maandag 5 augustus 2019

Het verdriet van Indië

15 augustus 1945 naar 2019: Indiëherdenking en Ereveld

door Ed Vermeulen


Herdenkingstegel in Amaliapark  (Foto: Ed Vermeulen)
Op 15 augustus vindt in Den Haag  bij het Indisch Monument, gelegen in de Scheveningse bosjes, de officiële landelijke herdenking plaats van de capitulatie op 15 augustus 1945 van het Japanse leger in het voormalige Nederlands-Indië (nu Indonesië). In Baarn wordt dit historische moment herdacht met een door het ’Comité 4 en 5 Mei Baarn’ georganiseerde plechtigheid bij het Bevrijdingsmonument in het Amaliapark op het Stationsplein waarbij dit jaar de onthulling van een herdenkingstegel een centrale plek inneemt. Het verdriet van Indië vastgelegd in natuursteen en gevangen in de symboliek van de melati. 


Bevrijdingsmonument: het in 1946 uit blokken natuursteen opgerichte monument werd onthuld op 3 mei 1947. In eerste instantie opgericht ter herdenking van alle slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, kreeg het monument een meer specifiek Baarnse betekenis door de op 29 oktober 2001 door Z.K.H. Prins Bernhard onthulde plaquette met daarop nu de namen van tweeëndertig Baarnse oorlogsslachtoffers. Op 27 januari 2016 werd het Joods Monument onthuld, met daarop vermeld de namen van vijfenveertig joodse plaatsgenoten die werden weggevoerd en vermoord in de Nazi concentratiekampen. 

Bevrijdingsmonument Baarn 1940-1945, Stationsplein.
Mooi bloeit de magnolia.
Foto: Collectie Groenegraf.nl




15 augustus 1945
Op deze dag maakte de Japanse keizer Hirohito in een radiotoespraak de capitulatie van zijn leger bekend en op 2 september werd in de baai van Tokio door vertegenwoordigers van het Japanse keizerrijk het officiële document van de overgave getekend aan boord van het Amerikaanse slagschip USS Missouri. Hiermee werd de Tweede Wereldoorlog ook in Zuidoost-Azië beëindigd. Op 16 augustus werden de poorten van de Japanse mannen- en vrouwenkampen in Nederlands-Indië geopend. Naar schatting 110.000 Nederlandse staatsburgers, onder wie zowel blanke (totoks) als gemengd bloedige Indische Nederlanders werden bevrijd na ruim drie jaar internering. Velen van hen waren ernstig ziek en verzwakt door het schaarse eten, het gebrek aan medische zorg en de erbarmelijke leefomstandigheden in de kampen. Ook buiten de kampen hebben niet geïnterneerde Indische Nederlanders honger en ontberingen geleden. Zij bezaten weliswaar het Nederlandse staatsburgerschap, maar op basis van hun afstamming van een Indonesische (Inlandse) voormoeder konden ze bij de Japanse bezetter aantonen dat ze tot de inheemse bevolking behoorden. Zij werden ’buitenkampers’  genoemd. Hun aantal werd geschat tussen 120.000 tot 200.000. Militairen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL)) die dwangarbeid in Birma, Siam (Thailand), China en Japan overleefd hadden, hebben maandenlang op verscheping moeten wachten. Het aantal krijgsgevangenen, dat buiten Nederlands-Indië in door Japan bezet gebied werd bevrijd, werd geschat op ongeveer 25.000. Op 17 augustus 1945 werd door de politieke leiders Soekarno en Mohammad Hatta de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië uitgeroepen, de zog. Proklamasi. Het Nederlandse gouvernement weigerde echter de onafhankelijkheid te erkennen en wilde hoe dan ook de ’oude’ koloniale orde herstellen. Vanaf september 1945 brak een uiterst gewelddadige periode aan welke de geschiedenis is ingegaan onder de naam Bersiaptijd. (Bersiap: wees paraat). Indonesische vrijheidsstrijders belaagden blanke en Indische Nederlanders. Woonhuizen werden geplunderd en duizenden burgers werden vermoord. Het was de tijd van de Politionele acties, twee in getal met als codenamen Operatie Product en Operatie Kraai. Tegenwoordig kantelt het beeld: terroristen heten nu vrijheidsstrijders en Politionele Acties zijn onderdeel van een Dekolonisatieoorlog. Het totale aantal Nederlandse slachtoffers tijden de Japanse bezetting, Pacific- en Dekolonisatieoorlog wordt door het NIOD geschat op ca. 25.000. Onder de Indonesische bevolking  vielen 2,5 miljoen doden, dwangarbeid, ziektes en ondervoeding eisten hun tol. 



 Nederlandse erevelden in Indonesië,
Oorlogsgravenstichting.
Oorlogsgravenstichting
Het merendeel van de slachtoffers, burgers en militairen, van de kampjaren en de strijd erna kreeg een laatste rustplaats op één van de door Nederlandse Oorlogsgravenstichting (OGS) op Java  ingerichte erevelden. 
Hun namen zijn te lezen in het slachtofferregister. Deze in 1946 opgerichte Stichting is verantwoordelijk voor de inrichting en onderhoud van de Nederlandse erevelden over de gehele wereld. Namens de Nederlandse overheid onderhoudt de OGS ongeveer 50.000 graven van Nederlandse oorlogsslachtoffers. Op Java bevinden zich zeven Nederlandse erevelden: Ancol (Jakarta-Tandjong Priok), Menteng Pulo (Jakarta), Pandu (Bandung), Leuwigajah (Cimahi), Kalibanteng en Candi (Semarang), Kembang Kuning (Surabaya). De vervulling van een ereplicht, toen, nu en in de toekomst. Het motto van de Stichting is: ‘Opdat zij met eere mogen rusten’. 


Herdenken en een kleine familiegeschiedenis
Het verdriet van Indië heeft in iedere familie verbonden met de Gordel van Smaragd zijn sporen nagelaten. Ook bij ons worden de verhalen, hoe klein ook, telkens weer verteld en wordt herdacht: uw schrijver kijkt in de ogen van zijn geliefde en wordt herinnerd aan het wie, wat en waarom. Wij herdenken bekende en soms ook ’onbekende’ familieleden: zij stierven in de  Japanse kampen nog voordat wij ons bewust waren van een familieband. En ook zij die het overleefden en inmiddels niet meer onder ons zijn worden herdacht. Ik denk hierbij aan mijn dierbare familieleden Joke, Zus en Piet Gode, kinderen van halfbroers van mijn vader. Zij overleefden weliswaar de kampjaren, door Joke doorgebracht in Tjideng, maar hun levens in de naoorlogse tijd waren voor altijd getekend door de doorstane ontberingen.     

Douwe van der Wal, fuselier KNIL,
Bandoeng 1935.
Collectie M.E. Vermeulen-van der Wal
Douwe van der Wal en zijn verloofde Edith Hendrika Soffner,
Malang 1938. Collectie M.E. Vermeulen-van der Wal.

           
In de familiegeschiedenis van mijn echtgenote is het verdriet van Indië duidelijk zichtbaar: Martje Edith van der Wal (Marty) is in 1939 te Magelang, midden Java, geboren. Zij is de dochter van KNIL militair Douwe van der Wal afkomstig uit Leeuwarden en de Indische Edith Hendrika Soffner uit Semarang. Tot de Japanse inval op Java in maart 1942 en de daaropvolgende capitulatie van het KNIL woonde het gezin op diverse plaatsen op Java en Bali. De hierop volgende periode van krijgsgevangenschap maakte een einde aan het gezinsleven. Douwe werd na een eerste interneringsperiode op Java eind 1942 per schip op transport gezet naar Siam, nu Thailand, en werd tewerkgesteld aan de Birma-Siam spoorlijn.


Voorzijde van Japanse interneringskaart Douwe van der Wal. Collectie Ed Vermeulen.

Deze periode duurde tot 15 augustus 1945 de dag waarop hij volgens zijn Japanse interneringskaart in Bangkok werd overgedragen aan de geallieerde strijdkrachten. Martje verbleef samen met haar moeder en andere familieleden als buitenkamper op diverse plaatsen op Java en later in kamp Tawangsari te Lawang en kamp de Wijk, in Malang. Het huwelijk van haar ouders werd eind 1946 in Soerabaja door scheiding ontbonden. Martje werd aan haar vader toegewezen en reisde vanaf dat moment als een echte anak-KNIL met het legeronderdeel van haar vader mee.

Palembang, Sumatra begin 1947.
Martje en haar vader S.M.I KNIL
Douwe van der Wal.
(Coll. M.E. Vermeulen-van der Wal)

Pake en Beppe  van der Wal, bij hun
huis in Huizem, Leeuwarden
(Coll. M. E. Vermeulen-van der Wal)

Na een aantal omzwervingen via Bali en Sumatra kwam zij in Batavia terecht. Na een kort verblijf in het Tjideng kindertehuis volgde. Op 2 april 1947 vertrok zij met het m.s Kota Baroe naar Nederland. In Leeuwarden werd zij liefdevol opgenomen in het gezin van haar Friese grootouders. Sinds 1961 woont zij in Baarn en zijn onze levens met elkaar verbonden

Ereveld Pandu Bandung
Ereveld Pandu, Bandung, een bloemengroet,
rust in vrede. Foto: Oorlogsgravenstichting.
In de zomer van 1991 reisden wij met vrienden voor het eerst naar Indonesië. Een bezoek  aan het ereveld Pandu te Bandung was in ons reisschema opgenomen. We legden bloemen bij het graf van de grootouders van onze in Purwokerto geboren vriendin en lieten de beelden van deze indrukwekkende en schitterend onderhouden begraafplaats op ons inwerken. Wij dwaalden rond tussen de eindeloze rijen kruisen en lazen veel onbekende en soms ook bekende namen. Tot onze grote verrassing zagen wij een kruis met daarop de naam ’E.G.SOFFNER, KPL. PARA 1 KNIL’. Wij lazen de geboorte- en sterfdata, 20-4-26 en 29-6-49, het maakte hem drieëntwintig jaren jong. Het was de eerste keer dat wij de familienaam ’Soffner’ tegenkwamen buiten die van de moeder van mijn vrouw om. Een heel bijzondere  gewaarwording, die meteen vragen opriep, hadden we te maken met familie, een onbekende broer of neef misschien?
Na terugkeer in Nederland begon ik een onderzoek naar de naam ’Soffner’. Via de Oorlogsgravenstichting (OGS) in Den Haag vernam ik dat ’E.G’ stond voor ’Eduard George’, geboren 20-4-1926 te Djokjakarta, overleden 29-6-1949 te Kroja-Banjumas. Gesneuveld tijdens één van de vele acties van de aan het Korps Speciale Troepen verbonden Para Gevechtsgroep. Op een kaart van Java vond ik Kroja, gelegen tussen Purwokerto en de bekende havenplaats Tjilatjap aan de  Zuidkust van Java. Ik wist iets, maar nog niet alles. Opnieuw contact gezocht met de OGS. Uit het gesprek dat volgde begreep ik dat er ergens in Nederland een zuster van Eduard G. Soffner woonde.

Eduard ’Eddy’ George Soffner in actie
bij het Korps Speciale Troepen
Eduard George (Eddy) Soffner.
Collectie Familie Soffner.
























Plaquette Regiment Speciale Troepen, monument Roermond. Zolang de namen genoemd worden, zijn zij niet vergeten.
Collectie Ed Vermeulen

Familierelatie
Mijn redelijk vergevorderde onderzoek naar de herkomst van de familie Soffner, op basis van een in het Indisch Familie Archief (IFA) Den Haag aanwezig familiedossier, leerde mij dat één of meerdere Soffner’s zich rond 1800 in Indië hadden gevestigd. Op een inwonerslijst van Djokjakarta uit het jaar 1804 staat een soldaat met de naam Soffner vermeld. In ieder geval was het duidelijk: de grootvaders van Eduard George en mijn vrouw waren broers. Geboren in respectievelijk 1844 en 1864 in de aan de Javazee gelegen havenplaats Tegal. Het lukte om contact te leggen met de zus van Eduard, door haar Eddy genoemd, een lieve vriendelijke toen tachtigjarige dame. Zij was blij verrast te horen van onze belangstelling voor haar broer en de naam Soffner. Een uitnodiging voor een bezoek volgde. Na een allerhartelijkste ontvangst werden de familieverhalen en de moeilijke naoorlogse jaren in Indonesië en Nederland verteld. 

Fred H. Soffner, een foto uit andere tijden.
Collectie Fam. Lawson-Merke
Bloemengroet bij het graf van onbekende neef
Fred Soffner.
Foto: Ed Vermeulen



























Naast Eddy had zij nog een broer verloren in de Tweede Wereldoorlog, Frederik Henri, soldaat KNIL geboren 02-7-1923 te Djokjakarta en overleden te Tarsao, Thailand op 23-6-1943, een week voor zijn twintigste verjaardag. Tarsao op km 131 van de beruchte Birma-Siam spoorlijn. Fred Soffner werd, na aanvankelijk begraven te zijn op een van de vele provisorische begraafplaatsen langs de spoorlijn, na het beëindigen van de vijandelijkheden herbegraven op het grote en speciaal ingerichte ereveld Kanchanaburi dat gelegen is op korte afstand van de brug over de Kwai.


Erevelden, Java
Tijdens mijn familieonderzoek had ik ook ontdekt dat twee jongere, voor ons onbekende, broers van mijn vrouw’s moeder Edith Soffner hun laatste rustplaats hadden gevonden op erevelden op Java. Hun namen: Albert Johannes en Floris Soffner beiden geboren in Tegal in respectievelijk 1919 en 1921. Albert overleed op 6 februari 1945 in kamp Bangkong, Semarang en ligt begraven op het ereveld Kalibanteng, ook in Semarang. Zijn Bangkong-kampnummer: 28652. Floris overleed op 6 maart 1942 in kamp Kesilir, Oost Java en is begraven op het ereveld Kembang Kuning te Soerabaja. Het einde van hun jeugd werd gemarkeerd door hun sterfdag. Een bloemengroet laat weten dat zij niet vergeten zijn.
In het slachtofferregister van de OGS wordt ook Annette Aegatha Soffner genoemd. Zij was een voorkind van Marty’s opa Soffner, op 28-12-1897 te Tegal geboren uit een relatie met een Inlandse vrouw. Door Marty, die zich haar herinnert, werd zij Oma Annie genoemd. In de kampjaren dreef zij, zelf een buitenkamper, een kleine rumah makan (eethuisje) in kamp Kesilir. Zij is op 16-06-1946, in de Bersiaptijd, overleden in Lawang. Over haar grafligging is bij de OGS niets bekend, deze wordt omschreven als ’buiten de erevelden’

Kamp Kesilir, nabij Kalibaru, Oost Java. Tekenaar onbekend, uit collectie Henk Smit.
Het huisje aangegeven met pijl werd mede door genoemde Henk Smit gebouwd.


Ereveld Kanchanaburi,Thailand 
In het voorjaar van 2007 brachten wij tijdens onze rondreis door Thailand een bezoek aan het ereveld Kanchanaburi en de brug over de Kwai rivier. Een lang gekoesterde wens ging in vervulling. Maandag 5 maart 2007, een zonnige en vooral hete dag, vertrokken wij vanuit Bangkok richting Kanchanaburi.

Ingang Kamp Kanchanaburi 1945-46. Op deze plek werd het Ereveld ingericht.
Collectie A. Kannegieter

Ingang Ereveld Kanchanaburi.
Foto: Will van de Corput, Teteringen

Tijdens de rit werd ik door onze reisleider in de gelegenheid gesteld om via de intercom onze medereizigers te vertellen over onze ’missie’, het brengen van een bloemengroet bij het graf van Fred Soffner en het bekijken van ’de Brug’ en ’de Spoorlijn’, de plek waar Douwe van der Wal drie kostbare jaren van zijn leven, met een bijna fatale afloop, dwangarbeid moest verrichten. Een tijd die hij ondanks ernstige ziektes zoals dysenterie en malaria, heeft overleefd. Na een tussenstop in Ban Don Wai stopte onze bus bij het aan een drukke weg gelegen ereveld.  Kanchanaburi is aangelegd op initiatief van de ’Commonwealth War Graves Commission’. Dit is de Britse zusterorganisatie van de Nederlandse Oorlogsgravenstichting en is verantwoordelijk voor het inrichten en onderhouden van oorlogsgraven van landen uit het Gemenebest. Ook het onderhoud van de Nederlandse graven op deze erevelden wordt door deze organisatie, in overleg met de OGS, verzorgd.

Ereveld Kanchanaburi en brug over de Kwai rivier

In de brandende zon liepen wij langs de perfect onderhouden lange rijen graven met liggende stenen. Hierop bekende en onbekende namen. In vak 5, rij E, op nummer 27 vonden wij het graf van Fred Soffner. Hier legden wij een in een bloemenstal naast het ereveld gekochte orchideeëntak. Wij lieten de stilte met daarin het gefluit en gekwetter van vogels, de stemmen van bezoekers, het ruisende water van de grote sproeiers en het voorbijrazende verkeer als enige achtergrondgeluiden op ons inwerken en lieten onze gedachten de vrije loop. 

Spoorlijn en brug
Van het ereveld reed de bus naar het nabijgelegen grote parkeerterrein bij ’de Brug’. Hier was op geen enkele wijze sprake van serene rust maar sloeg de toeristische drukte in volle hevigheid toe. Tientallen reisbussen zetten keer op keer honderden belangstellenden af bij dit historische punt, gelegen aan de rivier Kwai Yai, die overigens ten tijde van de oorlogsjaren nog de naam Mae Klong droeg en eerst in 1960 zijn huidige naam verkreeg. Ondanks het toeristische circus kostte het nauwelijks moeite om het juiste gevoel op te roepen passend bij de herinnering aan Douwe en zijn kameraden in de tropenhitte werkend aan de spoorlijn in de jaren 1943-1945. Een gevoel dat nog het beste geïllustreerd en vergeleken kon worden met het beeld van de tientallen wegwerkers die wij op het traject van Bangkok naar Kanchanaburi met onze comfortabele reisbus gepasseerd waren, terwijl zij in de verzengende hitte van de middagzon bezig waren met het asfalteren van de autosnelweg. Met als grote verschil natuurlijk het ontbreken van de gewapende Japanse en Koreaanse soldaten en bewakers en zonder de allesoverheersende aanwezigheid van vernedering, geweld, ondervoeding en ziektes. Het gevoel oorlog versus vrede 
kreeg meer en meer betekenis.  

Stevig constructiewerk Birma-Siam spoorlijn. Collectie A. Kannegieter


Er liepen volgens mij nu meer Japanners rond dan tijdens de Tweede Wereldoorlog en ik vroeg mij af welke gedachten zij hadden bij het zien van de toeristische attractie die de ’Death Railway’ nu is geworden. Ik probeerde contact te maken, maar kreeg weinig tot geen respons. Het zij zo. Na een bezoek van meer dan een uur vertrokken wij met de bus richting ons aan de Kwai-rivier gelegen hotel. De indrukwekkende en bijzondere dag werd afgesloten met een avondtocht per boot over de rivier. De ondergaande zon kleurde de hemel vuurrood.

Bloedrood ging de zon onder.
Foto: Ed Vermeulen


15 augustus 1945
Van Bali-Lombok tot aan Palembang:
Gadja Merah, de Rode Olifant.
Collectie Pim Faber
Voor Fred Soffner en alle overige slachtoffers van de Spoorlijn blies een trompetblazer het signaal ’Last Post’. Dat zij allen in vrede mogen rusten. In de maanden volgend op de capitulatie van Japan werden in Thailand drie bataljons geformeerd, bestaande uit vrijwillig aangemelde en goedgekeurde ex-krijgsgevangenen van het oude KNIL. Als mouwonderscheiding droegen zij een aanvallende rode olifant. Douwe van der Wal was één van hen. Hij volgde met het 2e bataljon van de Bali-Lombok Brigade de roep van de Gadja Merah, de Rode Olifant. 

Met het m.s. Rajula vertrok de Bali-Lombok Brigade midden fabruari 1946 vanuit Ban-Seng,
Thailand naar Singapore. (Collectie Arie Lagendijk)


Midden februari 1946 vertrok de brigade vanuit Thailand over zee met het m.s. Rajula naar Singapore naar Soerabaja. Hier werd overgescheept op het m.s Sainfoin. Via de rede van Soerabaja voer dit schip in een konvooi geleid door Hr.  Ms. Kortenaer, onder commando van kapitein-ter-zee Willem Hendrik Tetenburg, aansluitend richting Bali waar de troepen nabij Sanur aan land gingen, waar zij onder de bezielende leiding van luitenant-kolonel Frederik Hendrik ter Meulen de eerste stap zetten op de lange weg naar Orde en Vrede.   

Dat zowel Tetenburg en Ter Meulen Baarnaars waren is slechts een detail in dit stuk geschiedenis, vastgelegd in het verhaal van ’Baarn naar Bali, gebeurtenissen uit 1946, een ontmoeting tussen Oost en West’ 
Y-brigade op Sumatra, 1e Politionele Actie, Operatie Product,
Douwe van der Wal en een gedeelte van zijn peloton.
Collectie M.E. Vermeulen-van der Wal


Ereteken Orde en Vrede met jaargespen 1946, 1947, 1948 en
1949, zoals uitgereikt aan Adjudant O.O. Douwe van der Wal.
Collectie M.E. Vermeulen-van der Wal
Voor altijd samen op wacht met de klewang en de karabijn paraat.
KNIL 1830-1950. Bronbeek, Arnhem.
Foto: Ed Vermeulen
Douwe van der Wal staand links, een trotse KNIL fuselier.
Schietbaan Tjipatat nabij legerplaats Tjimahi, Java, 1935.
Collectie: M.E. Vermeulen-van der Wal


Pusaka. 
Nu iets meer dan tien jaar geleden werd de basisversie van het verhaal Ereveld in het door het Indisch Familiearchief uitgegeven Bulletin opgenomen en op hun website geplaatst. Het werd door velen gelezen. Voor één lezer in het bijzonder had het verhaal een speciale betekenis. Hij maakte mij, door te vertellen dat Eduard George Soffner zijn biologische grootvader van vaderszijde was, deelgenoot van een opmerkelijke ontdekking. 
Een lang in de familie verborgen gehouden geheim werd geopenbaard en als ware het de ziel van de voorouders als erfstuk, Pusaka, doorgegeven en als waarheid aanvaard. Een in zijn bezit zijnde kris is hiervan het symbool. Telkens weer wordt een pagina aan het familieboek toegevoegd.

Keris gemaakt in 1921 voor Susuhunan Paku Buwono de 10e van Solo-Soerakarta (1866-1939). In 1939 als Pusaka geschonken.
Collectie: Privé bezit
Detail van dezelfde Keris, houten greep op kling, ingelegd met ruwe diamanten.
Collectie: Privé bezit

De symboliek van de Melati:

Herdenkingstegel in Amaliapark  (Foto: Ed Vermeulen)
Bekijk de herdenkingssteen in het Amaliapark en laat de ingesneden tekst, waarin  de betekenis van de Melati wordt uitgelegd als het symbool van respect, betrokkenheid en medeleven, op u inwerken.















Bronnen: 
Gadja Merah document door Ruud O. Spangenberg, november 1994.
Griselda Molemans - Opgevangen in andijvielucht, uitgave 2014
Oorlogsgravenstichting (OGS), Den Haag.
Stichting Indisch Familie Archief (SIFA), Den Haag - dossier familie Soffner.   
Willy Meelhuijsen – Revolutie in Soerabaja, uitgave 2000
H. Smit - Van Katjong tot Rijksambtenaar, uitgave 1981  



Ed Vermeulen (1942)


















Dit verhaal verscheen op maandag 5 augustus 2019 in de Baarnsche Courant  in de rubriek

 ’Vandaag is morgen alweer gisteren 


‘Vandaag is morgen alweer gisteren’ is een initiatief van de Historische Kring Baerne en Stichting Groenegraf.nl en verschijnt periodiek op maandag in de Baarnsche Courant en in het weblog van Groenegraf.nl. De verhalen worden afwisselend geschreven door 
Ed Vermeulen en Eric van der Ent. 

Wilt u meer lezen over oud Baarn?

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter

Bent u geïnspireerd geraakt door dit oud-Baarn verhaal en wilt u zelf eens wat 
schrijven voor onze website? Stuur uw verhaal dan
 per email aan groenegraf.baarn@gmail.com