woensdag 1 februari 2017

Herinneringen van Hans (22): DE RODE DRAAD VAN HET FIETSEN - onze wielerpassie door de jaren heen (deel 4)

door Hans Smeekes
Kortenhoef: Henk in tweede positie


Behalve dat mijn broer Henk dus zelf aan wedstrijden meedeed, zijn we ook best vaak samen gaan kijken. Zo was er bijvoorbeeld elk jaar vaste prik in de zomer: de Profronde van Kortenhoef.  Daar zijn we heel wat keertjes geweest. Die ronde werd georganiseerd door de  bekende prof uit dat dorp: Geurt Pos. De bijgaande foto’s zijn van het jaar 1965. Het was het jaar dat mijn broer Henk zelf ook meereed bij de nieuwelingen.





V.l.n.r.: Bart Zoet, Groeneweg en Gerben Karstens
De toen net opgerichte Televizier ploeg onder leiding van Kees Pellenaars had verrassend zeer goed gepresteerd in de Tour de France (een nieuwe succesvolle generatie diende zich aan) werd er flink in het zonnetje gezet.  Ik heb er toen leuke foto's kunnen maken.  


De Ronde in 1965 werd gewonnen door Cees Lute. In 1966 was Gerben Karstens de winnaar.

UIt: "Wielersport"

v.l.n.r.: Gerben Karstens, van Espen, Cees Haast, Van Dongen, Cees Lute, Oudkerk, Wouters, Jo de Roo (in de kampioenstrui) en Groeneweg.

Bij zo’n ronde struinden we dan ook altijd nog wat rond. Rennerskwartieren bestonden niet echt. De renners kleedden zich om bij de auto’s waar ze mee aankwamen. Zo herinner ik me nog heel goed dat we Wim en zijn broer Piet van Est in die hoedanigheid aantroffen na de wedstrijd. Dat moet dan wel bij één van de eerste rondes geweest zijn, die we hebben bezocht. Zo rond 1960. 

Met een teiltje water en een paar handdoeken, met aan de ene kant de open achterklep van de auto en aan de andere kant de openstaande boerderijschuur, waarvoor ze balen hooi hadden gezet, zodat de renners daarop konden plaatsnemen. We hebben toen uiteraard ook om handtekeningen gevraagd. We durfden ze bijna niet te storen. Maar zo aanraakbaar waren de renners toen. En ik hoor dat het nog steeds wel enigszins zo is. Alleen wel in mindere mate. Maar het blijft een sport die je van zo ongelooflijk dichtbij kan mee beleven en de renners blijven één van ons. Van het publiek. Omdat ze weten er afhankelijk van te zijn. Gewone jongens onder elkaar. En die wat harder kan fietsen, wordt renner.

En de ander wordt toeschouwer en fan. Vooral in België hebben de renners een ontzettende band met hun fans. Met een café dat tot stam fancafé is benoemd. Vaak bestierd door een familielid.




Trouwens hele families hebben we zien meegaan met de jonge rennertjes. Onze ouders deden dat maar af en toe. Dan moest het wel echt uitkomen. Henk had collega rennertjes die luidruchtig werden aangemoedigd door moeders en vaders en andere familieleden. Henk moest het meestal met mij doen en dan ook nog niet altijd.

Maar het was niet alleen kortbij waar we naar het wielrennen gingen kijken. We zijn zelfs een keer helemaal naar Chaam in Noord Brabant geweest. De Acht van Chaam was in die tijd de bekendste kermiskoers met een indrukwekkende erelijst van winnaars. 
Uit: "Wielersport"
We zijn er verschillende keren geweest. Voor ‘t eerst in 1964. Op de brommer. Op de NSU (met de benzinetank in de vorm van een eitje). 



Ik had dat 'snelheidsmonster' (hij ging echt niet harder dan 40 km per uur en dan moest je ook nog niet de wind tegen hebben) op mijn 16e van mijn vader gekregen (daarvoor reed mijn Pa zelf erop, maar hij had zich inmiddels een veel snellere Berini aangeschaft). In Tilburg woonden Oom Henk (een broer van mijn moeder) en Tante Riet met hun kinderen. Daar mochten we overnachten. De Brabantse hartelijkheid was geweldig. En de Acht van Chaam ook. Ik heb er diverse foto’s kunnen maken. Een geweldige sfeer. Het parcours heeft de vorm van acht vandaar de naam. In het middenstuk met heuse tribunes, waar de mensen vanaf de vroege ochtend al hadden plaatsgenomen met tassen vol versnaperingen, kon je de renners twee keer zo vaak zien. Duizenden mensen. 



'Gewapend' met de Yashica van mijn ouders heb ik zowaar een foto kunnen maken van Tom Simpson, van heel dichtbij, helaas echter is die foto verloren gegaan. Ik heb wel onlangs in één van de opnieuw door mij verkregen bladen "Wielersport" een heel geschikt vervangend exemplaar gevonden.








En ja wat de shirtjes betreft, er ging niets boven het geweldige zwart witte wielertruitje van Peugeot. Dus had ik er ook één en liet ik mij er maar al te graag in fotograferen.







Gek genoeg zijn de andere foto’s, die ik toen heb kunnen nemen, nog wel te vinden in mijn archief.


Chaam 1964, v.l.n.r.: Maliepaard, Leo Knops en Rik Luyten



Chaam 1964, op de kop
de Belg Rik Luyten
Chaam '64, v.l.n.r.: Van Aert, Ludo Janssens,
Leo Hermens en Jo de Roo





Ook in 1966 waren we er, maar toen zijn we er, als ik me goed herinner, geweest met onze Pa. Die had toen net een auto. Een Renault viertje. 


Ook van dat jaar heb ik nog enkele foto’s, die goed de geweldige sfeer aangeven. De foto's maakte ik zoals altijd met de tweeogige spiegelreflexcamera van mijn ouders, nou niet bepaald een sportcamera.

Dat ik veel van de namen van de renners nog weet, komt, omdat ik die vermeld heb op de achterzijde. Ik zou het nu echt niet meer geweten hebben.
Chaam 1966, kopgroep met o.a. Schöder, Zilverberg, Haast, v.d. Vleuten en Karstens



Chaam 1966: de winnaar Gerben Karstens
Chaam '66: Links de Deen Palle Lykke












Een andere trip in 1966 was naar Zandvoort, waar op het autocircuit de Grote Prijs van Nederland, een driedaags gebeuren, middels een ploegentijdrit zijn eerste etappe had. Ook daarvan heb ik nog foto’s. Die Grote Prijs was een probeersel en moest de toen niet doorgegane Ronde van Nederland vervangen. De ploeg van Jan Janssen het Franse Pelforth won de rit. En Jan Janssen uiteindelijk de Grote Prijs. Ik denk niet dat er veel toeschouwers waren. We konden dus ook heel gemakkelijk een plekje vinden langs het parcours. Ik geloof dat we er een familie uitje van hebben gemaakt. Inclusief dus onze Pa en Ma en andere broers. 


Zandvoort 1966: Rechts Rik van Looy en Peter Post, links de Caballero ploeg
Zandvoort 1966: De Franse Ford ploeg met helemaal links Jacques Anquetil
Ook staat me bij dat Henk en ik een keer naar het Olympisch Stadion in Amsterdam zijn geweest toen er daar de wereldkampioenschappen op de baan werden gehouden. Ik vraag me alleen nu af in welk jaar dat geweest kan zijn. Bij nazoeken blijkt dat er in die jaren WK’s in Amsterdam waren in 1959 en in 1967. 
Van 1959 kan ik me nauwelijks voorstellen dat we er naartoe zijn gegaan, want toen waren Henk en ik respectievelijk 10 en 12 jaar oud. Te jong nog, denk ik, om al zo’n tocht naar Amsterdam aan te gaan. Dan blijft 1967 over, toen was ik twintig, maar toch heb ik ook hierbij mijn twijfels, want in mijn herinnering was ik jonger en in 1969 'zat' ik inmiddels in militaire dienst. Maar mogelijk is het toch, want in ‘t weekend mocht ik naar huis (ik ‘legerde’ intussen in de Hollandsche Rading). Het zou dus goed kunnen dat we er op mijn trouwe NSUtje naartoe zijn gegaan, want daar reed ik toen nog regelmatig op.
Maar het kan ook zo zijn dat het niet een WK was maar de revanchewedstrijden van het WK. Die werden namelijk elk jaar na een WK daar steevast gehouden en trokken veel publiek. In elk geval is in mijn kop de combinatie WK en Olympisch Stadion blijven plakken. 

Met daaraan weer vastgeplakt en daar gaat het eigenlijk om: de ontmoeting met de bekende Franse spurter André Darrigade.


We troffen hem puur bij toeval toen hij net buiten het stadion uit een auto stapte. Ik herkende hem gelijk. Uiteraard kwam zijn handtekening in mijn handtekeningboekje en is jarenlang het pronkstuk gebleven. 

Overigens was hij in 1969 geen actief renner meer. Maar als het 1959 was, dat we hem troffen, dan was hij net wereldkampioen op de weg geworden in Zandvoort.

Van de wedstrijden zelf in het Olympisch Stadion kan ik me niet veel meer herinneren. Ik heb wel een beeld dat we daar ergens bovenin een bocht zaten en de renners beneden langs ons zoefden. Ik denk dat we er stayerwedstrijden hebben gezien. 


Achter de grote motoren, het ronkende geluid zit nog in mijn kop. Geweldig vond ik dat en nog steeds. 

Maar heden ten dage wordt er jammer genoeg niet meer achter de grote motoren gereden. Hooguit achter de dernies.


In die tijd hield ik plakboeken bij, met foto’s uit kranten en weekbladen. Keurig gerangschikt per renner. Zo had ik van elke renner een apart hoofdstukje en hield ik bewust ruimte over voor nog te verkrijgen materiaal. De basis van alles waren de krantenfoto’s en de foto’s die ik uit de Katholieke Illustraties knipte, die ik van mijn Opa in Hilversum had gekregen. 
Onlangs heb ik me via marktplaats diverse jaargangen uit de jaren vijftig van de vorige eeuw kunnen aanschaffen en ben ik weer aan het knippen geslagen. 
En ben ik weer even het kleine jongetje van toen. 



Voor de curiositeit, omdat mijn Opa er oorspronkelijk vandaan komt, hierbij een foto van de Ronde van Vinkenveen (recent geknipt uit een KI van 1936).  



De plakboeken van toen heb ik enige jaren terug weggegeven en daar heb ik nu een beetje spijt van.
Maar ook weer via marktplaats ben ik aan een plakboek van een totaal vreemd persoon geraakt en dat verlicht de ‘pijn’. Het is sfeer snuiven, maar ook letterlijk snuiven. Want die oude krantenfoto’s die hebben een bepaalde geur. Een beetje muf, maar dat heeft juist wel weer wat. Ja hoe gek kan iemand zijn.
De geur van oude kranten!
Ik heb  al verteld dat ik ook weer aan wielerplaatjes ben gekomen maar waar ik niet aan gekomen ben zijn de prachtige glossy foto’s die door de renners uit de jaren vijftig en zestig aan de fans werden uitgereikt. Met of zonder handtekening. 
Daar had ik ook een heel boek van. Ik herinner me dat ik fotokaarten had van Piet de Wit, Cor Schuuring, Theo Sijthoff (de latere modekoning van Rotterdam) en nog veel meer. 

Allen leden van de Caballeroploeg. 
Dat wielerteam had een mooie serie fotokaarten. 




Ja en toen kon er nog reclame gemaakt worden voor sigaretten, zelfs door sporters dus ... the times they are  a changing (Bob Dylan zong het in die jaren al). 

Fraai waren ook de foto’s van renners van het sponsormerk Locomotief. De foto's werden vaak gebruikt om de omslagen van het blad Wielersport op te sieren.



Soms kregen we de glimmende foto's direct in ons handje, dat we gewillig daarvoor uitstaken, tenminste als we dichtbij de renners konden komen, maar het gebeurde ook dat ik de renners aanschreef. Of de wielerploeg in zijn geheel. Ik stuurde dan een postzegel mee voor de terugzending. Met het verzoek voor twee van alles, want dan kon ik er ook één meegeven aan onze vriend Rijkie van de Kuilen uit de Snipstraat. 

Ik vraag me overigens af hoe ik destijds aan de adressen kwam en ik heb een vermoeden dat ik die verkreeg via het wielerblad ‘Wielersport’, dat in het seizoen elke week verscheen en buiten het seizoen één keer in de twee weken. Dat tijdschriftje viel steevast op een bepaalde dag bij ons op de deurmat en daar keek ik ook echt naar uit. 
We kregen het zoals ik al schreef omdat mijn broer Henk licentiehouder was en het blaadje was tevens het officiële orgaan van de KNWU. 
Nieuwe licentiehouders werden daarin vermeld. Met adres en al en zo zou ik wel eens aan de adressen van de renners kunnen zijn gekomen.

Na een paar jaar had ik een hele stapel van die blaadjes, maar op 'n gegeven moment zijn ze toch weggeraakt. Ja zo gaat dat in de loop van de tijd. 
Maar een paar maanden geleden heb ik inmiddels weer enige jaargangen kunnen bemachtigen. Op een mooie herfstdag arriveerde er een grote doos vol met exemplaren uit de jaren 1966 t/m 1970. Als een kind zo blij was ik en een aantal liggen nu opengeslagen achter mij, een stukje verleden dus, opnieuw leven ingeblazen ... nostalgie ... ‘forever young’

Ja nu Bob Dylan de Nobelprijs voor literatuur is toegekend, moet ik ook veel aan hem denken en komen zijn nummers weer naar boven, hij was ook één van mijn helden, ‘we’ trokken samen op als’ t ware, de nieuwe tijd in ... maar de oude niet vergetend.

Wordt vervolgd met deel vijf.

Hans Smeekes















Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter