De gereformeerden waren de eersten die een kerk op de Oosterhei wilden bouwen, al in 1953. Een stuk grond dat de kerkenraad op het oog had, werd echter voor hun ogen weggekaapt. Door wie, daar kan ik niet meer achter komen. Misschien de Cantonschool of de Guido de Bres. In elk geval nam de kerkenraad op dat moment een belangrijk besluit. De raad stelde vast dat Baarn vol was, in elk geval in de zuid-oostwijk. Maar ook elders, de Schildersbuurt zou ook al een van de laatste wijken zijn die er in Baarn nog gebouwd konden worden. We kunnen er nu om lachen, want later zouden nog de halve Staatsliedenbuurt en de hele Professorenbuurt, Componistenbuurt en alle delen van het Eemdal gebouwd worden. Maar de gereformeerde kerkenraad nam een doortastend besluit en kocht een stuk bouwgrond tussen de Eemweg en de Frans Halslaan. Het laatste stuk bouwgrond in Baarn, dacht men in 1953. Let wel: de Mariakerk is in 1962 gebouwd en De Ark in 1961. Daar had de Opstandingskerk dus ook kunnen staan.
De Gereformeerde Kerk had een groot kerkgebouw aan de Oude Utrechtseweg (nu Paaskerk geheten), met 750 zitplaatsen, en een klein gebouw (240 plaatsen) aan de Laanstraat, de vroegere School met den Bijbel. Op die plaats staat tegenwoordig Apotheek Julius. Het inwonertal van Baarn groeide hard en dat gold ook voor de Gereformeerde Kerk. Die profiteerde in de jaren vijftig tevens van de komst van het Zendingscentrum (Wilhelminalaan) en het Evangelisatiecentrum (Amsterdamse Straatweg) van de landelijke kerk en de gereformeerde opleidingscentra Jelburg en Nijenburgh, ook aan de Amsterdamse Straatweg. De kerkenraad wilde de Laanstraatkerk vervangen door een kerk met 750 zitplaatsen. Later in de jaren zestig nam de raad zelfs een optie op een stuk grond voor een derde kerkgebouw, aan de Kennedylaan tegenover de Gaspard de Colignyschool. Uit het vervolg van dit verhaal wordt duidelijk dat het fijn is dat die derde kerk er niet is gekomen.
De bouw van de kerk in 1962 |
In 1957 werd de eerste bouwcommissie ingesteld. De kerkenraad stelde een budget van 400.000 gulden in, de commissie presenteerde een plan van 560.000 gulden. Dat was het einde van de bouwcommissie.
In 1960 werd een tweede bouwcommissie ingesteld. Die koos voor de Baarnse architect Zuiderhoek (Prins Bernhardlaan), die indruk had gemaakt met de Petrakerk in Veenendaal. Zuiderhoek twijfelde aanvankelijk, omdat hij het terrein te klein vond voor een kerk, maar bedacht vervolgens de tentvorm als oplossing voor dat probleem. Het gebouw kreeg daardoor heel veel dak, waarop de architect besloot het door leien te laten dekken in plaats van (goedkopere) pannen, om het geheel minder massaal te maken. Als aannemer werd de Hilversummer Pellikaan gekozen, die in zijn woonplaats samen met Zuiderhoek de Bethlehemkerk had gebouwd.
In april 1964 werd de eerste steen gelegd, door dominee Krijger samen met de vierjarige Elsbeth Eringa. De bouw kostte 545.000 gulden. Het bouwfonds was opgelopen tot 320.000 gulden, terwijl het rijk een ton bijdroeg ingevolge de ‘Wet premie kerkbouw'. De kerk hoefde dus maar 125.000 gulden te lenen. Een jaar later werd de kerk in gebruik genomen. De naam Opstandingskerk was al in 1960 uit een prijsvraag gekomen.