donderdag 9 maart 2017

Het ontstaan van Lage Vuursche

oude vuurschenaren ontmoeten elkaar in het dorpscafé

De ontstaansge­schiedenis van het dorp Lage Vuursche. Een aantal inwoners vertelden over hun dorp in de afgelopen 50 tot 75 jaren.

Hermien Noordanus verklapte een heimelijke anekdote over het ont­staan van het dorp: 'Honderden ja­ren geleden reed er een boer met zijn vrouw hier over de heide. De vrouw viel van de wagen, maar de boer reed door. Zij is hier blijven wonen en werd "de stammoeder" van het dorp'. De heer T. Pluim hield zich meer dan dertig jaar bezig met de geschie­denis van Baarn. In 1932 verscheen zijn werk in boekvorm, getiteld Uit de geschiedenis van Baarn. Hij be­schrijft een oorkonde uit 935 waarin de Vuursche reeds wordt vermeld. Keizer Otto van Duitsland schonk als leenheer het 'Furs ' aan de bis­schop van Utrecht. De naam 'de Lage Vuursche' is volgens Pluim af­komstig van dit woord Furs, hetgeen bos betekende. De bisschop gaf het gebied waarop later het dorp zou ontstaan in beheer aan het kapittel van St. Jan te Utrecht.  

Omstreeks 1239 waren de bossen verdwenen en werd met de ontginning van het hoogveen begonnen. De ontginners (turfafgravers) vestigden zich in het gebied. Pluim beschrijft gedetail­leerd de verdere ontwikkeling van de streek en de vele elkaar opvol­gende eigenaren en bestuurders van het dorp. Tot 1857 was De Vuursche een zelf­standige gemeente met een paar honderd inwoners. Het dorp zat in die tijd slecht bij kas. Reeds in 1852 stelde de regering voor de gemeente De Vuursche bij Baarn te voegen. Beide gemeenten formeerden ieder een commissie die een advies over het voorstel van de regering uit moesten brengen. De Baarnse com­missie was tegen het samengaan van beide gemeenten. Zij vreesde grote financiële nadelen. De commissie van De Vuursche vond het samen­gaan gewenst. Op 29 juni 1857 be­sloot de regering beide gemeenten samen te voegen.

De Dorpsstraat rond 1925 rechts de smederij van Vervat
Tot het moment waarop koningin Beatrix begin jaren zestig in de Lage Vuursche kwam wonen, was het een onopvallend plaatsje verscholen in het bos. Tijdens de zomervakanties logeerden er wat vreemden uit de stad. Verder kenden de meeste be­woners elkaar. Dolf v.d. Krol en Bart Kuus kunnen zich 'het dorp van toen' nog goed voor de geest halen. In het centrum woonden alle winke­liers en stond het dorpscafé. Kruide­nier Joop Timmer kwam iedere woensdag het boekje met bestellin­gen ophalen. Hij had dan een doos met losse snoepjes en koekjes bij zich om de klanten 'voor te laten proeven'. De meeste klanten hadden in de dertiger jaren geen geld voor de aangeboden lekkernij, maar je had er toch even van geproefd. Vrij­dag bracht Joop de bestelde bood­schappen thuis. Later is Joop's win­kel gemoderniseerd en werd een Centra-winkel. Jan, een van de vier zoons, is vader in de zaak opgevolgd en heeft de winkel nog een tijdje voortgezet.
Bakker Seldenrijk had zijn winkel in het pand waarin thans het boswin­keltje is gevestigd. Hij had twee knechts, Bert en Ko van Leeuwen, die dagelijks brood bezorgden. Tr­uus Dekker was een markante per­soonlijkheid in de Lage Vuursche. Zij dreef een rnanifacturenwinkellje. Ze verkocht bijna alles, van hemden tot knopen. Met een grote rieten mand voorop de fiets reed zij dage­lijks via de vele bospaadjes haar klanten langs. Bart Kuus herinnert zich een speciale reclametekst in de etalage bij Truus Dekker: 'Heden gaan de hempies omhoog en de broekies omlaag'. Op de plaats van het restaurant De Bosrand stonden vroeger de Fina-benzinepompen van Hakstege.

Kasteel Drakenstein begin jaren '20

Mejuffrouw Bokhorst uit Nijkerk was in de twintiger jaren werkzaam als huishoudster op de pastorie. Toen de predikant een beroep ergens in Noord-Holland aannam, moest ze van haar ouders weer thuiskomen. Want mej. Bokhorst kon namelijk niet zwemmen. Haar ouders waren bang dat ze daar in Noord-Holland zou verdrinken.

Het huis, rechts naast de smederij, waar mevrouw Barlo is komen wonen in 1944 en is in 1973 naar Baarn verhuisd.
De Lage Vuursche was rond de laat­ste eeuwwisselling nog een sprook­jesachtig dorp. Met Lammert en Griet v.d. Brink als lantaarnopste­kers en een gezamenlijke water­pomp voor de kruidenierswinkel van Timmer. De kinderen in het dorp varen eind jaren dertig nog een beetje bang voor Westhof uit Soest, die iedere zaterdagochtend met een bakfiets oud ijzer en konijnevellen in het dorp kwam ophalen. Je mocht voor de oorlog nog schaatsen op de slotgracht van Drakestein vertelde Dolf. Er worden nog veel mooie verhalen over 'het dorp van toen' door de Vuurschenaren gekoesterd.
Met dank aan mevrouw Barlo die het stuk beschikbaar stelde uit de serie "Kiek nou toch 's effe an" van Koos Kolenbrander.

Geplaatst door L.J.A.Bakker 
 http://www.grijsvuur.nl

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter  

Kom in actie en deel ook uw Baarnse herinneringen op Groenegraf.nl