door Eric van der Ent
Het onderschrift bij de foto’s van de opgeblazen brug over de Praamgracht (Coll. Mevr. C. Overeem-van den Brink) |
In 2016 stuurde mevrouw C. Overeem-van den Brink ons een aantal, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog gemaakte, foto’s die deel uitmaakten van het fotoalbum van haar oom Bram van Dijk (1917-2009). Op een van de foto’s was onder meer een Engels jachtvliegtuig te zien die tijdens Pinksteren 1944 bij Groenekan door de Duitsers was neergehaald. Het toestel lag brandend en rokend in een weiland. Maar ook twee foto’s van de spoorbrug over de Praamgracht in Baarn waarop duidelijk te zien is dat deze is opgeblazen.
De opgeblazen brug over de Praamgracht (Coll. Mevr. C. Overeem-van den Brink) |
Nog een foto van de brug (Coll. Mevr. C. Overeem-van den Brink) |
Op 14 maart 2016 volgde een artikel voor ons weblog waarin werd aangegeven dat we precies wisten wie de brug had opgeblazen. In het onderschrift bij de foto’s stond namelijk:
’Maart 1945. Onze bevrijders komen steeds dichterbij... en dus laten de
Duitschers de bruggen over “de Praam” in de lucht vliegen!’
Maar klopte dit onderschrift wel? Waren het wel de Duitsers die de brug hadden opgeblazen? Of waren het wellicht toch de geallieerden die de brug onklaar gemaakt hadden? Allerlei opties dienden zich aan en stonden open.
Tot het moment dat we het door mevrouw S.J. Vermeulen-Brauckman samengestelde, in 1990 (!) uitgegeven boek ’Baarn in oorlogstijd’ ter hand namen en we met onze neus op de feiten van toen werden gedrukt. Naast dezelfde foto’s als die in het album van mevrouw Overeem lezen we ook het volgende:
’de districtscommandant van de Baarnse B.S. krijgt van het geallieerde opperbevel de opdracht de spoordijk bij de Praamgracht op te blazen. Een onderafdeling, de zogenaamde springploeg van de Baarnse B.S., voert de opdracht uit. En met succes!’
De namen van de leden van deze springploeg worden echter niet vermeld waardoor het een incompleet verhaal is en blijft. Tot we een aantal weken geleden benaderd werden door onze plaatsgenoot Dik Riphagen (1935) die een aantal oorlogsherinneringen met ons wilde delen. Zijn vader en twee oudere broers zaten in het verzet. Al pratende bleek hij de aangewezen man en informant te zijn om ons de juiste informatie en met name die over de springploeg uit eerste hand te verstrekken.
Dik Riphagen vertelt:
Terugkeer naar Nederland met het m.s. Johan van Oldenbarnevelt (Nieuws van den Dag voor Nederlandsch Indië, 13-5-1935) |
Mijn vader Evert Andreas Riphagen (1896-1953) was voor de oorlog sergeant-majoor bij het Koninklijk Nederlands-Indische leger (KNIL). Hij had zich op jonge leeftijd, slechts 17 of 18 jaar oud, vrijwillig aangemeld. Mijn moeder heette Helena Lammers (1897-1991). Mijn grootvader ontmoette haar bij toeval op een feestje, vertelde over zijn zoon in Indië en liet haar foto’s van hem zien. Het KNIL-uniform zal ongetwijfeld indruk gemaakt hebben. Er ontstond een intensieve correspondentie tussen hen beiden en toen vader met verlof naar Nederland kwam sloeg de vonk direct over. Moeder wilde graag mee naar Indië, maar voor die tijd moest er verloofd en getrouwd worden. Daarna stapten zij samen op de boot richting Batavia. Mijn oudere broers Eddie en Klaas werden net als ikzelf in Indië geboren: Eddie op 27 januari 1924 te Bandoeng, Java, en Klaas op 2 mei 1925 in Padang, Sumatra. Mijn vader werd ziek. Hij kreeg longontsteking (pleuritis) waardoor één van zijn hartkleppen beschadigd werd. Hij werd afgekeurd voor actieve dienst en er werd besloten om terug te gaan naar Nederland. Ik werd slechts luttele weken voor vertrek, op 15 maart 1935 te Bandung geboren. Een zus van mijn moeder, Maartje Lammers, woonde met haar echtgenoot Jaap van der Veer aan de Stationsweg in Baarn. Zij hielpen mijn ouders met de voorbereidingen voor terugkeer en vestiging in Nederland. Zo kwamen we in Baarn terecht. We vestigden ons op Bremstraat 43.
Oorlogsjaren
In 1940 brak de oorlog uit. Mijn vader Evert en broers Eddie en Klaas sloten zich aan bij het verzet in Baarn. Hier werden plannen gemaakt voor allerlei acties om de vijand zo veel mogelijk schade toe te brengen. Ik herinner me: ’ik was negen jaar, lag ’s avonds in bed en hoorde (bij toeval) mijn vader met mijn broer Klaas praten over een plan om de spoorbrug over de Praamgracht op te blazen. Dit was overigens de enige keer dat Klaas vanuit zijn onderduikadres,‘s nachts thuis is geweest’.
Wat ik toen niet wist was dat in de garage aan de Bremstraat, waarvan de ingang aan de Rozenstraat lag, niet op scherp gestelde, explosieven van het verzet lagen. Deze zouden uiteindelijk gebruikt gaan worden om het plan uit te voeren. Ook kan ik mij het volgende herinneren: op 25 oktober 1944 stond vlak achter de Ortskommandantur, gevestigd in Het Baarns Lyceum aan de Stationsweg, op de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort, een treinstel dat gemarkeerd was alsof het Rode Kruiswagons betrof. Er was namelijk een wit vlak met een rood kruis op het dak geschilderd. Hoewel deze wagons als zodanig gemarkeerd waren, was ook bekend dat ze gebruikt werden om allerhande oorlogsgoederen, waaronder wapens, naar Duitsland te vervoeren. Het gebruik (lees misbruik) van de Rode Kruis markering mocht als een oorlogsmisdaad aangemerkt worden. De Duitsers waren druk bezig met een goederentrein bestaande uit tientallen gesloten goederenwagons via het aansluitspoor van de hoofdlijn Amersfoort-Amsterdam naar het emplacement langs de spoorlijn Baarn-Utrecht te verplaatsen. De goederentrein werd gerangeerd met behulp van een Belgische locomotief genummerd 8487. Na anderhalf uur was de klus geklaard en stond de goederentrein opgesteld op het spoor tegen de bosrand aan de Torenlaan. Net na de middag, rond 12.30 uur doken vanuit het noordwesten acht jachtvliegtuigen op die elk twee 500 ponds brisantbommen afwierpen. Deze troffen allen, op één na, doel! Na het bombarderen kwamen ze terug om ook met de boordwapens nog aanvallen uit te voeren. De locomotief werd door een voltreffer geraakt, waarbij allerlei brokstukken in het Baarnse Bos terecht kwamen en de wagons kriskras tegen elkaar gedrukt kwamen te staan.
De restanten van de op 25 oktober 1944 vernietigde locomotief bij de Torenlaan. Tot in de wijde omtrek waren brokstukken terug te vinden. (Coll. Geheugenvanbaarn.nl) |
De restanten van de ketel hingen in de bomen en de tender was vijfentwintig meter weggeslagen tegen een iets verderop gelegen seinwachtershuis. De Rode Kruistrein stond echter nog onbeschadigd op zijn plaats. Na de aanval werd het gebied door de Duitsers hermetisch afgesloten en ook werd de hulp ingeroepen van lokale artsen. De trein bleek namelijk geladen te zijn met honderden gevorderde paarden, die op transport naar Duitsland stonden te wachten. Er waren veel dode dieren, terwijl de gewonde paarden moesten worden afgemaakt. Het verhaal gaat dat de Baarnse bevolking enige dagen paardenvlees te eten kreeg. De machinist en de stoker kwamen om het leven en onder het Duitse personeel waren zwaar gewonden. Ook viel er een burgerslachtoffer en meerdere gewonden. Het bij de beschieting beschadigde spoor werd weer hersteld. Ook was inmiddels vanuit het verzet het verzoek gekomen om het spoor niet meer vanuit de lucht te bombarderen en was er besloten om, teneinde verder transport over het spoor onmogelijk te maken de spoorbrug over de Praamgracht door het verzet op te laten blazen.
Arbeitseinsatz en onderduik
Maar voor het zover was moet ik ook nog vertellen dat hieraan voorafgaand honderdduizenden Nederlanders in het kader van de Arbeitseinsatz, vrijwillig of gedwongen, tewerkgesteld werden in Duitsland. Ook Eddie en Klaas kregen een oproep. In overleg met mijn vader werd besloten om onder te duiken. Een schuilplaats werd gevonden in een ondergrondse ruimte onder het koetshuis van Villa Rusthoek aan de Zandvoortweg, tegenwoordig heet dat deel J.F. Kennedylaan.
Villa Rusthoek. (Coll. Geheugenvanbaarn.nl) |
De villa was toen in eigendom van textielhandelaar Van Heuzen, maar was gevorderd door de Duitse bezetter die de villa gebruikten als onderkomen van de Rijkscommissaris Arthur Seijss-Inquart (1892-1946) en generaal Friedrich Christiansen (1879-1972), opperbevelhebber van de Wehrmacht in Nederland, de man die het bevel uitvaardigde tot de grootscheepse razzia in Putten. In de schuilplaats hadden zich al enkele andere onderduikers, waaronder de zoon van Van Heuzen, verscholen.
Het koetshuis bij Villa Rusthoek. Vlakbij was de schuilkelder waar de onderduikers zich verborgen hielden. (Bron: Wikipedia) |
Levensgevaarlijk uiteraard, want de door de Duitsers gevorderde villa kon beschouwd worden als het hol van de leeuw! Omdat ik nog maar tien was, was de oproep om naar Duitsland te gaan niet op mij van toepassing. De onderduikers moesten uiteraard van voedsel en water voorzien worden. Hiervoor werd een plan gemaakt. Mijn moeder liep dagelijks van de Bremstraat naar Rusthoek om in het bos, rond en achter Rusthoek, hout te sprokkelen. Door de hevige sneeuwval tijdens de hongerwinter was het vaak onmogelijk om het transport met een karretje te doen, vandaar dat meestal een slee gebruikt werd. Ik ging af en toe mee om mijn moeder te helpen. Het bos was in die tijd nog een stuk groter. Ook de componistenbuurt met daarin de Wagenaarlaan bestond nog niet. Vader had in de slee een dubbele bodem gemaakt waarin proviand en water bestemd voor de onderduikers verborgen werd. Mijn moeder en ik liepen van de Bremstraat naar Rusthoek en zetten de slee op een afgesproken tijd bij een bepaalde boom in het bos. Daarna liepen we verder het bos in om hout te sprokkelen. Over het sprokkelen moesten we precies tien minuten lang doen: de tijd die de onderduikers nodig hadden om de proviand uit de slee halen en zich weer te verschuilen. Er was dus geen contact met de onderduikers. Ik heb hen nooit gezien! Bij terugkomst bij de nu lege slee werd het sprokkelhout erop gebonden en konden moeder en ik weer terug naar huis.
De actie van het verzet
Nu moesten de explosieven nog naar de onderduikplek gebracht worden. Aangezien ik regelmatig samen met mijn moeder volgens een vast patroon de proviand van de Bremstraat naar Rusthoek vervoerde en ik als jonge knaap geen argwaan zou wekken, werd mij gevraagd het transport van de explosieven voor mijn rekening te nemen. Moeder werd overal buiten gehouden. Als ze immers had geweten dat ik, haar jongste zoon, het transport zou gaan verzorgen, had ze dit roekeloze plan beslist gedwarsboomd. Toen de bewuste dag was aangebroken had het weer flink gesneeuwd Ik bracht mijn gevaarlijke zending met de slee. De (niet op scherp gestelde) explosieven werden in de verborgen ruimte in de slee gestopt, daarna de proviand. Ik ging vanaf de Bremstraat op pad naar Rusthoek. Dit alles volgens het vaste patroon waarop ik normaal gesproken samen met moeder het proviand heenbracht om met sprokkelhout weer terug te komen.
Vader had het mij goed ingeprent: ik zette de slee volgens de vaste afspraken op het vaste tijdstip bij de boom. Dit keer moest ik langer wegblijven om hout te sprokkelen, zodat de onderduikers de tijd hadden om de explosieven uit de verborgen ruimte in de slee te halen. Daarna ging ik met de slee met sprokkelhout weer huiswaarts.
Met deze explosieven zou de spoorbrug over de Praamgracht door het verzet in één van de daaropvolgende nachten opgeblazen worden, maar de exacte datum waarop dit zou plaatsvinden wist ik niet. Een paar nachten achter elkaar sloop ik uit bed om via het dakraam naar buiten te kijken om te zien of er wat gebeurde. Van de Bremstraat naar de brug over de Praamgracht is het hemelsbreed niet zo ver. Toen het zover was, kon ik de ontploffing duidelijk horen. De missie was geslaagd! De springploeg had zijn werk gedaan.
Hier eindigt het relaas van Dik Riphagen. Daarmee is het verhaal nu achtenzeventig (!) jaar na dato compleet!
Dank aan dhr. Dik Riphagen voor het vertellen over zijn belevenissen.
Bronnen:
* Baarn in oorlogstijd door mevr. S.J Vermeulen-Brauckman. Uitgave uit 1990 door Drukkerij Bakker Baarn en Boekhandel Den Boer.
* Baarn in de Tweede Wereldoorlog, terugblik, door Wim Velthuizen. Uitgave uit 2017 van Stichting Groenegraf.nl.
Mevrouw S.J. Vermeulen-Brauckman (1921-2011) was getrouwd met J.W. Vermeulen (1919-1995), eigenaar van het gelijknamige accountantskantoor Spoorstraat 2. Vermeulen speelde al op relatief jonge leeftijd een belangrijke rol in het Baarnse verzet.