de wipmolen in Lage Vuursche |
Tot het moment waarop koningin Beatrix
begin jaren zestig in kasteel Drakestein kwam wonen, was De Lage Vuursche geen
bekende plaats. Het dorp resorteert sinds juni 1857 onder de gemeente Baarn. Na
de laatste eeuwwisseling is het gezicht van het dorp door de aanplant van
produktiebossen langzamerhand veranderd van een open heidelandschap in een
dorpje diep in het woud.
Hierdoor is het thans nog moeilijk voor
te stellen dat er bijna 250 jaar lang een molen vrij in de wind in het dorp
heeft gedraaid. Ook leven er geen bewoners meer die zich de molen kunnen
herinneren. Naar alle waarschijnlijkheid besloot de toenmalige eigenaar, jhr.
Bosch van Drakesteijn, de molen in 1903 af te breken. In sommige huizen siert
de oude molen nog op een schilderij of wandbord. Ook zijn er nog wel foto's van
de molen te vinden. In een paar geschriften, die elkaar soms herhalen, blijven
de belangrijkste gegevens over de verdwenen wipkorenmolen bewaard.
Hoe
werkt een wipmolen?
De Ambachtsheer van De Lage Vuursche,
Ernst baron van Reede, liet waarschijnlijk in 1659 de molen in het dorp bouwen.
Het jaar 1659, vermoedelijk de bouwdatum, is destijds in een balk van de molen
aangebracht. Het type wipkorenmolen kwam minder voor dan de standerdmolen. De
vroegst-bekende wipmolens dateren uit de 16e eeuw. Het principe van de
standerdmolen hebben we beschreven in het artikel over de Maartensdijkse molen
De Hoop in de editie van 26 juni jl.een overzicht met Drakenstein, de molen en de kerk in Lage Vuursche |
De wipmolen is ontwikkeld als poldermolen.
Vooral het waterrijke westen van ons land had voor de polderbemaling een
draaiende beweging voor een watermalend scheprad aan de grond nodig. De wieken
van een standerdmolen drijven molenstenen in de molenkast aan. Bij de wipmolen
wordt de draaiende beweging van de wieken door middel van een lange as, ook wel
de koningsspil genoemd, overgebracht op een groot wiel welk indirect meerdere
systemen kan aandrijven. Nog een verschil met de standerdmolen is, dat de
wipmolen in de piramidevormige ondertoren, waarin de maalstenen liggen, · iets
meer bruikbaar volume aan werken opslagruimte heeft. De piramidevormige
ondertoren van de molen rust op een vierkant stenen fundament. Vier
eikenhouten stijlen met de nodige dwarsbalken vormen de hoofdconstructie. Op
deze piramidevormige ondertoren draait het molenhuis met het wiekenkruis. Het
ontstaan van de naam 'wipmolen' is als volgt. Door de aandrijving van de
wieken boven in de molen en de werking van het waterscheprad beneden, ging de
molen enigszins schudden. Dit werd ook wel. 'wippen' genoemd.
Het bovenhuis met de wieken bezit aan de achterzijde een houten staart. Vanaf een kruirad onder aan deze staart loopt een kruiketting of -touw waarmee de molen op de wind gezet kan worden. Rond de molen staan circa 10 krui palen in de grond waaraan de molen met de kruiketting en nog een tweede ketting wordt vastgezet. De kruiketting ligt als het goed is altijd aan een bepaalde kant, zodanig dat wanneer de wind ruimt, het molenhuis met het wiekenkruis direct zonder de ketting te hoeven verleggen achter de wind aan gekruit kan worden. In ons land niet zijn vele 'buien' moet een molenaar altijd rekenen met een wind die snel kan 'ruimen', dat wil zeggen bijvoorbeeld van zuidwest in korte tijd draait naar noordwest. Het omgekeerde, 'krimpen', komt ook wel voor maar gaat als regel veel langzamer en is dus voor de molen niet zo gevaarlijk. Aan de staartconstructie, goed te zien op de foto, is ook de trap bevestigd naar het molenhuis.
Na
1700 is dit type molen als korenmolen niet veel meer gebouwd. Tussen 1700 en
1750 ging men in ons land waarschijnlijk steeds meer over op het bouwen van
grotere achtkantige stenen molens, de zogenaamde bovenkruiers. Molens met een
grote vaste stenen romp en een naar verhouding kleine draaibare kap. De
wipmolen was als korenmolen een bijzondere verschijning in deze omgeving,
omdat dit principe hoofdzakelijk als poldermolen ten behoeve van de
waterbeheersing in ons land werd toegepast.
Op
de Dwarsdijk in Tienhoven staat nog een wipwatermolen. Enkele van de reeds
verdwenen wipmolens in onze provincie waren: de in 1930 afgebroken De
Oude-Strijder in Tienhoven, de in 1940 afgebroken Haarmolen in Haarzuilen, de
Lorredraaier in Kamerik en de molen in Jaarsveld welke de basis was van de veevoederfirma
Brokking.
Veranderingen
de molen aan de achterzijde |
De molen in De Lage
Vuursche bezat twee zolders. Op de bovenste zolder lagen twee koppel stenen.
De houten molenas was in 1880 zo slecht geworden, dat hij bij de kop afbrak en
het hele wiekenkruis naar beneden viel. De gehele molen is later met vijzels
opgekrikt en voorzien van een stenen onderbouw. Waardoor de wieken vier meter
hoger kwamen. Ook werd de versleten houten as vervangen door een ijzeren.
Door de verhoging was de molen van grondzeiler in feite een molenaar en
broodbakker in de soort 'stellingmolen' geworden. Maar in plaats van een
rondgaande houten stelling rond de molen hier een aarden wal gelegd. Waardoor
het een berg- of beltmolen werd Deze vorm kwam in de provincie maar sporadisch
voor. Bergmolens waren de vroegere korenmolen in Tull en 't Waal en de molen
te Amerongen. Bij het molenaarshuis was in de wal een inrit gemaakt om onder de
molen te kunnen komen. De verhoging van de molen had waarschijnlijk te maken
met het opkomende bos in de omgeving. Door de verhoging hadden de wieken meer
windvang. In het verhaal over de
Maartendijkse molen De Hoop kwamen we
Jochem van den Bunt al tegen. In 1832 staat in de Burgerlijke Stand van
Maartensdijk vermeld, dat hij van de Vuursche kwam. Jochem werd in 1781 in
Driebergen geboren. Hij trouwde met Petronella van Viegen uit Bunnik.
Petronella kwam waarschijnlijk uit de bekende molenaarsfamilie 'Van Viegen' te
Bunnik. Uit deze familie stamde ook de bekende organist 'Stoffel van Viegen'.
In het boek Van stulp tot kerk, dat de heer W. Otten schreef over de
geschiedenis van de kerk in De Lage Vuursche, wordt de fam. Van den Bunt
genoemd. De kerk ontving in 1815 de Attestatie van Van de Bunt uit Bunnik. In
het boek wordt Jochem van den Bunt als korenmolenaar met een jaarlijks inkomen
van f 350,- vermeld. De
kerkmeester Matthijs van Es legde in 1817 een intekenlijst aan wegens
buitengewoon zware reparatiekosten aan de kerk. Ook op deze lijst komt de
korenmolenaar, tevens diaken Jochem van den Bunt voor. Ook is er een zoon van
Jochem, Gijsbertus van den Bunt bekend. Hij was van 1873 tot 1886 korenmolenaar
en broodbakker in de Vuursche. Een andere bron vermeld W.van den Born als
laatste molenaar van de Lage Vuursche.
de molensteen op Landgoed Lievendaal |
schuin links kunt u de terp waar de molen op heeft gestaan nog zien |
de familie Van Kooi |
Leuk detail: de wieken zijn hergebruikt in de monumentale zwarte schaapskooi bij de familie Schep in Lage Vuursche.
Met
dank aan mevrouw Barlo die het stuk beschikbaar stelde uit de serie "Kiek
nou toch 's effe an" van Koos Kolenbrander. En de familie Tesselaar voor de huidige foto's die ik mocht nemen op het Landgoed Lievendaal. Tot slot ook bedankt Leo Terschegget voor de bruine foto van de molen.
http://www.grijsvuur.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter
Kom in actie en deel ook uw Baarnse herinneringen op Groenegraf.nl