vrijdag 16 september 2022

Eembrugge 16 oktober 1378 de eerste tolheffing

 De Eembruggenaren, die op 16 oktober 1378 bij de sluis voor de kerk aan Ter Eem naar een voor hen nieuwe konstruktie stonden te kijken, konden niet vermoeden dat die wegversperring geschiedenis zou schrijven als eerste tol in deze omgeving, waarop nog vele van dergelijke initiatieven zouden volgen.

Het oudste café van Eembrugge

”Let maar op, ze weigeren te betalen en rijden gewoon door”, voorspelde Claes van Loenen, die zijn koeien op een weiland achter Huis ter Eem had lopen. Maar daar was Truida van den Koster, de buurvrouw van Claes Dynaerts, de waard in de vrij deftige herberg aan de Eembrug, minder overtuigd van. ”Ze hebben die kuilen en de sloot ernaast niet voor niets laten graven”.

’’Alleen het neerzetten moet al zo’n tien plakken gekost hebben”, wist Nanning Wouterszoon, die zijn koeien langs de Eem in de buurt van de waai liet grazen.

”En de rest”, viel Wendermoet Scaden bij. Hij had een air of hij het weten kon, omdat zijn boerderij net vóór de kerk - toen nog aan de overzijde van de rivier, net als het Huis - stond. ”Jij hebt er ook nog aan verdiend”, wees hij met het hoofd naar Hein Vosse.

Die haalde alleen z’n schouders op. ”lk kreeg 8 plakken om de drie bomen naar Eembrugge te slepen. Maar vergeet niet dat ik daarvoor driemaal rijden moest”. Ook die bomen had men moeten kopen, maar hoeveel plakken dat gekost had, wisten ze niet. Ze waren uit Baarn, of misschien wel de Vuursche gehaald. "Jan de Man uit Baarn kreeg 3 plakken voor die draaiboom”, zei Scaden veelbetekenend.

 Acht plakken waren toen evenveel als een pond, een gulden zouden we nu zeggen. De opbrengst zal dat eerste jaar trouwens niet tegengevallen zijn: 304 pond 1 stuiver 11 penningen. Helemaal zonder moeilijkheden ging het overigens niet. Het was maar goed, dat er een boom over de weg liep, want anders waren velen inderdaad zo maar doorgereden. Nu moest gewacht worden, want de tolboom bleef onverbiddelijk gesloten, tot men eerst geofferd had. Die nieuwigheden ook. Het was al erg genoeg geweest, toen Bisschop Jan van Arkel van Utrecht in 1360 een dekreet had uitgevaardigd, dat voortaan bij het passeren van de Eembrug geld betaald zou moeten worden. Over dat bruggeld maakten de Eembruggenaren zich overigens niet dik. Net als de bewoners van Baarn, Bunschoten en Eemnes waren zij daarvan vrijgesteld. Niet om de kleur van hun ogen, maar die vier gemeenten hadden al bij de bouw van de brug meebetaald en zij stonden ook garant jaarlijks bij te dragen in een eventueel exploitatietekort.

Want daar mocht je niet te licht over denken. De aanstelling van een brugmeester betekende al kosten en nog erger was 't met de onderhoudskosten. Dat kon allemaal best eens tegenvallen. Bovendien had de Bisschop de inwoners van zijn eigen stad Utrecht, alsmede de mensen uit de destijds twee belangrijkste Stichtse steden (Amersfoort en Rhenen) eveneens vrijdom van deze bruggelden verleend.

Dat kleine beetjes één grote kunnen vormen, bleek wel uit de tarieven. Voor een wagen, welke de brug over wilde, moesten 4 penningen worden betaald. Tenminste de grote, want voor de gewone karren behoefde men maar de helft te geven. Terwijl ook voor ieder rund, ongezadeld paard, varken of schaap, die de brug overstak, 1 penning neergelegd moest worden. Overigens was dat ook begrensd, want voor een grotere groep kon 't nooit hoger oplopen dan 4 penningen.

De Bisschop van Utrecht kon zoiets nu wel mooi uitvaardigen, daarna liet hij 't meeste toch aan de vier omliggende gemeenten over. leder jaar op Sint Jansdag kwamen Baarn, Eembrugge, Bunschoten en Eemnes bijeen om een brugmeester te regelen, waaraan de inning van dat bruggeld verpacht werd. Bij dat overleg was de Bisschop overigens wel vertegenwoordigd. Hij zond een persoonlijke afgevaardigde, of liet het aan de rentmeester ("castelein” heette zo’n figuur in die tijd) van Huis ter Eem over. Waarbij natuurlijk niet vergeten mocht worden, dat de helft van de opbrengst van het bruggeld voor de Bisschop zelf was.

Nu echter raakte men niet uitgesproken over iets nieuws: geld betalen om over een weg te mogen! Ze waren het er over eens, dat er een heel toepasselijke dag voor uitgekozen was: 16 oktober - St. Gallendag.

"Past goed bij de bittere smaak, die de mensen er aan over houden”, vond Claes van Loenen. Maar Hein Vosse had daar zo zijn eigen vermoedens over. ’’Vast en zeker omdat het vandaag ook marktdag in Amersfoort is”.

Wie moest het geld innen? De castelein voelde zich er te goed voor en zijn medewerkers op ter Eem wilden (of durfden?) niet. Zodat iemand van buitenaf moest worden aangetrokken.

"Die heeft een gekke naam”, lachte Truida. "Spiegelken heet hij. Ze moeten mooi logies voor hem betalen”.

Er werd gemompeld, dat de hoge heren met dergelijke kosten niet krenterig waren. ’’Toen de burgemeesters van Bunschoten en Eemnes Baarn werd niet eens genoemd! hier een keer kwamen om de verpachting te regelen, dronken ze voor wel 8 plakken bier op”, wist Nanning Wouterszoon.

’’Daar zal heus wel iets te eten bij gezeten hebben", veronderstelde Wendermoet.

Truida wist nog een paar nieuwtjes. "De eerste drie nachten wordt er ook nog bij gewaakt. Dat kost ze nog eens 6 plakken. En Claes Dynaerts kreeg ook nog 11 plakken, omdat die timmerlieden bij hem kwamen”.

...vrouw v. Oosterom was er de laatste cafehoudster 

 Wilt u uw herinneringen delen? U kunt hierop reageren Stuur een e-mail naar: bakker.groenegraf@gmail.com. 

Heeft u geen internet? Stuur een briefje aan:

Stichting Groenegraf.nl
T.a.v. Baarnsch Geheugen

Marisstraat 4 - 3741 SK BAARN