Verbouwing der Herv. Kerk 1888.
Mr. T. Pluim schrijft in juni 1918 hierover het volgende:
Hierover schrijft de heer H. J. Kruijder, die destijds administrerend Kerkvoogd was, nog de volgende bijzonderheden. “In de eerste vergadering der Kerkvoogden, die ik bijwoonde met de heren W. Z. Mulder en J. C. van der Veen, deelde de eerstgenoemde, die vroeger timmerman was geweest, mede, dat hij op den zolder boven de kerk een onderzoek had ingesteld naar den toestand van het hout der kap en dat dit in zeer slechten staat verkeerde. Nu belegden wij spoedig een vergadering der Notabelen, aan wie we den uitslag van dat onderzoek meedeelden. Men benoemde drie deskundigen om de zaak te onderzoeken, n.l. de heren W. Z. Mulder, H. Sweris en G. Koelewijn (de beide laatsten waren Notabelen). Het onderzoek toonde weldra aan, dat de toestand van het bedoelde houtwerk hoogst gevaarlijk was zodat men toen voor vernieuwing van de kap besloot.
Toen kwam het ter sprake, daar de kerk toch te klein begon te worden, of men tevens ook niet tot een gehele vernieuwing en vergroting der kerk zou overgaan. Dit voorstel werd aangenomen, indien ten minste de benodigde gelden (f 27.000) gevonden konden worden. Er stond f 3.000 op het Grootboek, een collecte bij de ingezetenen bracht f 16.000 op, zodat er nog een lening van f 8.000 werd aangegaan. Plan en tekening werden kosteloos opgemaakt door den .heer J. D. F. van der Veen (destijds gemeentearchitect), daarin bijgestaan door den heer G. Koelewijn. Eerstgenoemde heeft verder.de gehele verbouwing bestuurd en de zaak tot een goed einde gebracht De aannemingssom, die Gij opgeeft (n.l. f 13.900) zal wel goed zijn, maar de gehele vernieuwing heeft f 27.000 gekost. Het gebouw werd vergroot met de plek, waar de oude Consistorie gestaan heeft, zodat men nu een langwerpig vierkant verkreeg. De Koningsbank is wat verplaatst en wel niet vergroot, maar de Koningin heeft een bank vóór de beide bestaande banken er bij in huur genomen voor haar personeel.“ Tot zover de herinneringen van een 86-jarige!
![]() |
De Koningsbank |
Door velerlei giften mocht deze Vereeniging reeds spoedig slagen, vooral toen Jonkvrouw Faas Elias den benodigde grond kosteloos aanbood en wel aan de Weteringstraat. Dr. Meulenbelt had dan ook de voldoening reeds spoedig (1892) het Gebouw te kunnen openen. — Het bleek evenwel, dat zijn werkkring weldra te groot werd voor één persoon en zoo besloot men een Godsdienstonderwijzer aan te stellen, waarvoor de heer H. van den Dool werd benoemd, die op 1 Febr. 1897 zijn functie aanvaardde en o.a. de leiding op zich nam van de Jongens- en de Knapenvereniging.
![]() |
Het Kerkorgel |