woensdag 12 januari 2022

Het verhaal van Ralph Ockerse (Soester in Amerika): Indië, familieleven in Soest en Het Baarnsch Lyceum

Met een voor- en nawoord van Ed Vermeulen

Actie is reactie, oftewel het een haalt het ander uit. Eind augustus 2021 verscheen het verhaal ’Baarnsche Allerhande deel 1’ met daarin onder meer aandacht voor de door generaties leerlingen van Het Baarnsch Lyceum gekende sport- en gymnastiekdocent Jaap Manting. Dankzij een verrassende omweg via internet werd dit verhaal gelezen door Ralph Ockerse (1933), oud inwoner van Soest, al sinds de jaren zestig wonend in de USA.

Drie beeldbepalende elementen in het leven van Ockerse


Terug in Indonesië, het land van mijn jeugd, omgeving Bandung.

Er volgde een correspondentie per email. Ralph vroeg Groenegraf.nl of er belangstelling bestond voor een verhaal over zijn jeugd en zijn schooljaren op Het Baarnsch Lyceum! 

Het Baarnsch Lyceum in voormalige Villa Waldheim 
 (Coll. Ed Vermeulen)
  

Dat zijn vraag met een volmondig ja (!) werd beantwoord zal duidelijk zijn. Bedenk bij het lezen van zijn verhaal dat de schrijver al sinds tientallen jaren een  veramerikaniseerd Nederlands bezigt. Met zijn goedvinden heb ik zijn in de ik-vorm geschreven tekst zoveel mogelijk aan onze hedendaagse schrijfwijze aangepast.                                                                                                                                  

Ralphs verhaal bestaat in grote lijnen uit drie delen: Indië, Familieleven en schooljaren op Het Baarnsch Lyceum. Deze episodes lopen vloeiend in elkaar over:  

HET VERHAAL VAN RALPH OCKERSE

Ralph’s intro: Mijn verhaal gaat over de tijd in mijn leven die ik doorbracht in Soest en Baarn gedurende mijn studie op Het Baarns Lyceum. Ofschoon die vijf jaren ook gekenmerkt werden door periodes van geweldige tegenslagen, was de tijd die ik in Baarn had doorgebracht voor mij bijzonder speciaal en hoorde ongetwijfeld bij de beste jaren van mijn leven, jaren waaraan ik regelmatig terugdenk. De wetenschap dat Groenegraf.nl mij de gelegenheid biedt mijn indrukken en ervaringen te kunnen delen is heel bijzonder. 

Banden met Indië: Om mijn verhaal over mijn verblijf in Soest en Baarn beter te kunnen begrijpen, vertel ik in het kort iets over mijn Indische achtergrond. 

Indië: het verhaal van vier generaties

Kolonel Pieter Marie Ockerse, in 1835 geboren te Wageningen vertrok samen met zijn twee broers en vier zusters naar het toenmalige Nederlands Oost Indië (NOI) met het doel zich daar te vestigen. Met Pieter Marie begint onze voorouderlijke NOI Ockerse tak. De jongste van zijn acht kinderen was mijn grootvader Pieter Willen Ockerse, geboren te Muntok, Banka op 21 juni 1876.  

Mijn vader Willem Fedor Pieter Ockerse, roepnaam “Willy”, werd op 30 september 1904 te Batavia geboren. Hij doorliep zijn lagere en middelbare opleidingen op Nederlandse scholen in Indië, gevolgd een vier jarige opleiding op het Binnenlands Bestuurscollege in Batavia (nu Djakarta).

Vader begon zijn bestuurlijke carrière in 1927 op Bali. Hier trouwde hij ’met de handschoen’ met Louise Johanna Tideman, geboren 1 oktober, 1903 te Batavia. Zij zou in 1933 mijn moeder worden. Nadat mijn vader tot controleur benoemd was werkte hij in de residentie van Bengkulu (Zuidwest Sumatra) te Mokomoko en Lais, en had recht op overzees verlof. Zijn hobby was tekenen. Hij had altijd een schetsboekje bij zich waarin hij schetsjes maakte als hij bijv. bij een bushalte moest wachten. Deze schetsjes werkte hij s‘ avonds thuis uit. Hij verveelde zich nooit en ontwikkelde zijn expertise als buitengewoon begaafd ’pen en inkt’ tekenaar-illustrator. Om hiervan zijn beroep te maken, besloot hij in 1932 om voor een jaar op het zeer gerenommeerde ’Institute Supérieure des Arts Décoratifs’, gelegen in het idyllische Vlaamse Terkamerenbos, in het Frans ’Bois de la Cambre’ te Brussel zijn eerste formele studies in kunst en design te gaan volgen. Zijn leraar was de beroemde Henry van der Velde die in 1926 dit instituut had opgericht. Van der Velde herkende vaders artistieke talent en nam hem onder zijn hoede. Aan het eind van het verhaal een paar voorbeelden van vaders manier van tekenen.

Mijn ouders besloten in 1933 om hun verlof in Brussel door te brengen. Hier genoten de grootouders van moeders kant, kolonel Gerrit Anton Tideman (voormalige Commandant van Fort de Kock te Bukittinggi) en zijn echtgenote Wilhelmina Hermana Scheuer van hun pensioen. Hier werd ik op 17 mei 1933 geboren, nam de dokter mijn kleine knuistje in die van hem en sprak de woorden: ’Bonjour Ralph, soyez le bienvenu!’ (’Goede morgen Ralph, wees welkom!)   

Oorlogsjaren: Vader werd begin 1934 aangesteld als gezaghebber op Pulau Kisar, met toezicht op de Molukse Zuidwest eilanden, gevolgd door plaatsing in Rengat (1936) en Belakang Padang (1939), beiden gelegen in de provincie Riau op Sumatra.

Rengat, met zusje Evelijn aan de rivier Indragiri. Het m.s. Banka (KPM) vaart voorbij.

                                                                                              

Zicht op eiland Pulau Sambu, vanuit ons huis te Belakang Padang.


Pulau Sambu met in de verte Singapore


Inmiddels werd de oorlogsdreiging in het Pacific gebied steeds groter, en werden de nodige voorbereidingen en maatregelen getroffen om Indië te verdedigen.    

In oktober 1941 meldde vader zich bij de Militaire Luchtvaart reserve voor een militaire basisopleiding. Hij slaagde hiervoor  met succes: als luitenant. De datum 28 februari 1942, locatie vliegveld Andir nabij Bandung. 


Willem Ockerse vaandrig KNIL.
Karikatuur gemaakt t.g.v. benoeming
 tot schutter-verkenner te Andir, maart 1942

De Nederlanders in Indië waren overtuigd dat het verslaan van de uit tin gemaakte broze ’Zero’ gevechtsvliegtuigen zeer makkelijk zou verlopen en Japan snel op de knieën gebracht zou kunnen worden. Dit was helaas historisch gezien volledig onjuist en er was sprake van een ernstige onderschatting van de Japanse gevechtskracht die maakte dat het KNIL al na één week na de landing op Java tot overgave werd gedwongen. De Japanse ‘Zero’ vliegtuigen waren superieur en het Japanse leger was zeer modern uitgerust.

Capitulatie en Birma-Siam ’Death Railway’: Op 13 maart 1942 werd vader, tijdens de verdediging van het KNIL hoofdkwartier , door het Japanse leger gevangen genomen en geïnterneerd in het kamp 9e Bataljon te Tjimahi. Op 15 januari 1943 werd hij met 3188 andere Nederlandse krijgsgevangenen (Prisoner of War-POW),  als sardientjes in een blikje, in het vrachtruim van het 3040 ton metende Japanse vrachtschip Harugiku Maru gepropt en naar Singapore vervoerd. Dit schip, het vroegere s.s. Van Waerwijck van de KPM, was in 1942 door de Nederlanders in Tandjung Priok tot zinken gebracht teneinde niet in Japanse handen te vallen. 


Hellship Harugiku Maru, v/h s.s. Van Waerwijck (KPM)

Zij werd echter door de Japanners vlot gebracht, gerepareerd en ingezet als transportschip. Van Singapore per trein naar Birma  om daar met de reeds 61,811 aanwezige geallieerde POW’s als dwangarbeiders in moeilijk jungle en bergachtig terrein te werken aan de bouw van de 415 km lange ’Death Railway’. 

Birma-Siam Death Railway nabij Kanchanaburi
(Coll. Ed Vermeulen)

Hierbij kwamen 12.621 geallieerde POW’s om het leven, inclusief vader die stierf door dysenterie en volledige uitputting. Hij stierf op 28 oktober 1943 in het Kanchanaburi hospitaal en vond zijn laatste rustplaats op het Kanchanaburi War Cemetery. 

Laatste rustplaats Willem Fedor Pieter Ockerse
(Bron: Oorlogsgravenstichting.nl)


Ereveld Kanchanaburi  2007 
(Foto: Ed Vermeulen)

Japanse kampen- einde WO2- reis naar Nederland: omdat wij geen inkomsten meer hadden en het te gevaarlijk werd om in ons huis het verloop van de oorlog af te wachten, nam mijn moeder het besluit om in oktober 1942 het kamp in te gaan. Ik heb van deze periode een overzicht gemaakt en noem daarin datum van internering, kampnaam en tijdsduur. We begonnen in kamp Kramat. Ik was toen negen jaar, mijn zusje acht, mijn ene broertje twee en de ander drie maanden.

28 oktober 1942 – Kramat – (nabij Batavia) - 8 maanden.

11  juli 1943- Grogol (nabij Batavia) - 14 maanden

30 augustus 1944-Tjideng (Batavia) - 16 maanden 

*22 februari 1945 – Tjimahi (West Java)- 7 maanden

**3 januari 1946-Kandy (Ceylon)- 3 maanden                          

*Ik ben op mijn elfde jaar naar het jongenskamp Baros 6 in Tjimahi (Bandung) overgebracht en kwam zeven maanden later terug in Tjideng (Batavia).    

**We vertrokken uit kamp Tjideng via het vliegveld Kemajoran, Jakarta in een B24 Liberator bommenwerper naar Colombo, Ceylon (het huidige  Sri Lanka) waar we in Kandy drie  maanden in quarantaine doorgebracht hebben. 

Na de tijd in Kandy vertrokken we op 15 april 1946 met het tot troepentransportschip omgebouwde m.s. Ruys vanuit Colombo naar Nederland waar we op 3 mei  1946 in de haven van Amsterdam aankwamen.

Het m.s. Ruys  KPM bracht ons van Indonesië naar Nederland 
(Coll. J.G.Nierop, Maritiem Trefpunt Almere)  

Het gezin Ockerse: mijn moeder, mevr. Louise (Loes) Ockerse-Tideman
en haar vier kinderen Ralph, Meis, Tom en Gerrit.

Omdat we letterlijk al onze bezittingen verloren hadden en ook in Nederland geen eigen onderdak hadden, mocht moeder als lid  van de Theosophische Vereniging, samen met mijn twee jongste broertjes vrij ’en pension’ verblijven in het Arundale huis in Naarden. Mijn zusje en ik werden van elkaar gescheiden en elk van ons werd bij vreemde mensen ondergebracht. In de herfst van 1949 kregen we bericht dat we in Soest Zuid een huis van de Stichting Pelita kregen toegewezen. Dit betekende dat we voor het eerst na vele jaren weer met ons vijven onder hetzelfde dak met elkaar herenigd waren. Wat een ongekende luxe was dat voor ons! 


Ralph voor Pelitahuis Duinweg 19 Soest-Zuid en samen met zus Evelijn (Meis) op balkon.






Broertjes Tom en Gerrit in de tuin en mijn moeder op het platje.




Van Bussum naar Soest en Het Baarnsch Lyceum: Omdat we tijdens de oorlogs- en kampjaren in Indië geen formeel onderwijs ontvingen, begon ik na onze repatriëring naar Nederland, in 1947 op het Bussums Lyceum aan de eerste en tweede klas van de HBS B met net voldoende  resultaten om door te stromen naar de bovenbouw, waar ik, helaas, in de derde klas bleef zitten. Toen wij in de zomer van 1949 in Soest Zuid een Pelita huis toegewezen kregen heeft mijn moeder mij in laten schrijven op Het Baarnsch Lyceum om daar de derde klas over te doen. Dit lukte, ik ging over naar de vierde klas, maar de moeilijkheden die ik had in het eerste derde klas jaar, vooral met het uitwerken en oplossen van praktische problemen in scheikunde, natuurkunde, mechanica, maar ook in gonio- en stereometrie, algebra en Duits herhaalden zich in het eerste vierde jaar. Na ook deze klas gedoubleerd te hebben was het alsof ik nu meer tijd en gelegenheid had om tenslotte de leerstof beter te ’begrijpen’.     

Studieperikelen: Dat dit inderdaad de oorzaak was, werd me echt duidelijk toen ik zo’n twintig jaar later op de Yale universiteit in Amerika afstudeerde. Waar het op neer kwam was, dat als ik me niet vergis in de vijfde klas lagere school in rekenen, de methode van het oplossen van moeilijker sommetjes geleerd moet worden totdat de leerling het zonder probleem kan uitvoeren. De fout was dat mijn geweldige achterstand in schoolopleiding was veroorzaakt door de oorlogsjaren zonder verder onderwijs en het langdurige verblijf in concentratiekampen, ook zonder verder onderwijs. Om de achterstand na de oorlog gedeeltelijk in te halen stelde mijn moeder voor mijn leerproces te versnellen door b.v. mijn lagere school vierde, vijfde en zesde klas elk slechts in drie maanden in plaats van een jaar per klas te laten afwerken. Voor dit plan kreeg zij inderdaad goedkeuring van het schoolhoofd. Zodoende heb ik mijn zes jaar lagere onderwijs in drieënhalf jaar volbracht,  maar dit was naar later zou blijken duidelijk te kort om er zeker van te zijn dat ik de fundamentele principes nu voldoende zou beheersen. 

Dus, nadat ik op mijn eindrapport vijf onvoldoendes zag staan, voelde ik me totaal verslagen. Toch zei mijn moeder dat ik het volgend jaar de vierde klas maar moest overdoen. Mijn toeziend voogd, Oom Cor, stelde voor mij meteen van school te halen, om direct een opleiding aan de militaire academie te Breda (KMA) te gaan volgen. Ik had gezworen dit nooit te zullen doen, zelfs niet als dit de  laatste optie was. 

Als een soort compromis, besloten mijn moeder en Oom Cor dat ik de tweedaagse Psychologische test op de Universiteit van Utrecht zou gaan afleggen teneinde mijn beroepskeuzerichting te bepalen. Het resultaat was dat ik in overeenkomst met Oom Cors voorstel meteen van school zou moeten gaan om op een middelbare agrarische school zoals Deventer mijn studies voort te zetten.

Ik was ten einde raad en smeekte mijn moeder mij op Het Baarnsch Lyceum te laten blijven. Er was echter nog een ander probleem: en dat was dat wij de door Het Baarnsch Lyceum gevraagde schoolgelden  onmogelijk konden betalen. Ze besloot dit met de Rector Driessen en enkele leraren te bespreken en indien mogelijk een lagere bijdrage voor te stellen.                        

Mijn leraren waren het er over eens dat ik duidelijk geschikt was voor het Lyceum. De schooladministratie besloot ook, buitengewoon goedgunstig, om de  bijdrage te verlagen. Dit gebaar heeft mijn moeder diep geraakt! Uiteindelijk behaalde ik gunstige resultaten op zowel mijn schriftelijke, alsmede de mondelinge examens, en slaagde ik “fair and square” met succes, in de zomer van 1953, voor mijn eindexamen, zonder de tegenslagen die ik eerder in de klassen drie en vier had ondervonden. 

Terugkijkend op mijn leven kan ik stellen dat mijn vijf jaren op Het Baarnsch Lyceum, ongetwijfeld mede dankzij de inzet van vele docenten, behoren tot de beste ervaringen , die ik op studiegebied heb ondervonden.  

Foto van klas B4b genomen achter het schoolgebouw, in 1951.Onderste rij, links voorgrond zit Maarten Hendrikse. Eind rechts voorgrond zit ik, Ralph Ockerse, links achter mijn elleboog  Mauk Dandrieu en  verder links voorop zit Jaap ten Bosch. Achter Jaap staat Ben Loman en links voorop, naast Jaap zit Jan Middelaer.

Schoolleven: Mijn beste vrienden waren in die tijd Maarten Hendrikse, Etsko Schuitema en Jan Middelaer. Met Maarten maakte ik geregeld na schooltijd bij hem thuis muziek: hoofdzakelijk Dixieland. Maarten speelde piano en ik gitaar. Eens per jaar hield Het Baarnsch Lyceum voor de leerlingen een reuze gezellige dansavond in de aula aan de Vondellaan.

Het Baarnsch Lyceum met links de Aula
(Coll. Ed Vermeulen)


Er speelde een in die jaren geweldig populaire band: The Dutch Swing College Band o.l.v. Peter Schilperoort. Dat was mijn favoriete groep en muziek. 

Dutch Swing College Band, CD cover
(Coll. Ed Vermeulen)

Als de band vijftien minuten pauze nam en het podium afging namen Maarten en ik even over, meestal met twee invallers die dan de bas en drums bespeelden. We begonnen  met ons populairste stukje: ’On the sunny side of the street’. Met Jan Middelaer en andere jongens uit Indië dronken we graag een pilsje en daarom gingen eens per twee weken naar een café in Soestdijk om pool te spelen. Ook zocht ik Jan op in de flat waar hij samen met zijn moeder woonde,  waar we dan soms met ons drieën canasta speelden tot laat in de avond. Jan zat ook gedurende drie jaar als vaste speler met mij in Het Baarnsch Lyceum volleybalteam. Daar kom ik op terug. Ook zeilden we met Jan’s boot samen met zijn moeder en klasgenoten op de Loosdrechtse plassen.


Zeilen op de Loosdrechtse plassen. Ook de moeder van Jan Middelaer,
mevr. Amy Mees, is van de partij.


Met Etsko Schuitema jr. maakte ik veel fietstochten, hetzij samen of met onze vriendinnen. Ook speelden we regelmatig midgetgolf op Lage Vuursche en gingen we naar de bioscoop. Daar heb ik leuke herinneringen aan overgehouden.

Sportief: Rond 1951 ging ik met vrienden soms even na schooltijd naar de grote gym- en sport zaal op het terrein achter het schoolgebouw. Dit was het domein van de heer Manting, onze sportleraar, waar hij na schooltijd altijd te vinden was en wat nieuws uitprobeerde. 

Jaap Manting houdt de score bij. Reünie HBL 1981
 (Coll. Fam. Manting)

Soms deden we even mee. Manting was een enthousiast voorstander van de oprichting van een Baarnsch Lyceum volleybalteam. Na een lang  gesprek spoorde hij mij aan om dit team op poten te zetten, waarbij hij de training op zich zou nemen met als doel het deelnemen aan wedstrijden. Zodoende, begonnen we geregeld te oefenen op het Lyceum onder toezicht van één van de meest enthousiaste sportdocenten uit de regio: onze Jaap Manting!


Jaap Manting: oog voor talent!  (Coll. Fam. Manting)

Wij speelden officieel in 1951-52 en wonnen onze eerste trofee! Voor het laatst in 1952-53, net voordat de examens begonnen en behaalden onze tweede trofee! Deze overwinningen behoorden ongetwijfeld tot Manting’s allerbeste ’talent-ontdekkingen’ uit zijn sportcarrière!

Het Baarnsch Lyceum 1951-1952 volleybal kampioenen van l naar r achter: Ben Loman,
Jan Brouwer en Hans Bakker, vooraan: Rudie Blok, Ralph Ockerse, en Jan Middelaer.

 

Idem 1952-1953 volleybal kampioenen, van  l naar r :
 staande achter: Jan Middelaer, N.N. ontschoten,
Maud Dandrieu en vooraan gehurkt: Hans Bakker,
 Ralph Ockerse, en Ben Loman.
Locatie achterzijde Het Baarnsch Lyceum


Docenten en werkweek: In 1952 was onze docent ’van schone kunsten’ gedurende meer dan twee maanden afwezig. De gastkunstenaar die hem tijdelijk verving was niemand anders dan de wereldberoemde M. C. Escher! 

M.C. Escher: de kunstenaar aan het werk.
(Bron: mcescher.com)

De heer Escher woonde slechts zo’n 2 minuten lopen van het Lyceum af langs de spoorbaan. Zijn eerste opdracht aan onze klas was er eentje die ik nooit zal vergeten en bestond uit het meenemen van een éénkleurige stropdas en een paar aardappelen (!) teneinde hieruit verschillende stempels te snijden waarmee we dan de das moesten bestempelen. Ik heb mijn das zelfs twee weken gedragen. Ook moesten we speciale tekeningen maken waarvan ik de onderwerpen helaas vergeten ben. Dat ik de eer had van de heer Escher iets unieks geleerd te hebben was iets dat erg veel voor mij heeft betekend! 

Tot besluit vertel ik nog even iets over de indrukwekkende werkweek, waarin we, vijfde klas leerlingen met het aankomende examen in het vooruitzicht, ons moesten verdiepen in het oplossen van wetenschappelijke en wiskundige problemen. Dit onder leiding van onze docenten natuurkunde Dr. Vreeswijk, scheikunde Dr. Roest, onze Ned. taal  leraar en conrector Dr. Schults. 


Dr. Vreeswijk wacht gedurende de pauze


Tien minuten pauze: Dr. Vreeswijk en enige leerlingen. 


Deze werkweek vond plaats in  het kamphuis de Paasheuvel in Vierhouten, Veluwe. 

Dr. Schultz, Dr. Vreeswijk en een samenwerkend groepje leerlingen. 


Onze leraren hielden hun voordrachten in de avond terwijl wij de leerlingen overdag in kleinere groepjes samenwerkten. 

Dr. Roest als de ’Flying Dutchman’ terwijl
 Ralph op de achtergrond langs liep. 


Het spreekt vanzelf dat de leerlingen ook hielpen met het schillen van de aardappels. 

Aardappelen schillen (piepers jassen) voor onze volgende maaltijd.

Vooraan 2e van rechts Ralph Ockerse. Schuin achter Ralph  Hanneke van Leeuwen met achter haar staand Maarten Hendrikse.  2e rij 2e van rechts Ytje Dezentjé.

Geslaagd en loopbaan: In 1953 slaagde ik voor het diploma HBS B, waarna ik aansluitend twee jaar bij Philips Eindhoven op het Nat. Lab heb gewerkt. Ondanks het feit dat dit een hele leerzame periode was ontmoette ik ook hier onverwachte problemen bij de vereiste vervolgstudies. Nadat ik afscheid had genomen van het Nat. Lab heb ik een spoedcursus gevolgd op de Rijkskweekschool te Haarlem en ben ik een korte periode als onderwijzer op een Lagere School werkzaam geweest. In april 1957, inmiddels getrouwd, ben ik samen met mijn vrouw naar de USA geëmigreerd. Mijn Amerikaanse carrière in een notendop:  na ongeveer een jaar bij Pfizer Biopharmaceutical Inc. gewerkt te hebben, ben ik twee jaar in dienst geweest bij de U.S. Army, waarbij ik in Hanau, Duitsland, gelegerd ben geweest. In 1960 heb ik de studie scheikunde weer opgepakt. Deze bracht mij van Ohio naar de Yale University waar ik ben afgestudeerd in moleculaire biologie. In 1966 werd ik assistent professor op de biologische faculteit van Hope College in Holland, Michigan. 


Hope College in Holland, Michigan
(Bron: Internet)

In 1976 maakte ik de stap naar de Universiteit van Indiana, waar ik uiteindelijk als professor in 1996 met pensioen ben gegaan. Interessant om te vermelden is dat ik in de 80er jaren lang en nauw heb samengewerkt met Indonesische universiteiten, waarbij mijn kennis van het Bahasa Indonesia mij tot grote steun is geweest en mij veel voldoening heeft gegeven. De cirkel van mijn leven was als het ware rond.   

Hormat (eerbetoon) aan mijn vader: Tenslotte heb ik vier door mijn vader gemaakte illustraties en het omslag van zijn schetsboek (Sotte Krabbels) bijgevoegd teneinde zijn verschillende varianten van humor weer te geven. 





De eerste gaat over de Nederlandse inwoners van Rengat, Sumatra en wat Sinterklaas ze het beste kan schenken en het waarom? De tweede is overgenomen uit zijn ’Alphabet van de BB-ers’ (Binnenlandse Bestuurders en hun mogelijke echtgenotes versus hun favoriete bezigheid). De derde als voorbeeld hoe een ideaal rubbertransport via de rivier Indragiri er uit zou kunnen zien, terwijl de werkelijkheid heel anders is. En de vierde: ’het is maar zoals je het bekijkt’. Het is een interessante verzameling indrukken opgedaan tijdens zijn lange loopbaan. Zijn professor op de kunst academie in Brussel was heel lovend over mijn vader’s tekeningen, zelfs zo dat mijn vader in 1941 vast besloten was om na de oorlog een cartoon film industrie in de Veluwe op te zetten, à la Walt Disney! Over deze tekeningen kan nog het volgende gezegd worden: de bekende cabaretier Wim Kan zat in Burma samen met mijn vader in hetzelfde Japanse concentratie kamp. Beiden waren vast besloten om na de oorlog een door Wim Kan geschreven boek geschreven met illustraties van mijn vader uit te geven. Na de oorlog en terug in Nederland, ongeveer 1948, heeft mijn moeder Wim Kans show in Amsterdam bezocht en hem in de kleedkamer gesproken. In dit gesprek bevestigde Kan het plan, dat door de hectiek van de naoorlogse jaren en uiteraard de dood van mijn vader in oktober 1943 nooit is uitgevoerd.       

Ed Vermeulen nawoord: het verhaal van Ralph Ockerse geeft een goed beeld van de problemen waarmee de mensen uit Ned. Indië, terug of voor het eerst in Nederland,  geconfronteerd werden. Heel herkenbaar zijn de leerachterstanden en de daaraan verbonden problemen. De vier door Ockerse sr. gemaakte tekeningen mochten met toestemming aan het verhaal toegevoegd worden. De toevalligheden in het leven: Ralph deed eindexamen in de zomer van 1953: min of meer gelijktijdig werd door mijzelf het toelatingsexamen voor Het Baarnsch Lyceum afgelegd. Mijn eerste schooldag: begin september 1953, de jongensklas 1C. Dat de helft van mijn klasgenoten een band met Indië had, werd door mij pas later opgemerkt. 

Jongensklas 1C , schooljaar 1953-54 
 (Coll. Ed Vermeulen)
 

Ook mijn moeder had problemen om aan de financiële eisen die de school stelde te voldoen. Het werd op een bijzondere wijze door de schoolleiding opgelost! Opmerkelijk is dat ik enkele klasgenoten van Ockerse zoals  Hanneke van Leeuwen en Maarten Hendrikse via de padvinderij (scouting) heb gekend. Ook Rudie Blok, in mijn herinnering een verwoed schaatser, heb ik gekend. Tevens meen ik op de klassenfoto’s Gerben Bonno van Dijk, zoon van het toenmalige hoofd van de Nieuwe Baarnsche School (NBS) en Piet Reinders te herkennen. Dat wat begon als een reactie op een op Geheugenvanbaarn.nl (v/h Groenegraf.nl) geplaatst verhaal heeft geleid tot het bijzondere verhaal van Ralph Ockerse, een Soester in het buitenland.

Alle foto’s komen uit het persoonlijke archief van Ralph Ockerse tenzij anders vermeld.


Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op.
 Uiteraard kunt u Geheugenvanbaarn.nl ook volgen op Facebook en Twitter

Geïnspireerd geraakt door onze oud Baarn-verhalen? 
Kom in actie en deel ook uw herinneringen op Geheugenvanbaarn.nl.