donderdag 19 juli 2018

Voor de goede orde deel 3


EEN TEMPEL IN HET HOF VAN EDEN
Hoe belangrijk het station voor Baarn was, kwam dus in die Mollerus-instructie duidelijk naar voren. Toch zou het nog een lange tijd duren, voor er op dat plein een heuse politie­post verscheen. Aannemer J. Hartog kreeg voor het bedrag van f 1121, 90 op 28 november 1896 de opdracht er een hou­ten wachtpost te realiseren.

In eerste opzet stond dit groene gebouwtje op de hoek van het Stationsplein met de Spoorweglaan (nu Gerrit v.d. Veen­laan geheten), waar thans een benzinepomp te vinden is.

Maandag 15 februari 1897 werd het in gebruik genomen. Wie uit het station het plein kwam oplopen, dacht vermoedelijk dat Baarn er een tearoom bij gekregen had. Het leek immers meer op een 'melkhuisje' (de omschrijving, die de Baarnsche Courant er in dat jaar aan gaf), dan op een politie-wachthuisje. Volgens dat krantenbericht zou de nieuwe aanwinst 'met zijn ietwat koket voorkomen en zijn verandaatje', zodanig geen slecht figuur slaan.

Een onbescheiden naar binnen geworpen blik (van 'open dagen' was in die tijd nog geen sprake, laat staan van een uitnodiging even te komen kijken) leerde, dat het huisje zo­wel van binnen als buiten degelijk afgewerkt was.

Er stond een tafel met twee stoelen en het fragment van een tuinbank. Als achterwand zag men drie deuren, de mid­delste in vlakke, de beide buitenste in diagonale lijn. Dat le­verde twee bewaarplaatsen voor tijdelijke 'logeergasten' op, terwijl de middendeur toegang gaf tot een 'zekere gele­genheid'.

Hoewel de Courant toen al kritiek had op de gekozen plaats om de politie te vinden, men noemde het toch 'een stap vooruit'. Naar men hoopte 'voor dag en nacht en zonder gesloten uren'.

Dat het 'kapelletje' vaak werd aangezien voor een plaats, waar een borrel verkrijgbaar was, was voor de politie zacht gezegd onaangenaam. Nog vervelender was, dat er een hoogteverschil te overbruggen was, waar nog al eens iemand (vooral 's avonds in het donker) een val maakte.

Gelukkig werd daar verbetering in aangebracht. Want aan de voorgevel werd een lamp gemonteerd, waarop bovendien met duidelijk zichtbare letters 'Politie' geschreven stond. Wat die verlichting betreft, is het goed te beseffen dat onge­veer gelijke tijd pas aan de Maatschappij 'Electra' te Amsterdam concessie werd verleend voor de aanleg en exploitatie van een 'elektrische geleiding tot de verschaffing van elektrisch licht in deze gemeente'.

  
Links boven:
Het Stationsplein kort na de eeuwwisseling, met koetsjes in plaats van taxi's als snorders. De allereerste plaats voor de politiepost (melkhuisje) werd gevonden nabij de (toen nog) Spoorweg/aan (nu G. v.d. Veen/aan).
Links onder:
Dat zelfde politiebureau, nadat het gebouwtje naar de andere kant van het Stationplein gerold was. Toen met de drie manschappen, de lamp en de aanduiding op de voorgevel.
Rechts:
Na de bouw van een groot politiebureau achter het gemeente­huis, werd die post omgetoverd in een Verkeershuis voor 'Baarns Bloei'.

Op 1 april 1900 werd de heer J .E. de Celliée Muller door de gemeente Baarn benoemd tot inspecteur van politie. Hij kreeg zijn kantoor overigens niet aan het Stationsplein, maar in de voor de politie gereserveerde kamer in het gemeentehuis. Daar moest trouwens ook het publiek zich vervoegen, ondermeer voor gevonden en verloren voor­werpen. Zouden er nog oudere Baarnaars zijn, die zich herinneren hoe deze nieuwe functionaris door ons dorp reed op zijn race fietsje? Of die zich hoofdagent Kats nog voor het wachthuisje aan het Stationsplein voor de geest kunnen halen?

Geleidelijk werd het korps gemeentepolitie uitgebreid. Van de dienstdoende korpsleden werd W. Heere op 30 mei 1906 tot onder keurmeester in Baarn benoemd van vlees en derge­lijke. Overigens tegen het advies van de heer Daams in, die in 1894 in ons dorp veearts (en als zodanig keurmeester) was geworden. Later zou die Daams de eerste directeur van ons slachthuis worden.

Het korps wordt te groot om namen te noemen. Een uitzon­dering voor de heer J .A. Struik, die hier op 1 februari 1908 tot agent benoemd werd en elders nog in dit boekje een rol zal spelen. Trouwens, ook zijn grootte, of beter gezegd het tegen­overgestelde, zou hem in onze gemeente onvergetelijk maken. Door zijn kleine postuur werd hij al gauw 'krui­meltje' door de straatjeugd genoemd.

Voorts nog vermelding van agent van politie ten Harkel, die in de Sparrenlaan woonde en achter zijn huis een kleine barak kreeg, waar patiënten met een besmettelijke ziekte terecht kwamen.

De politie had in die tijd een 'makkie' in Baarnse gemeente­dienst. Diefstal was zo rond de eeuwwisseling in ons dorp nauwelijks denkbaar. Soms moest opgetreden worden tegen een dronkenman op de openbare weg. Hoewel zo'n over­treder eigenlijk geen moeilijkheden opleverde voor het verkeer. Doodeenvoudig omdat dit er niet of nauwelijks was.

Met de komst van de grote villa's in diverse parkwijken van Baarn nam hier ook het aantal bewegingen op straat toe. Koetsen, vigilanten, landauers en noem maar op welke rijtuigen, zij kwamen steeds vaker in de Baarnse straten te rijden. Naast de koetsier soms een palfrenier, die deftig zijn arm links uitstak, wanneer het rijtuig naar rechts zwenkte. Of omgekeerd natuurlijk. U leest het goed, net omgekeerd met nu.


De boog kan niet altijd gespannen zijn.

Links boven:
Een winterse bezoeker aan het politiebureau.
Links onder:
De estafette-atletiekploeg uit Baarn, welke aan de Paleis­tocht naar Apeldoorn deelnam.
Rechts:
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weert!

Al die bedienden in livrei, of rijk gegalonneerde uniformen moesten mede de deftige staat van de families aangeven. Inclusief hoeden met kokardes, want die zag men ook steeds meer bij de uitrusting.

Men zegt dat van de knopen van die uniformen viel af te lezen, hoe rijk en belangrijk zo'n familie wel was. Zilveren knopen werden verkozen boven koperen, maar op hun beurt weer afgetroefd door gouden. Het verhaal wil, dat een Baarnse toneelvereniging daar later wel bij gevaren is en ooit op een publieke verkoping een financieel voor­deeltje van de eerste orde haalde. Had de veilingmeester ooit gehoord van echte gouden knopen aan zo'n uni­form?! Het is alles nog zo recent, maar er ontstond een Hoog Baarn naast Laag Baarn. Steenrijke villawijken tegenover arme buurten als de Hei, de Dijke, Zandvoort (de boerderijen niet meegerekend) en zo nog meer. Tegenover kapitale villa's huisjes met slechts één kamer, waarin dan ook nog plaats moest zijn voor een of twee bedsteden.

De bewoners waren veelal daggelders, die moesten leven van een weekloon van een gulden per dag. Wat maar met dubbel­tjes opliep, wanneer langere werktijden van 's morgens zeven tot 's avonds negen uur gemaakt werden.

Daarvan moest meestal een gulden tot soms welf 1, 75 per week als huur afgedragen worden. Geen wonder dus dat vrouwlief nog wel eens bij wilde springen om een extra centje
te verdienen. Bijvoorbeeld met wassen en strijken, maar voor zo'n kwartje was moeder de vrouw vaak meer dan een halve ochtend in de weer. Ook al om volgeladen mangelbakken - zoals die houten bakken vol schoon wasgoed om te mangelen heten - weer netjes in de plooi te krijgen.

De verandering van Baarn in villadorp bracht overigens wel enige verbetering. De vraag naar koetsiers, huisbedienden, tuinknechten, goede werksters of een eerste, tweede en soms zelfs wel een derde meisje werd steeds groter. Bij de sollicita­ties stonden trouw, eerlijkheid en vooral zwijgzaamheid hoog in het vaandel.

* * *
Weinig rijtuigen eerst nog op de Amsterdamsestraatweg, maar toch werd in die weg een viaduct over het spoorravijn gemaakt. Terwijl elders afgesneden lanen het zelfs met een onbewaakte overweg moesten doen. Vreemd genoeg (ach ja, waarom gemakkelijk als 't ook moeilijk kan) met een wonderlijke 'knik' in de rijbaan van de Amsterdam­sestraatweg. Men ging niet rechtdoor, maar moest schuin het ravijn over.

Daar kwam in de latere versies verandering in. Maar eerst zocht men de verbetering van de veiligheid in een verhoging van de oude, nog lage brugleuningen. In februari 1900 werden die zijkanten opgetrokken, omdat op de 20ste juni van het jaar daarvoor het paard voor het rijtuig van Waldheim-bewoner Teixera de Mattos op hol sloeg, toen het dier schrok van de rook van een passerende locomotief.

Toen de eerste automobielen in Baarn op de weg verschenen, was het de chauffeur van zo'n hectische wagen verboden een rijtuig in te halen, zonder dat de koetsier hem daartoe het sein had gegeven. Anders zou het voor het paard veel te gevaarlijk zijn.

Deze verordening leverde Ant.Joh. Messing - een van de eerste Baarnaars in zo'n vierwieler en grondlegger voor een bekend automobielbedrijf in ons dorp - trouwens in 1905 nog een bekeuring op. Hij passeerde met zijn auto (kenteken­bewijs L 99) op het Stationsplein een voor hem rijdend rijtuig.

Het hielp hem niets, of de koetsier Messing eerst een teken had gegeven, dat hij erlangs kon. Voorschrift is voorschrift en een agent, zittend in het politiebureautje op het plein had de inhaalmanoeuvre zelf gezien. En hij liet zich niet vermurwen de autobestuurder op de bon te slingeren.

* * *
De sfeer in de Baarnse gemeenschap zo rond de eeuwwisseling kan wellicht het beste getypeerd worden met een citaat uit het Baarnsch Nieuwsblad over de Oud- en Nieuw viering in die tijd in onze gemeente. Daarin lezen we:

'De Nieuwjaarsdag kenmerkte zich hier ter plaatse door een aangename rust. De meeste lokaliteiten met vergunningen waren gesloten, hetgeen de nuchterheid der bevolking ten goede kwam. Anders wordt zo'n dag, waar velen de kunst niet verstaan verkregen geld te sparen, zo licht tot een dag van dronkenschap en baldadigheid.

Onze burgemeester (men bedoelde F.F. Baron d'Aulnis de Bourouill) die het verzoek tot cafésluiting deed, verdient daarvoor de dank van alle weldenkenden. Jammer, dat er toch nog altijd een paar caféhouders zijn, die menen het buitenkansje van zo'n dag niet te mogen laten lopen. Misschien zou er reden kunnen zijn voor de burgemeester om voor hen zijn verzoek in een bevel te veranderen. Vooral als het er niet rustig toegaat, zoals op Nieuwjaarsdag in het café van V. aan de Nieuw Baarn straat, waar men nogal rumoerig huishield. Dat was, voor zover wij weten, de enige wanklank van die dag.

De aanmaningen van de onthoudersverenigingen te dezer plaatse om toch vooral op zulke feestdagen geen drank aan te bieden, zijn stellig door velen opgevolgd en door zo goed als allen ten zeerste gewaardeerd.'' (Einde citaat).

* * *
In schril contrast daarmee eindigde bijvoorbeeld het jaar 1912 weer met een moord in Baarn. Waarbij tevens nog de ongezonde naijver en jaloezie, die zo lang tussen Baarnaars en hun Soester buren bestaan heeft, opnieuw oplaaide. Het slachtoffer was Joseph Cosijnse uit de Oosterstraat, die op de morgen van Eerste Kerstdag ruzie maakte met enkele jongens, die op straat een meisje lastigvielen.

Een woordenwisseling welke was gehoord door drie Soeste­naren, die daar later die dag op terugkwamen.

Het drietal had zich die dag vol laten lopen in een café, kwam 's avonds Cosijnse weer tegen en begon hem te tarten met wat zich 's morgens had voorgedaan. In plaats van toen die jongens onder handen te nemen kozen zij de andere partij uit. Nu was dat niet tegen een dove gezegd, want die Baarnaar meende wel drie tegelijk aan te kunnen. Maar voor hij in actie kon komen liep een van die drie Soestenaren op hem toe en stak, terwijl Cosijnse zijn jasje uittrok, hem zodanig, dat hij bloedend ter aarde stortte.

Geschrokken gingen de drie aanvallers er op een fiets vandoor, terwijl het slachtoffer een huis werd binnen­gedragen. De gewaarschuwde doktoren Muisken en Vriesen­dorp, schoten snel te hulp, maar de man was al buiten kennis geraakt door veel bloedverlies uit wonden in het achterhoofd en hals. De eerste hulp had dan ook geen baat. Zonder tot bewustzijn te komen, overleed het slachtoffer ter plaatse. De man liet een vrouw en vier nog jeugdige kinderen achter.

De politie stelde natuurlijk onmiddellijk een onderzoek in en nog diezelfde nacht werden drie Soestenaren in hun woning gearresteerd. Zij werden in het wachthuisje aan het Stati­onsplein opgesloten. Burgemeester d' Aulnis leidde persoon­lijk het onderzoek en nam het verhoor af.

Dat onderzoek, wat op het gemeentehuis plaatsvond, werd 's middags om vier uur door de Officier van Justitie uit Utrecht overgenomen. Daarheen waren de daders onder bewaking van het voltallige politiekorps gebracht. Die zware begeleiding was maar al te noodzakelijk, want er was een talrijk publiek op de been en die lieten het niet bij luide verwensingen en verwijten. Een zuster van de overledene drong door de rijen heen en vloog een van de arrestanten aan. Kortom, de politie had handen vol werk hen tegen de woede van de menigte te beschermen.

Naast het gemeentehuis was een cachot in de kerktoren ter beschikking voor verder verblijf, maar al gauw besloot men de daders naar Utrecht over te brengen en ter be­schikking van de justitie te stellen. Dat transport ging zwaar geboeid en ook toen was er weer veel publiek op de been. Alom was te horen, dat ook hier de drank weer in 't spel was.

OP ROLLETJES

 Er bestond op die eerste werkdag van 1907 flinke belangstel­ling voor het bepaalt niet alledaagse werkje, waarmee men in Baarn het nieuwe jaar begon. Het houten politiebureau stond toch kennelijk niet zo gunstig en moest die dag van de ene kant van het plein naar de overzijde gerold worden.

Niet alleen bleek op die tweede januari de nodige mankracht gemobiliseerd te zijn, ook het publiek wilde wel eens zien hoe zo'n ongebruikelijk transport in zijn werk zou gaan. Het waaide die morgen flink. "Ze hebben vergeten bij Eem­nes de deur dicht te doen", pleegden de Baarnaars dan te zeggen. Knap arrogant, maar daar hadden vele plaatsgeno­ten toen toch zo'n handje van. 'Baarn is een stad, Soest een gat. Eemnes een waterpoel, Eemdijk een kakstoel', was bijvoorbeeld een rijmpje, waar­uit die veronderstelde superioriteit tegenover onze buurge­meenten tot griezelige uiting werd gebracht.

Om zeven uur die morgen werden de werkzaamheden gestart en het moet erkend worden, 's middags om drie uur was het gebouwtje al naar zijn nieuwe stekkie gerold. Daar zou het nog geruime tijd dienstdoen voor het bescheiden politiekorps, dat in Baarn nodig was.

Pas na de Eerste Wereldoorlog erkende men dat de beschik­bare oppervlakte van deze politiepost aan het Stationsplein te klein werd voor het toen al groeiende korps. Dat aantal was toen al gestegen tot 15 man, ingedeeld in drie klassen. Daarboven de hoofdagent en aan de top de inspecteur, waarvoor de kamer in het gemeentehuis ingeruimd was. Op 1 september 1917 steeg het inwonertal boven de 10.000. Het aantal raadsleden werd van 13 tot 15 uitgebreid, zij het pas na de volgende volkstelling (welke eens per 10 jaar werd gehouden) in 1919.

Er werd met het oog op het toenemende verkeer zelfs gepleit voor een derde post, welke dan op de Oosterhei gesitueerd zou moeten worden. Maar in de gemeenteraad was daar­voor geen meerderheid te vinden, evenmin trouwens als voor een derde post in Lage Vuursche. Wel werden daar twee nachtwachten aangesteld.

Even iets over de beloningen. De Baarnse inspecteur verdiende niet meer dan f 1200,-, zij het dat daarmee de minimumgrens was aangegeven. Er waren zeven twee­jaarlijkse verhogingen ingecalculeerd, waardoor dat bedrag tot maximaal f 1550,- per jaar opgetrokken werd.

Nu ja, daarnaast kreeg de chef nog een afzonderlijke jaar­lijkse vergoeding van/ 100,- als kleedgeld. In de gemeente­raad werd gepoogd dit aparte bedrag toe te voegen aan de jaarwedde. Want, zo redeneerde men, zoveel geld wordt eigenlijk toch niet jaarlijks voor een nieuw uniform besteed. Met dat kostuum kon de inspecteur wel tien jaar doen, aldus de vaststelling.



Het korps gemeentepolitie Baarn 1921 V.l.n.r.

Bovenste rij: W. v.d. Pol, L. v. 't Hof, A. G.M. Westendorp, K. Vieregge, onbekende Rijkswacht, W.A. van Breda, J.A. Struik, H. Onck.
Middelste rij: J. Boelens, L. ten Harkel, C.l. Puijmbroek, W.G. Bos, M. v.d. Goot, J.S. Weusthof, P. Bree.A, Krikke, J. van Burgeler, Schaap.
Voorste rij: W. Vedder, J. Vos, P. Straat man, J.R. du Cellier Muller (korpschef), K. Brinks, W. Huisman, W. v.d. Laan.

Maar anderen wisten voor te rekenen, dat zo'n structurele verhoging wel eens schele ogen bij andere ambtenaren op het gemeentehuis kon geven. En dus werd alles toch maar bij de oorspronkelijke opzet gelaten.

* * *
Terug naar de ontwikkelingen rond de politiehuisvesting. Eind 1919 sprak de gemeenteraad zich in principe uit voor de noodzaak, dat er een nieuw bureau moest komen. Daarvoor koos men een plaats aan de Stationsweg in de achtertuin van het gemeentehuis. Enkele jaren eerder was daar al een nieuwe voorziening voor een losstaand arrestantenverblijf ge­troffen. Vijf maanden na die principe-uitspraak volgde het defini­tieve raadsbesluit. Laagste inschrijver was de Baarnaar A.J. W. Vos met f 103 .000,- en aan hem werd het werk gegund. De hoogste inschrijving vermeldde f 134.000,-. Vos leverde het gebouw overigens niet op tijd op en werd daarvoor beboet. Later schold de gemeenteraad hem die straf weer kwijt.

Op 21 juli 1921 werd uiteindelijk dat nieuwe (nu mede voor de uitbreiding van het gemeentehuis weer gesloopte) politiebu­reau in gebruik genomen. Het ontwerp kwam van de gemeente-architect F .F. de Eloois. Hij was in 1905 door burgemeester d' Aulnis naar Baarn gehaald en kreeg de vrije hand een goede gemeentelijke dienst op te zetten. Baarn was wel gegroeid, maar telde op dat punt zeker een achterstand. In 1907 al bewees hij zijn kwaliteiten met het ontwerpen van ons gemeentehuis op de hoek Laanstraat-Brink.

In samenwerking met opzichter-tekenaar J .J. Diekman (in 1939 bij het afscheid van de Eloois bevorderd tot directeur) zijn er diverse grote gebouwen in Baarn gerealiseerd. In die periode dat politiebureau, plus een slachthuis en kleuter­school Lenteleven. Ook heeft hij nog drie scholen op zijn naam, het badhuis, het Nutsgebouw en het pompstation.



 Rechtsboven:
Achter het gemeentehuis (toen het politiebureau nog niet achter in de tuin gerealiseerd was) bouwde Baarn een klein, apart arrestantenlokaal, waar in 1924 een ongelukkige zwerver dagenlang vergeten werd en zo doodhongerde.

Rechtsonder:
Twee agenten (geheel rechts Struik, die in dit boekje enkele keren genoemd wordt) voor een stoet met versierde fietsen, georganiseerd door School- en Werktuinen.
Links
Parkbaas Groeneveld van Paleis Soestdijk.

Een van die typische onderdelen bij een de Eloois-ontwerp was het monumentale hek rondom zo'n gebouw. Net als bij Lenteleven en het slachthuis kwam er ook rond het politiebu­reau aan de Stationslaan een hek met stenen pilaren te staan. Plus scherpe punten, waaraan zelfs een paard ooit de dood vond.

Naast zijn werk als gemeente-architect moet van de Eloois ook zijn inzet met serieuze taakopvatting als commandant van de plaatselijke brandweer niet onvermeld blijven. En zeker niet zijn optreden dag en nacht bij overstromingen, welke Baarn en omgeving toentertijd teisterden. Na de ingebruikneming van het toen imposante nieuwe poli­tiebureau aan de Stationsweg, konden posten als in het gemeentehuis komen te vervallen, terwijl op het Stati­onsplein eerst de politie-nachtdienst daar in augustus 1921 opgeheven werd. Tussen 23 uur 's avonds en 7 uur 's morgens kon men alleen terecht op het hoofdbureau. Later werd alles overgeplaatst en kwam het houten gebouw bij het station leeg te staan. Overigens bleek er ook het een en ander te wensen over in de nieuwe aanwinst van toen. Er ontbrak een kantine waar eetgelegenheid geboden kon worden. Nu moesten de manschappen in de wacht eten. Een portiersloge zou evenmin luxe geweest zijn.

De bezoekers moesten zich vervoegen aan een loket in de hal en werden na het drukken op een bel te woord gestaan door iemand in de meldkamer. Die omschrijving werd later eigen­lijk pas goed van toepassing, toen er ook een heuse meldtafel geplaatst werd.

Het lastige was dat die bezoekers in die hal zo maar ieder vertrek, dat op die hal uitkwam, konden betreden. Er was dus nogal eens sprake van een storen van hoog (korpschef) tot laag, inclusief administratie en wacht.

Links boven:
De driewieler waarmee vóór en in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog in Baarn verkeersslachtoffers en patiënten vervoerd werden. Achter het stuur hier de heer Geuchies van het plaatselijke Rode Kruis.
Links onder:
De eerste gemotoriseerde ambulance, die in Baarn de driewieler opvolgde.
Rechts:
De drie laatste adjudanten van het korps gemeentepolitie Baarn.

De verdieping boven het bureau werd er in 1959 bijgetrokken. Adjudant Bekking was de eerste die verhuisde, hoofdagent Smit bleef er nog wat langer wonen. Bij de komst van hoofd­inspecteur Backer na de oorlog nam de uitbreiding van het korps duidelijke vormen aan; in die periode kwam ook de eerste adjudant benoeming. De verdere groei werd vervolgens veroorzaakt, toen Paleis Soestdijk het verblijf werd van een regerend vorstin.

Goed merkbaar was de vergroting voorts, toen het cellen­complex verruimd werd en er een speciale cellengang bij­kwam. Het aantal (ingesloten) arrestanten liep op met 180%. Er moest nogal eens een beroep op Soest gedaan worden, om ook daar arrestanten in te sluiten.

Het oude bureau aan de Stationsweg werd in de loop der jaren zo goed mogelijk aangepast. Eerst met zelfwerkzaamheid van de korpsleden, uiteindelijk door een grondige renovatie van het interieur, waarbij ook de bovenverdieping betrokken werd. Ook verscheen er (meldkamer) nieuwe apparatuur. Maar zelfs toen in de laatste week van juli 1981 tegen het Oranjepark een semipermanent gebouw bij kwam, waar­heen de korpsleiding en administratieve dienst verhuisden, bleef het aantal beschikbare vierkante meters ver onder de norm.

Normaal zou 1000 m' zijn, terwijl de veel te kleine werk­ruimte weinig arbeidsvreugde bood en nauwelijks gelegenheid vertrouwelijke verhalen te  vertellen  of  te  horen. Het duurde even voor de ruimte aan het Stationsplein een nieuwe bestemming kreeg. In 1925 werd het 'melkhuisje' voor f 100,- per jaar verhuurd aan de nieuw opgerichte vereniging 'Baarns Bloei'. Een poging daarvoor het viervou­dige te vangen door verkoop van het gebouw mislukte.

Op 15 januari 1925 werd na een vergadering in het gemeente­huis die vereniging 'tot bevordering van het vreemdelingen­verkeer en de welvaart van Baarn' opgericht. Eigenlijk hadden de initiatiefnemers een ander doel voor ogen, name­lijk om het Middenboschterrein - de voormalige meisjes­school tussen de Dalweg en de Zandvoortweg - in bezit te krijgen. Niet alleen dat gebouw, ook de grote tuin.

Plannen waren er al gemaakt. Na aankoop of erfpacht moest op die grond een eigentijdse concertzaal verrijzen, omgeven door een fraai park. De gemeenteraad weigerde medewer­king, ook ten aanzien van een te verwerven hypotheek. Zodat het benodigde geld niet bijeengebracht kon worden.

Het veroorzaakte gelijk de eerste crisis binnen 'Baarns Bloei' en reeds zeven maanden na de oprichting trad het bestuur af. Onder leiding van de nieuwe voorzitter J.M. van Hoogstraten -hoewel we ook penningmeester A.J. Hertogh en secretaris J. v.d. Brink niet vergeten mogen - kwam men alle strubbelingen weer te boven.
 
 Wat zou Baarn zonder Paleis Soestdijk geworden zijn?

In de voormalige politiepost werd een heus informatiebureau gestart, waaruit men met veel publiciteit intensieve propa­ganda voor ons dorp maakte. Jaarlijks verschenen fraaie hotel- en pensiongidsen, want in welk Baarns huis verleende men in die zomermaanden geen onderdak aan pension­gasten?

Later werden de prioriteiten verlegd en tenslotte moest het oude 'melkhuisje' aan het Stationsplein plaats ma­ken voor een modern Verkeershuis, waar de letters VVV het oorspronkelijke 'Baarns Bloei' op de achtergrond drukten.

* * *
Nu we toch even van het politiegebeuren afgedwaald zijn, is nog een andere geschiedenis daar op het Stationsplein leuk om te vermelden. Het betreft de klok op een paal, welke recht tegenover de politiepost op de hoek van het Amaliapark geplaatst was. Een elektrischer klok, welke daar al vrij vlug na de komst van de elektrische leiding in Baarn stond te pronken.

De gemeente dacht er goed aan te doen. Er was namelijk een verzoek binnen gekomen een stukje grond aan de Prins Hendriklaan ter beschikking te stellen voor de bouw van een kabelhuisje. Best zei Baarn, maar dan moeten jullie als tegen­prestatie een elektrische klok op het plein voor het station neerzetten.

Zogezegd, zo gedaan. Maar er kwamen direct al verwikke­lingen, omdat de grond waarop die klok geplaatst moest worden, eigendom van de HIJ SM - waaruit later de NS zou ontstaan - was. En die wilde alleen toestemming verlenen, wanneer de mensen die uit het station kwamen, onmogelijk de tijd op de klok te zien kregen.

Dus kwam er een voorschrift, waarbij de wijzers van de klok in een schuine stand moesten worden geplaatst. Moeilijk? Niet alleen voor u om te volgen, blijkbaar ook voor de makers van de klok.

Volgens mensen, die het weten konden, is dat namelijk de oorzaak geweest, dat het uurwerk minder solide geconstrueerd kon worden. Hoe dan ook, de klok begon vrijwel vanaf het begin kuren te krijgen. Dan liep zij voor, dan weer achter. En welke klokkenmaker er ook aan te pas kwam, de een nog kundiger dan de ander, het hielp niets. Soms ging het een tijdje goed, maar te snel was het weer mis.

Er is een kapitaal besteed aan die klok, maar zij was niet goed te krijgen. Niet alleen de stationschef ergerde zich er dood aan, heel Baarn sprak er schande van. Al zal die chef ook wel de nodige klachten van de reizigers te horen hebben gekregen. Want het leek net, dat de trein of te vroeg vertrok, of te laat binnenkwam.

Eind november 1924 werd de klok ten langen leste maar wegge­haald. Men kende haar grillen te goed, dat wel of juist daarom?! Het werd knap vervelend steeds maar te moeten uitleggen, dat die tijd fout was.

Bronnen:
Uitgegeven in verband met de reorganisatie van de Nederlandse politie en het opgaan van de Gemeentepolitie Baarn in Regiopolitie Utrecht District Eemland-Noord.
Tekst:  S.N.  Zwiep 

Illustraties:  Historische  Kring  Baerne  Politiearchief, Baarnsche Courant en vele particulieren
Druk:  Bakker  Baarn