaties werd verricht, waaronder deze Stanley H. Hij bekende liefst 49 overvallen, waaronder bij de Middenstandsbank in Baarn.
Dat zorgde voor heropening van de zaak, waarbij ook nog een Scandinaviër en een derde persoon aangehouden werden. Bij de veroordeling vielen straffen tot 7 jaar.
Tot op 20 januari 1982 met diezelfde Stanley H. een nieuwe overval op diezelfde bank in de Nieuwstraat plaatsvond. Direct vielen gelijkenissen met de eerste keer op. Via een rooster had men zich toegang weten te verschaffen tot de niet in gebruik zijnde bovenverdieping van de bank. Daar werd een gat in de vloer gemaakt en vervolgens een doorgang in het plafond van de bankruimte.
Het zal voor het drietal - een vierde bleef buiten posten bij de auto - niet moeilijk geweest zijn zich naar beneden te laten zakken. Volgens draaiboek konden zij daar op de komst van het personeel wachten. Twee bleven voor bewaking van de bankemployees, de derde ging met de man die over de sleutels beschikte naar de kluisruimte.
Waarschijnlijk zijn de daders vrijlaat in de nacht (anders gezegd vroeg in de morgen) binnen gedrongen. Dat zij rustig op de dingen die zouden komen gewacht hebben, blijkt wel uit het feit dat in het aangrenzende keukentje stille getuigen te vinden waren van kopjes koffie en een biertje welke tijdens dat wachten genuttigd moeten zijn.
Diezelfde rust toonden zij ook, toen het kantoorpersoneel - naast de beheerder bestaande uit twee jonge mannen en twee dito vrouwen - binnen waren. Nimmer raakten de da­ders in paniek, integendeel zij gedroegen zich zeer rustig, spraken behoorlijk Nederlands en waren zelfs tot op zekere hoogte vriendelijk te noemen.
Wat niet wegneemt dat zij met revolvers gewapend waren en om signalementen te voorkomen de gezichten bedekt hadden met bivakmutsen. Twee grijze en een rode, modern uitge­voerd met klepje. Het personeel werd gevoerd naar de toiletten en het halletje ervoor, de man met de sleutels moest mee naar de kluisruimte.
Daar gingen twee kluizen open, evenals de nachtkluis. Ook uit geldtassen werd de inhoud meegenomen, tegen de gewoonte in was er die morgen veel geld in huis. Een kleine zes ton werd in totaal buitgemaakt!
Waar het personeel opgesloten was, haalde men de kruk uit de deur, welke bovendien afgesloten werd. Pas bij het dicht­slaan van de buitendeur wist het vijftal dat de daders vertrokken waren. Was alles kort voor half negen begonnen, eerst om drie voor negen wist men alarm te slaan.
* * *
Dat het om 'zware jongens' ging kon de Baarnse recherche zonder veel moeite vaststellen. Men vond aanwijzingen om eens in Utrecht te gaan speuren en inderdaad kreeg men in deze stad zicht op de daders groep. Behalve genoemde Stanley H. bleken ook een Joegoslaaf en twee Hagenaars in het complot te zitten. Moeilijker was het bewijs te leveren.
Samengewerkt werd voorts met collega's in Den Haag, tot men na een paar maanden tot aanhouding over kon gaan. Eerder was al een inval gedaan in een pand aan de Oude Gracht in Utrecht, waar de heren de buit verdeelden. Helaas konden zij net voor de politie kwam de benen nemen. Op glazen overigens wel hun vingerafdrukken achterlatend.
In Den Haag was ook de leverancier van de gebruikte gereed­schappen opgespoord en achterhaalde men een daar gekochte auto, welke met 'Baarns' geld betaald was. Die aanhouding verliep overigens ook bijzonder spectaculair, omdat twee van hen naar Amsterdam wisten te ontkomen. Met een vliegtuig en volgacties per auto, en ook door tele­foons af te luisteren kon daar tenslotte de juiste locatie vast­gesteld worden.
Te pakken kreeg men hen pas door op straat een auto klem te rijden en van de schrik gebruik te maken, door hen snel te overmeesteren. Dat de heren vuurgevaarlijk waren, werd wel bewezen door de wapens, welke zij bij zich droegen en die ook wanneer nodig gebruikt zouden zijn. Die Joegoslaaf bij voor­beeld had in Zweden op politie geschoten en was daar gewa­pend een rechtszaal binnen gestapt, om na gijzeling zijn mededaders te laten ontsnappen.
Uit dat land kwamen dan ook prompt politiemannen naar Baarn, want laten we niet vergeten, dat al deze drukte ontstaan was om een in Baarn gepleegd misdrijf op te lossen.
Hoewel zij uiteindelijk in Utrecht voorkwamen - die over­brenging gebeurde om risico's te vermijden in een gepant­serde auto, wat niet zo verwonderlijk is wanneer men weet, dat al eens een muur uit een bureau gereden was voor zo'n bevrijding! - zijn de heren ook nog in Baarn gebracht. Onder meer voor stemproeven met het personeel van de bank.
De doorslag heeft uiteindelijk een anoniem gebleven getuige gegeven. Waartegen door de advocaten van de verdachten enorm veel bezwaren waren ingebracht. Wat onder meer de
Baarnse rechercheur F.J. Hanenberg in grote verlegenheid bracht. Hij werd namelijk met gijzeling bedreigd tot hij die naam zou noemen.
De rechter besliste anders, ook bij het Hoger Beroep dat later nog in Amsterdam volgde. Opnieuw een colonne met Me-begeleiding en een vliegtuig in de lucht, terwijl in de zaal evenmin risico genomen werd. In Den Haag werden nog wapens gevonden, welke in kistjes bij een Belgische fabriek (bestemd voor de Franse politie) gestolen waren.
Zelfs vanuit de gevangenis heeft de Joegoslaaf nog verder bezwaar gemaakt tegen de inschakeling van een anonieme getuige bij zo'n proces. De zaak ging tot het Europese Hof. Niet zonder succes overigens, want er werd arrest gewezen, dat een voor de verdediging onaanvaardbare anonieme beschuldiging voortaan niet meer op deze wijze gebeuren kon.
Daarom worden nu andere methodes toegepast (zoals undercover-agenten) en op cursussen, waar toekomstige rechercheurs geschoold worden, blijkt deze uitspraak nog regelmatig genoemd te worden. En dat allemaal om een zaak, welke in Baarn aan het rollen gebracht werd.
EIND GOED AL GOED
Jarenlang lobbyde Baarn bij het ministerie in Den Haag voor financiële medewerking ter vervanging van het in­middels meer dan 70 jaar oude politiebureau. Eerst zonder direct resultaat, al waren de toezeggingen hoopvol. Dat werd anders toen Baarn voor die nieuwbouw onderge­bracht werd in de tweede landelijke bouwstroom, waarvan onder meer ook Tiel, Bergen op Zoom en Delft deel uitmaakten.
Het allernieuwste politiebureau, dat aan de Eemnesserweg gelegen is.
Eind 1988 hebben de burgemeesters van zeven betrokken gemeenten hun fiat aan de uiteindelijke realisatie gegeven. Voor Baarn betekende dat overigens pas in 1990 het echte 'groene licht', waarna de feitelijke start van de werkzaamheden plaatsvond op 19 augustus 1991. Precies een jaar later kon de verhuizing gepland worden.
Weerstand in Baarn dat daarvoor een oude villa, waarin oorspronkelijk onderwijs gegeven werd, maar later de dienst ROBO (Ruimtelijke Ontwikkeling, Beheer & Onderhoud) gehuisvest was, gesloopt moest worden. Die gemeentelijke sector verhuisde naar een leegstaande school verder op de Eemnesserweg. Toen de gebroeders de Ruyter met de sloop begonnen, moesten zij in opdracht van de gemeenteraad monumentale bomen sparen. Direct na de sloop werd de grond bouwrijp gemaakt.
Met de echte bouw werd op 19 augustus 1991 begonnen en al op 5 december van dat jaar kon de eerste steen worden gelegd door burgemeester Miedema. Belangrijke data waren verder het bereiken van het hoogste punt op 12 maart 1992 en de bouwkundige oplevering vond op 30 juli van dat jaar plaats. Exact binnen de planning van 220 werkbare dagen.
De ontwerpers mevr. Adriaansen en de heer Flapper zijn als ingenieur verbonden aan het Helmonds architectenbureau Leesberg, terwijl aannemersbedrijf Gebr. v.d. Heyden uit Schaijk voor ongeveer 7 ½ miljoen gulden - een kleine acht ton duurder als gevolg van nadere prijsstellingen door de ar­chitect - de bouw realiseerde.
Het was niet uitsluitend nieuwbouw voor de politie, de uit­breiding van de brandweerkazerne en de standplaats voor de ambulance kostten de gemeente circa 1 ½ miljoen gul­den. Dat 'Baarnse kapverbod' leidde overigens tot de hui­dige markante en imposante vormgeving van het gebouw. Waarvoor de gebruikers de architect nog dagelijks dank­baar zijn.
* * *
Bij het opstellen van het bouwplan voor het Baarnse politie­bureau was van de landelijke reorganisatie nog geen sprake. Aan de hand van de schetstekening werden met hulp van het architectenbureau de gebruikerseisen geformuleerd. Daar­bij was de typisch Baarnse politieorganisatie het uit­gangspunt. Alleen de samenwerking met Eemnes en Bun­schoten, welke toen al van start gegaan was, werd mee ver­disconteerd.
Wat niet wegneemt, dat door de regionalisatie het plan toch weer aanpassingen kreeg. Het is een prachtig en functioneel gebouw geworden, met heel moderne apparatuur. Een aan­winst waar Baarn trots op kan zijn. Vanuit de receptie, waar het publiek opgevangen wordt, kunnen de gewenste politie­mensen opgeroepen worden. Zodat de bezoekers opgehaald worden en niet door het gebouw behoeven te zwerven.
Op de benedenverdieping van de rechtervleugel is de sur­veillancedienst gehuisvest. Het cellencomplex daar bestaat uit vier grote cellen, verhoorkamers, luchtplaats en techni­sche ruimten voor foto's en dactyloscopisch onderzoek.
De kledingruimte voor de surveillancedienst is een verdie­ping hoger, waarbij een scheiding voor mannelijk en vrou­welijk personeel gemaakt is. In deze vleugel is ook de re­cherche ondergebracht. In de linkervleugel op de begane grond zitten de ondersteunende eenheden en aan het einde van de gang zijn drie werkkamers voor de brandweer gele­gen.
Daarboven zijn staf-, conferentie- en vergaderlokalen, het archief, de beheersdienst (informatisering, automatisering, administratie), en ook de vreemdelingendienst en de afde­ling bijzondere wetten. Waar nodig met publieksbalie.
Op de tweede etage een kleine kantine, met aangrenzend weer vergader- en instructieruimten. De verdiepingen zijn behalve met de trap ook per lift bereikbaar. De kantine kan via vouwwanden opengeschoven worden. De hoogste ver­dieping kreeg de technische ruimten en een reservering voor opslag.
Het binnenterrein wordt met twee grote, automatisch te be­dienen hekwerken afgesloten. Daar is ook overdekte stal­lingruimte en een washok. Plus dus plaats waar de ambu­lance neergezet kan worden. Op die binnenplaats is voor de wagens een carport gerealiseerd. Bij de fietsenstalling voorts een ruimte om in beslag genomen auto's op te slaan.
Bij de politie lijkt het management 't te gaan winnen van die specifieke kwaliteiten en wetskennis, waarmee het publiek altijd geconfronteerd werd. Het is gewoon een gegeven dat de georganiseerde criminaliteit niet alleen steeds omvang­rijker wordt, maar ook het wettig gezag een slag voor wil blijven.
Nog niet eens zo lang geleden moest alles nog plaatselijk bestreden worden, het gaat allang niet meer om wat alleen in Baarn te koop is. Destijds was de mobiliteit van de mens ook zoveel geringer, nu komt negentig procent van de criminali­teit van buitenaf. De methoden zijn zo veranderd; wie dacht er vroeger bijvoorbeeld aan met een zware bumper voor de auto gewoon maar eventjes een pui in te rammen. Moet je tegenwoordig komen.
Dat vereist dat de vorm waarin de politie in de huidige tijd functioneert, regelmatig de nodige veranderingen en aanpas­singen ondergaat. Schaalvergroting en regionalisatie lijken daarbij het juiste antwoord te zijn. De efficiency en effectivi­teit moeten zo rationeel mogelijk worden.
Omdat het lokale element steeds verder teruggedrongen werd, ontstond een groeiende behoefte aan meer samenwer­king bij de respectieve politiekorpsen. Ook in Baarn waar op kleinere schaal al een samenwerkingsverband met de rijkspo­litie uit de aangrenzende plaatsen Bunschoten-Spakenburg en Eemnes ontstond. Dat ging op 31 oktober 1989 van start.
Voor de burgers van de betrokken gemeenten leek er toen weinig te veranderen. Er werd al vele jaren als goede buren op ad hoc basis samengewerkt, wat nu in een kleiner district in een meer gestructureerde vorm omgezet werd. Een gezamen­lijke uitvoering van de toezichthoudende en assistentie verle­nende taak binnen beide geüniformeerde diensten.
Die werkzaamheden werden verricht vanuit het politiebu­reau Baarn en neergelegd in een convenant, dat gesloten werd tussen de betreffende burgemeesters, korpsbeheerders, korpschefs en de officier van justitie.
Alles werd die dag beklonken in ... een heuse Bunschoter botter, welke eerst uit Spakenburg richting Baarn kwam varen. Hier stapte aan de Eemkade onze burgemeester en de staf van de plaatselijke gemeentepolitie aan boord, evenals de Officier van Justitie mr. Kruyer. Helaas was de burgemeester van Eemnes afwezig.
Ter hoogte van het gemeentelijk 'driepunt' tussen Baarn, Bunschoten en Eemnes - dat was even voorbij de brug van Eembrugge - werd een over de Eem gespannen lint stukge­varen. Met een glas bruisend 'levenswater' en de nodige opmerkingen, dat men hier nu echt' door het lint' was gegaan werd de samenwerking officieel ondertekend. Een volgboot van de Rijkspolitie voer achter de botter.
Inmiddels is op landelijk niveau door de regering de aanzet tot een totale reorganisatie van het politieapparaat gegeven, wat tot de vorming van regionale korpsen zal leiden. Los van gemeentelijke of andere bestuurlijke achtergronden. Wat Baarn betreft is daarvan het district Eemland Noord van de regio Utrecht met ingang van begin april 1993 van belang. Omdat daarin naast Baarn, Bunschoten-Spakenburg en Eemnes ook Soest betrokken werd.
Geen aparte plaatselijke gemeentepolitie dus meer, maar een samensmelting tot een op groter schaal opererende districtspolitie. Een begrijpelijke ontwikkeling, voor wie deze wereld nader kent. Spijtig dat hiermede overigens in de afgelopen jaren minder geleidelijkheid en coördinatie betracht werd, waardoor ieder korps bij de meerjarenplan­ning toch van eigen behoefte moest uitgaan.
Doel is het 'politieproduct' te verbeteren. Eerst was voor zo'n grotere schaal het bestuurlijk apparaat nog niet rijp al ging men op beperkte schaal toch al aan de gang. Zo nam Baarn binnen de regio Utrecht deel aan het project 'Mobiele Eenheid'. Achter de schermen gebeurde er op het gebied van schietinstructies, voortgezette planning en vorming boven­dien al het nodige.
Het stukvaren van het gekleurde lint bij de Eembrug ging onder het toeziend oog van (eerste rij v.l. n. r.) burgemeester Groen (Bunschoten), de plaatsvervanger van de districts­commandant Rijkspolitie en burgemeester Miedema en korpschef Eggink (beiden Baarn).
Op het gebied van de technische recherche (vingerafdruk­ken, foto's, onderzoek ter plaatse) sloegen Baarn en Soest trouwens al wel de handen ineen. Lokale politiezorg bleef overigens prioriteit nummer één. Bij inkrimping van de korpssterkte - Baarn ging in 1989 terug van 53.8 formatieplaatsen naar voorlopig 51.4 in 1992 - werd met name de hulpverlening in gedrang gebracht. Met toezicht en opsporing blijven dit toch de hoofdtaken van een lokaal politiekorps.
Hoever wil anders de plaatselijke politiek bijspringen, wanneer men vindt dat het rijk niet ver genoeg gaat? Voor een groter takenpakket zal meer geld uit de gemeentekas beschik­baar moeten worden gesteld. Criminaliteitsbestrijding en verkeersbeleid op provinciale wegen hebben op regionaal niveau de beste kansen.
Vergrijzing binnen een korps - op 1 januari 1987 sprak men nog van een gemiddelde leeftijd van 36.8 jaar - is zelfs een landelijk probleem. Met name op straat kan men de 'ouderen' moeilijk voor 100% vol continue mee laten draaien. Zo gek het klinkt, het proces van auto­matisering kost bovendien mankracht op het bureau. Alleen daarom lijkt samenwerking al een noodzakelijk­heid.
Uit de signalen uit Den Haag is op te vangen, dat men de gehele Nederlandse politie in beweging wil zien te krijgen. Niet alleen nu, maar ook door in de toekomst de Hermandad niet te lang op dezelfde plaats te laten.
Dat komt wel in botsing met de gevoelens van de mensen, die het betreft. En niet in de laatste plaats hun 'thuisfront', want de langere contacten in een plaatselijke gemeenschap maken dit alles zeer moeilijk te aanvaarden. Zij hebben er niet voor gekozen en krijgen het gewoon opgelegd. Juist op dat persoonlijke vlak bestaat de nodige zorg.
Ziet men bovendien steeds minder politie op straat is een veel gehoorde klacht. Te verwachten is dat ook dit probleem bij reorganisatie gunstig beïnvloed wordt, omdat meer armslag bij districtsvorming te verwachten is.
Daar komt nog een psychologische factor bij. Nog niet eens zo lang geleden ging iedere politieman in zijn uniform van huis naar het bureau en omgekeerd. Tegenwoordig gaat zeker 80 à 90 procent in burger, om zich op het werk om te kleden. Reken maar uit wat dat aan uniformen op straat scheelt.
Eindigt tegenwoordig de politiedienst dus bij het verlaten van het bureau? Terwijl men zou mogen denken, dat zo iemand 24 uur per dag politieman is. Kan men het beroep dus wegcij­feren, of is men van 'binnen' altijd politieman. Is het gewoon een beroep om je brood te verdienen, of hoort een politieman bij zijn thuiskomst - of met verkleden van tegenwoordig al eerder op het bureau -met zijn uniformjasje niet zijn zorgen aan de kapstok te hangen?
* * *
Nog een opvallende ontwikkeling: is de politie geleidelijk haar militaire aanpak kwijtgeraakt? Tegenwoordig lijkt het daar wel op, zeker als je zo'n kwart eeuw geleden nog zag, hoe de toenmalige korpschef Backer zijn zaakjes leidde in Baarn.
Hij was en bleef een oud-militair. De mannen moesten zich stram in de houding bij hem melden, met de pet onder de arm. Halt en front maken. Tegenwoordig zou men die toestand rijp voor de psychiater achten.
Er is nog een anekdote, waarin die verhouding duidelijk naar voren komt. Hoofdinspecteur Backer had zo zijn eigen manier om te controleren, of zijn manschappen de jaarlijkse bijdrage voor hun uniformkleding wel goed gebruikten. Die was immers bestemd om een uniform aan te schaffen en bij te houden.
Onverwachts kon hij dan in zijn kamer een kledinginspectie inlassen. Tot grote schrik van zijn personeel, dat immers niet altijd feilloos met dat geld en die goederen omging. Geen nood, de solidariteit onderling stond er borg voor, dat men elkaar zo veel mogelijk hielp.
Waar nodig werd wel aan en van elkaar geleend, om bij die controle goed voor de dag te komen. Schoenen werden als schaatsen met de zolen naar boven tegen het licht bekeken, of zool en hak wel de juiste lijn vertoonden.
Niet alle agenten waren even groot en het kon dus gebeuren, dat het geïnspecteerde afwijkend van maat was. Bij een van zijn (niet al te grote) manschappen had Backer kennelijk in de gaten, dat hij voor de gek gehouden werd.
Toen de regenjas getoond werd vroeg hij de man, die jas eens aan te trekken, met het gevolg dat de agent met z'n schoenen op zijn jas kwam te staan ...
Die militaire tendens werd later losgelaten en de korpschefs na Backer (Amelung, Eggink en ad interim Visser) zullen het met die grotere vrijheid niet altijd even gemakkelijk gehad hebben. Trouwens, niet alleen in Baarn. Het aantal korps­chefs dat na welke onenigheid dan ook zich moest terugtrekken, is waarschijnlijk nog nooit zo hoog geweest als in de zeventiger jaren.
Bij het politieapparaat is de dienstcommissie ook veel beter gaan functioneren. Vroeger zei de korpschef: 'Ik bepaal'. Nu is de mogelijkheid tot inspraak in de overlegorganen geen farce meer. Waarbij vastgesteld moet worden dat door betere scholing en organisatie vandaag de dag intenser gepraat kan worden.
Anderhalve eeuw geleden had die goede oude Boering er waarschijnlijk niets van begrepen, wanneer hij een blik had kunnen slaan op het politiewerk anno 1993. Wat had hij moeten denken van alle mogelijke analyses, welke bij de huidige misdrijven - waarvan hij het bestaan vermoedelijk niet eens had vermoed - gemaakt worden.
Of van de totstandkoming van dadergroepen, of naar FBI-­voorbeeld van profielen? Van strategische en noem maar op welke geautomatiseerde systemen dan ook, welke nu bestudeerd en geëvalueerd dienen te worden.
Hij had er met zijn pet niet bijgekund. Hoeft ook niet, want zelfs de gemeentepolitie - waarvan hij in 1843 in Baarn de primeur had - hield begin april 1993 op te bestaan. Zij is bij de schaalvergroting opgegaan in de regiopolitie Utrecht en maakt deel uit van het district Eemland-Noord.
 Bronnen:

Uitgegeven in verband met de reorganisatie van de Nederlandse politie en het opgaan van de Gemeentepolitie Baarn in Regiopolitie Utrecht District Eemland-Noord.

Tekst:  S.N.  Zwiep 


Illustraties:  Historische  Kring  Baerne  Politiearchief, Baarnsche Courant en vele particulieren
Druk:  Bakker  Baarn 


Geplaatst door L.J.A.Bakker

http://www.grijsvuur.nl

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter