woensdag 20 december 2017

Herinneringen van Hans (28): Rotan - de meubelmode van de vijftiger jaren

Het was in de begin jaren vijftig van de vorige eeuw dat we met het hele gezin verhuisden van de Zandvoortweg naar de net gebouwde woningen aan de Lepelaarstraat.  Een nieuwe buurt, alles piksplinter nieuw. En dus dachten mijn ouders: daar hoort ook nieuw meubilair bij.
En misschien dachten mijn ouders toen ook wel om het dan maar gelijk heel modern te gaan doen.
Rotan was de nieuwe stijl in de vijftiger jaren. 
Aldus togen ze naar Puper in Schoolstraat, want Puper was ‘the place to be’.






En zo stond er daarna een prachtig setje te blinken rondom een dito rond tafeltje met een plaat van gebubbeld glas. 


                                    Je kon er van alles kopen in rotan stijl: van staande plantenbakken tot lampenkappen, maar die hadden we niet. Alleen de stoeltjes en de tafeltjes hadden we in rotan.


Op de knusse markt op de Brink kochten mijn ouders grote stukken schuimrubber van ongeveer één à twee centimeter dik. 


Mijn moeder, die goed kon naaien als dochter van een kleermaker, maakte er dan kleurige hoezen omheen in het dessin van die tijd.



Het geheel zag er fris en fruitig uit. 
En was denk ik ook niet duur. Beschikbaar dus voor een jong arbeidersgezin in de jaren na de oorlog.



Er was ook een bank bij en die had mijn moeder zich snel eigen gemaakt. 

Op de tekening/foto is ze bezig met een breiwerkje, maar eigenlijk heb ik haar niet veel op die bank zien liggen, want ze had het veel te druk met haar gezinnetje i.c. de opvoeding en verzorging van vier jongetjes.



Andere meubeltjes als een 
dressoir, een kastje en toen we tv kregen een tv tafeltje, kwamen, denk ik, ...


... van Harmsen in de Oosterstraat. 


Ook al zo’n klein winkeltje. Nog kleiner zelfs dan Puper. 
De zaak stond tot aan de uitbouw, die als een soort etalage diende, volgestouwd met kastjes en stoelen en ander meubilair.

Verderop was er in de Bosstraat de zaak van Merkestijn, maar daar kwamen we volgens mij nooit, hoewel mijn moeder best wel eens een blikje naar binnen zal hebben gegooid.



Wel een opmerkelijk pand, dat goed in mijn geheugen is gegrift.
Ik kwam er vaak langs. Bijvoorbeeld op weg naar Strumpel (welke Baarnaar kent die niet), daar schuin tegenover. Dat gebeurde als ik er door mijn vader op uit was gestuurd om een zakje spijkertjes of schroefjes te kopen. Dat ging toen nog per ons. 



De tekeningen die hierbij ter illustratie getoond worden, daarvan is het de bedoeling dat die in het boek komen dat Eric en ik volgend jaar hopen uit te brengen. Ik ben er druk mee bezig en heb al ongeveer honderd tekeningen klaar. Dit is dus een voorproefje.

Wat het materiaal betreft, waarvan de meubeltjes werden gemaakt, dat kwam van de rotan palm. Afkomstig uit met name een land als Indonesië. Grappig wel voor mij om dat te constateren, want mijn hele leven al heb ik met dat land een relatie. 
Rotan heeft veel weg van bamboe, maar is dat niet. Het belangrijkste verschil is dat bamboe hol is en rotan van binnen vol. Die kern werd versneden tot pitriet, waar ook weer stoelen van werden gevlochten.
Zo’n rieten stoel kwam erbij toen mijn ouders het rotan setje naar de serre aan de achterzijde van ons huis aan de Lepelaarstraat verhuisden, toen er in de zestiger jaren tot een lederen bankstel werd overgegaan (de betere tijden op financieel gebied waren aangebroken). 



Mijn moeder vond het toen ook nog nodig al die meubeltjes wit te schilderen (bijna alles in de serre was wit).

Wat de rotan mode betreft, ja dat was in de jaren vijftig echt een hype. Daarvan getuigde ook het artikel in de Katholieke Illustratie dat ik onlangs ontdekte.


Zo zag het er bij ons ook uit. De fleurige mevrouw lijkt zelfs op mijn moeder.
En de sanseveria hadden we ook!
Volgens het artikel kwam 90% van de rotan meubeltjes uit Noordwolde, een dorp in de zuidoosthoek van Friesland. 

Wie zou nou zo’n industrie verwachten te midden van de uitgestrekte weilanden? Maar daar ligt een toevallige omstandigheid aan ten grondslag. De gehele regio daar bestond namelijk eertijds hoofdzakelijk uit turfafgravingen. Maar eind 19e eeuw ging het hard achteruit met de turf.  De turf werd verdrongen door de steenkool en de regio raakte behoorlijk in verval.  Maar een slimme predikant aldaar kwam op het idee om een stoelenmatter uit Duitsland te laten komen om de mensen het vak van stoelenmaker en rietvlechter te leren. 
En zo kwam het dat al rond 1900 zo’n driehonderd mensen er hun brood mee konden verdienen.
Vervolgens kreeg Noordwolde in dat opzicht een flinke naam. Maar allengs was men niet zo tevreden meer met het inlandse materiaal en is men overgegaan tot het importeren van rotan uit het toen nog Nederlandse Indië. 
Ook werd er een school opgericht.






















Op het toppunt van de hype telde het dorp zestien rietvlecht bedrijven, waarvan de grootste zo’n honderdtal medewerkers in dienst had. Dit volgens het artikel.
Ik ging het nog eens opzoeken op internet om te zien hoe het er nu bijstaat en kwam er vervolgens achter dat er nu in Noordwolde het Nationaal Vlechtmuseum te vinden is, gevestigd in de voormalige school, waarvan bovenstaand de foto’s te zien zijn, toen de school nog in volle actie was.

Het museum schenkt aandacht aan de historie van het dorp Noordwolde en het bewaren en uitdragen van de vlechttechniek. Er worden exposities gehouden en workshops gegeven. In die zin wordt het nog steeds levend gehouden.


Hans Smeekes













Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter