donderdag 28 juni 2018

Voor de Goede Orde deel 1


Per 1 april 1993 hield het Baarnse corps van gemeentepolitie op te bestaan. Als dan gaan in Nederland alle corpsen gemeentepolitie en de rijkspolitie op in de nieuwe Regionale politie. 
 
Dit is het einde van een traditie van circa anderhalve eeuw. Toch was Baarn al die tijd een uitzondering. Voor gemeentepolitie geldt namelijk een minimumgrens van 40.000 inwoners. Weliswaar lag die minimumgrens vroeger lager, maar Baarn was ook veel kleiner. Nu ca. 25.000 inwoners, in 1915 ca. 10.000 inwoners, in 1900 ca. 5.000 inwoners. En toch had Baarn al die jaren een eigen corps. De geschiedenis vertelt ons niet waarom de Politiewet in oude tijden voor Baarn een uitzondering heeft gemaakt.  
De heer Visser, korpschef ad interim, die vanaf 28 oktober '91 tot maart 1993 de overgang van gemeente- naar regiopolitie in Baarn heeft begeleid, heeft het initiatief genomen tot de uitgave van dit verhaal in boekvorm. De gemeente is de korpschef a.i. en de schrijver erkentelijk voor dit boekje - op - de - valreep. Maar bovenal is de gemeente het corps dankbaar voor anderhalve eeuw 'Goede Orde', zulks in de verwachting dat de nieuwe regionale opzet erin zal slagen de goede orde te bewaren, die aan het einde van de twintigste eeuw duidelijk de afzonderlijke gemeenten boven het hoofd groeit.


Baarn, maart 1993


mr. J.P. Miedema burgemeester van Baarn
Het Baarns korps gemeentepolitie in 1993
Het Baarnse korps gemeentepolitie, gefotografeerd ter gelegenheid van de 'verhuizing' in 1992 van het oude naar het nieuwe bureau.
Het Baarns korps gemeentepolitie in 1993
 Het boekje dat thans voor u ligt is bestemd voor politiemensen, inwoners van Baarn en andere belangstellenden. De oorspronkelijke gedachte was om het boekje een exclusief afscheidscadeau te laten zijn voor de collega's van de gemeentepolitie ter gelegenheid van de reorganisatie van de Nederlandse politie. Een afscheidsgeschenk, van het gemeentebestuur van Baarn, bij de opheffing van het korps Gemeentepolitie Baarn. Toch is daar uiteindelijk niet voor gekozen.
Het zou geen recht doen aan de inspanningen van de auteur om het boekje slechts toegankelijk te laten zijn voor een zo select gezelschap. Met name voor de inwoners van Baarn bevat het boekje informatie die zeer de moeite waard is. Daarnaast is het heel goed denkbaar dat (politie-) scholen en bibliotheken het boekje graag in hun collectie willen opnemen. Om de exemplaren die worden uitgereikt aan de medewerkers van het Baarnse Korps toch van een exclusief karakter te voorzien, is besloten die exemplaren te signeren. Zowel door de Burgemeester Mr. J.P. Miedema, de auteur als door ondergetekende. Wellicht voor de verzamelaars in de toekomst een gewild object!
Tot slot past hier een woord van dank aan het gemeentebestuur van Baarn dat als opdrachtgever deze uitgave heeft mogelijk gemaakt en een woord van dank aan de auteur, de heer S.N. Zwiep, voor de vele uren en voor de vele inspanningen die hij zich heeft getroost om dit zeer lezerswaardige boekje te schrijven.
Baarn, maart 1993
A.P.A. Visser
De korpschef a.i. van de Gemeentepolitie Baarn.
Burgemeester mr. J.A. Miedema en korpschef a.i. A.P.A. Visser voor een tegelplateau in een van de gangen van het nieuwe politiebureau aan de Eemnesserweg.

BESCHEIDEN BEGIN

Precies anderhalve eeuw geleden nam men in Baarn voor het eerst een veldwachter in gemeentedienst. Niemand zal hebben kunnen vermoeden, dat dit de aanzet was tot een politiekorps, dat meer dan vijftig personen zou gaan tellen. Denk nu ook niet, dat met deze Boering de allereerste wetsdienaar in Baarn aantrad.
Dankzij de al in een vroeg stadium verleende stadsrechten kende Baarn eeuwenlang een eigen bestuur. Geen democratie overigens, want van rechtstreekse verkiezingen was nog geen sprake. Dat veranderde pas toen in 1795 de Fransen ook hier iets van 'Vrijheid, gelijkheid en broederschap' kwamen brengen.
Een kleine selecte groep zorgde voor rust en orde. Bij Baarn zetelde bijvoorbeeld de Maarschalk van Eemland namens de Bisschop van Utrecht - de naam van het bosje aan de Eemnesserweg herinnert nog daaraan, omdat deze functionaris daaruit zijn brandstof kreeg - en ook de Schouten op de Brink drukten hun stempel op de ontwikkeling van Baarn.
Maar met het in dienst nemen van een eigen veldwachter nam het lokale bestuur ook in die sector de uitvoerende macht over. Wat voor de burger weinig of niets uitgemaakt zal hebben. Politie is voor de man-in-de-straat een overheidsapparaat, dus een heerlijke aanleiding voor de nodige kritiek. Aan bittertafels, op straat en zelfs op plaatselijk bestuurlijk niveau. Aan de ene kant wordt dan een te coulant optreden verweten, maar ook de roep om meer straffen en vooral strengere maatstaven is te horen. Behalve wanneer het de eigen portemonnee gaat treffen en wie zondigt er nooit tegen bijvoorbeeld de verkeersregels?  
In de gemeenteraad kwam dat eens tot een opmerkelijk incident. Het parkeerterrein op de Brink heeft er lange tijd uitgezien, of er dagelijks de nodige meeuwen boven vlogen, welke hun uitwerpselen duidelijk achterlieten. Ontelbare witte vlekken leken 't, waarin overigens op de grond wel degelijk een bepaalde symmetrie te ontdekken viel. Zij vormden de hoeken van parkeervakken.
Voor het grote parkeerterrein op de Brink naast de Paulus¬kerk moest de pastorie van de Ned. Herv. Kerk (links op de foto) gesloopt worden.
Nu werd er in een raadscommissie weer eens gemopperd op de nalatigheid van het politieoptreden, met name tegen de foutparkeerders. Die klacht werd door de burgemeester met de korpsleiding besproken en zo van hoog tot laag op het bureau doorgegeven. Het gevolg? Tijdens de eerstvolgende gemeenteraadsvergadering kregen zeven raadsleden een bekeuring, omdat die avond hun auto op de Brink niet keurig in zo'n vak neergezet was!

Nederlanders weten het zo gauw beter, zegt men. Speciaal tegen machtsmisbruik wil men het vingertje nog wel eens opheffen. Of de spot drijven met minder gelukkige maatregelen. Zoals die keer toen een paard op de Eemweg op hol sloeg. Werk voor de politie, die dan ook prompt in een auto uitrukte. De mannen van de 'goede orde' gingen voor het hollend paard rijden en lieten aan de achterzijde van de wagen de letters STOP aanspringen. Zonder resultaat uiteraard, want het paard zal wel niet hebben kunnen lezen.

* * *
Het kan aan het begin van een boekje, waarin over de geschiedenis van Baarn - zelfs al is het maar een bepaalde sector daaruit - geschreven wordt, geen kwaad goed aan te geven hoe bescheiden van omvang deze plaatselijke gemeenschap lange tijd geweest is. Aan het begin van de negentiende eeuw bijvoorbeeld kwam Baarn slechts met moeite tot een inwonertal van iets meer dan 800 zielen. Op het moment, dat de grote veranderingen in Baarn begonnen - wat het geval was toen in 1874 een spoorlijn uit Amsterdam in oostelijke richting voor een heus station in onze gemeente zorgde - telde Baarn nog maar nauwelijks 2600 ingezetenen. Geen wonder dus dat men hier geruime tijd volstaan kon met zegge en schrijve één postbode en één politieagent. Voor die brievengaarder zou dit trouwens nog een te grootse omschrijving zijn, want van post bestellen was toen nog geen sprake.

Wat geen moeilijkheden opleverde. Zakenbrieven kwamen hier nu eenmaal weinig voor, doodeenvoudig omdat er nauwelijks of geen zaken van enige betekenis in Baarn bestonden. Ooit was hier een tapijtfabriek gevestigd, maar die werd naar Deventer verplaatst. Terwijl een plaatselijke mandenmakerij moest worden opgeheven. Kranten werden slechts in zeer beperkte mate gelezen. Dat was trouwens geen goedkope gewoonte en omdat ervan krantenjongens nog geen sprake was, moesten de posterijen voor die distributie zorgen en daarvoor werd een hoog zegelrecht geheven.
Het tolhuisje aan de Baarnsche Dijk 'achter de kerk' (nu zouden we zeggen aan de Stationsweg), waar Froukje Overeem haar poststukken 'etaleerde'.

 Vorige eeuw kon het een financieel probleem van de eerste orde betekenen jarig te zijn en felicitatiebrieven te ontvangen. Zelf moest men dan porto betalen, een dubbeltje, en als de brief van ver kwam werd zelfs wel 15 cent gevraagd. Bedragen, welke in die eeuw menigeen in verlegenheid konden brengen. 0 ja, er bestonden ook toen al postzegels, maar men kende nog geen verplichte frankering en dus ... ! Enveloppen waren er evenmin, zodat de brief zo kunstig mogelijk dicht gevouwen moest worden en met een ouweltje gesloten. Die ouwels bleven trouwens nodig, toen de eerste 'couverts' hun intrede deden. Want die waren (nog) niet gegomd. Dichtlakken gebeurde natuurlijk ook. Wie dat in Baarn zelf niet kon, nam de moeite even bij brievengaarder Jan Verwoerd in Soestdijk langs te gaan, om daar voor één cent de brief te laten dichtlakken.

Voor de familiecorrespondentie in Baarn kon men hier volstaan met één enkele kracht. Tot ver in de vorige eeuw was dat Froukje, de echtgenote van Jan Overeem, die in het tolhuisje aan de Baarnse Dijk achter de Brinkkerk woonde. Zij behoefde zelf niet te bezorgen, maar plaatste rijen brieven achter haar ramen. Ook gaf zij de post aan anderen in die buurt mee en daarvoor werden heus niet alleen volwassenen ingeschakeld.
De veiligheid van mens en goed in Baarn was in die jaren toevertrouwd aan ... het rechteroog van Boering. De enige veldwachter (en maar met één oog) die onze gemeente toen rijk was.
In 1843 was deze man hier aangesteld op een weeksalaris van vier gulden. Kennelijk werd rekening gehouden met een uitkering die Boering daarnaast nog van het Rijk kreeg. Evenmin een vetpot, maar in de militaire dienst was zijn linkeroog bij het afvuren van een stuk geschut dermate beschadigd, dat hij daardoor afgekeurd werd. Zijn grote postuur woog overigens ruimschoots op tegen het gemis van dat oog. Vermoedelijk dankte hij zijn benoeming in Baarn zelfs aan dat 'heldenfeit'. Met de nodige eerbied werd tenminste gefluisterd, dat hij de verwonding in de een of andere veldslag zou hebben opgelopen.
Veel hinder zal Boering in Baarn niet van zijn ongemak ondervonden hebben. Want zijn belangrijkste taak bestond uit het rondbrengen van papieren voor burgemeester Pen (de zoon van de allereerste burgemeester na de Franse tijd), of diens broer de notaris.
Die werkzaamheden waren hem aan zijn uniform aan te zien. De zakken waren gaan uitpuilen door de veel te grote last, welke zijn met koperen knopen versierde fluwelen jas keer op keer moest dragen. Terwijl zijn wat sjokkerige gang evenmin bevorderlijk was voor zijn imago van Baarns 'sterke arm'.
Wanneer hij voor de notaris rondging, borg Boering die papieren steevast in een gele perkamenten map. De ellenlange zwarte band, waaraan die tas dan werd opgehangen, glom als een pas gepoetste schoenriem. Op weg naar Soestdijk, waar heen wekelijks zijn ronde leidde, zag men Boering altijd lopen met een knoestige stok onder de arm.
Voor de Baarnse jeugd werd Jan Boering als een schrikbeeld afgeschilderd. Het geweten van al die jongens en meisjes werd keer op keer gekweld in de gedaante van deze politieman. Want de Baarnse ouders misbruikten de goedhartige veldwachter als een soort boeman bij de opvoeding. Zo in de trant van 'Pas op hoor, of ik zeg 't aan Boering'.
Nee, zo'n slecht baantje was het nu ook weer niet om in die tijd gemeenteveldwachter te zijn. Het allesbehalve hoge honorarium kon met allerlei neveninkomsten opgetrokken worden. Met de maand december als absolute uitschieter, want dan nam Boering de bezorging van de Utrechtse Almanakken, uitgegeven door Kemink & Zn voor zijn rekening.
Dat leverde hem behoorlijk wat kwartjes op, bij de een kreeg Boering misschien wat meer dan bij de ander. Och, verschil moet er nu eenmaal zijn. Overigens niet zo gemakkelijk verdiend, want de man legde te voet heel wat kilometers af van de ene uithoek van Baarn naar de andere. Kon hij door het bos van Pijnenburg naar Drakensteyn, hij wandelde ook van Ewijckshoeve naar Steevlied en Drakenburg. Dat zoiets niet illegaal gebeurde, wordt wel bewezen door het raadsbesluit in Baarn van 26 september 1877. Toen werd beide veldwachters - want er was inmiddels al een tweede benoemd - f 50,-- per jaar meer verdienste in het vooruitzicht gesteld, mits zij als compensatie daarvoor bereid waren in de toekomst geen Utrechtse Almanakken meer rond te brengen.
Tot tweede gemeenteveldwachter in Baarn werd op 9 juni 1855 E. Hoes benoemd. In veel opzichten het tegenovergestelde van die oude, vertrouwde Boering. Hoes: een lange, slanke jongeman in een voor die tijd modern en perfect zittend uniform. Een en al beweging, goedlachs maar behept met de nodige politie idealen, welke duidelijk uit zijn flonkerende ogen spraken. Eerlijk gezegd bracht het stijve, wat traditioneel ingestelde Baarn zijn gulheid met processen-verbaal al gauw in verband met dienstklopperij.
De naam van collega Hoes zou overigens om andere redenen nog met vette letters in de Baarnse archieven genoteerd worden. Want de zwavelstok waarmee met de nodige show de allereerste olie-straatlantaarn in onze gemeente werd aangestoken, had hij in de hand. Een eerste proef met vier lampen, welke aan een touw over de straat bungelden. Eind 1861 besloot de gemeenteraad liefst 12 van die 'moderne' straatverlichting - met olielampen - aan te schaffen.
* * *
Wat gebeurde er in die begintijd weinig en wat lag het tempo laag. Die geleidelijke uitbouw maakt het steeds moeilijker namen te blijven noemen, terwijl men niet de fout moet maken de latere jaren daarmee over één kam te scheren. Het valt gewoon niet meer te vergelijken, hoewel het tijdsbestek op de geschiedenis geprojecteerd kort lijkt.
De grotere mobiliteit en automatisering in de laatste periode hielden gelijke tred met de onstuimige groei van het bevolkingsaantal. Maar dat is heden en daarom is het goed even terug te kijken naar het verleden. Ook op justitioneel gebied.
Waren de 'Heerlijkheden' in vroeger eeuwen als paddenstoelen uit de grond verrezen - in deze omgeving Baarn, Eembrugge en Lage Vuursche ieder apart - zeer zeldzaam bleven de 'Hooge Ambachtsheerlijkheden'. Toch viel Baarn in 1674 die eer ten deel, beter gezegd Prins Willem III, die dat jaar Huize Soestdijk veranderde in een jachtslot en door de Staten van Utrecht royaal voor zijn verdiensten moest worden onderscheiden. De eer werd niet alleen aan Baarn bewezen, het werd gekoppeld aan een combinatie met Soest, Eembrugge en Eemnes.
De geschiedenis herhaalt zich, wil een bekend cliché en inderdaad. Wie nu de nieuwe samenwerkingsvorm in schaalvergroting er naast legt, ziet in de regio Eemland Noord welhaast dezelfde plaatsnamen. Overigens was er wel een en ander gebeurd om dat hoogste bestuurscollege in Utrecht zo grootmoedig te maken. In het rampjaar 1672 werden de Nederlanden aangevallen door liefst vier buitenlandse mogendheden. De Fransen hadden zich meester gemaakt van het Sticht, zodat de Lelievlag van de Utrechtse Dom wapperde.
Met de komst van Prins Willem III keerden de kansen en uiteindelijk werden ook de Fransen verjaagd. Bovendien zorgde deze Stadhouder er ook voor, dat Utrecht in de Statenbond weer als stemhebbend lid werd toegelaten bij de Zeven Provinciën. Utrecht kreeg de kans daarvoor dankbaarheid te tonen, toen deze tot Stadhouder uitgeroepen Prins van Oranje (Willem III dus) uitgerekend in dit gewest een jachthuis realiseerde. Daarom droeg men hem (de latere Koning van Engeland) in 1674 deze Hooge Ambachtsheerlijkheid op. Waarmee die Willem in feite onbeperkt gebieder in deze streek werd.  
Justitioneel was veruit het belangrijkste, dat Baarn en Omstreken een eigen rechtbank kregen, waarvoor de Prins op de hoek van de Brink, Brinksteeg en Hoofdstraat (de

plaats waar nu de Hema staat) een zelfstandig Gerechtshuis liet bouwen. Voorts benoemde hij daarvoor een rechtbank met de naam 'Het Hooge Geregt van Baarn en aanhoorige dorpen'
Het Regthuis op de hoek van de Brink en Brinksteeg (nu Brinkstraat), zoals Prins Willem III dit liet bouwen.

Midden in de dorpsgemeenschap heeft dat Regthuis altijd een dominerende rol in onze plaatselijke geschiedenis gespeeld. Ringen in de keldermuren getuigden van de functie voor gevangenen. Maar ook het Baarns bestuurscollege vond er een onderkomen en in de vorige eeuw nam het gebouw ook als horecaonderneming een voorname plaats in de dorpsgemeenschap in.
De Prins kon zelf die rechtbank niet voorzitten en dus benoemde hij een plaatsvervanger, die de titel van Drossard kreeg. Vervolgens telde het college zeven rechters uit Baarn en omgeving, alsmede een secretaris. Het onafhankelijke karakter is nogal eens gebleken, ondermeer als namens de Hooge Ambachtsheer recht moest worden gesproken. Wat zelfs de doodstraf tot gevolg kon hebben, waarvan in 1701 een onthoofding op de Brink een bekend voorbeeld is. Ook heeft er in de omgeving een heuse galg gestaan.

Wel op enige afstand van de toenmalige bebouwde kom van Baarn, namelijk in de Vuursche bossen. Daar wordt nog een heuveltje aangewezen, waar dit houtwerk gestaan moet hebben. Daar konden veroordeelden blijven hangen, tot het lijk vergaan was, zoals in die tijd de voorschriften luidden.
Bronnen:
Uitgegeven in verband met de reorganisatie van de Nederlandse politie en het opgaan van de Gemeentepolitie Baarn in Regiopolitie Utrecht District Eemland-Noord.
Tekst:  S.N.  Zwiep 

Illustraties:  Historische  Kring  Baerne  Politiearchief, Baarnsche Courant en vele particulieren
Druk:  Bakker  Baarn