donderdag 12 december 2013

Dijkweg: hoezo arm?

De kruidenierswinkel van P. van Dam zagen we een paar dagen geleden op de Facebookpagina van het Groene Graf. Ik herkende hem pas toen Eric de oplossing gaf, het was de winkel aan de Dijkweg die eerder van Nijhof was geweest. Gelukkig heeft Eric ook daar een foto van.
In 2002 waren Jan Nijhof (de vroegere wethouder) en zijn vrouw Greet Kuipers 45 jaar getrouwd. Als cadeau kregen ze van hun kinderen een boek over hun leven, dat ik mocht schrijven. Een leuke opdracht, door de vele gesprekken die ik met meneer en mevrouw Nijhof moest houden kwam ik weer veel te weten over oud-Baarn.

Het winkeltje van Nijhof aan de Dijkweg

Jan Nijhof werd in 1928 geboren boven de winkel aan de Dijkweg. Hij was dus echt een kind van Santvoorde, het buurtje tussen de Verlengde Dalweg (nu Berkenweg) en de Zandvoortweg. Vijf parallelle straten: Dallaan (nu Beukenlaan), Zandvoortlaan (Eikenweg), Johannalaan (het grootste deel van de Essenlaan), Dijkweg en Elisabethstraat (bijgenaamd Hanesteeg). De laatste twee zijn nu vervangen door dwarsstraatjes: Goudenregenlaan, Elzenlaan en Populierenlaan.

Gelijke kansen
Later vestigde zich Van Dam in het winkeltje van Nijhof
Het was een arme buurt, dacht ik, maar daarin corrigeerde Jan Nijhof me al meteen. Iedereen had dezelfde achtergrond, dezelfde mogelijkheden, dezelfde levensstandaard. Daarom hadden ze geen besef dat je dat eigenlijk arm zou kunnen noemen. Wat zich in de villawijken afspeelde, viel buiten hun gezichtsveld.  Ik mocht het wel een volksbuurt noemen. Iedereen kende elkaar en hielp elkaar. Als kind had Jan helemaal geen besef van geld. Hij liep veel door de buurt, onder andere omdat hij niet naar de kleuterschool ging. Voor zijn gevoel was er altijd veel te beleven, bijvoorbeeld bij buurman Klaas Duyst, die twaalf of dertien kinderen had. Duyst had een expeditiebedrijf met een grote garage vol kisten waar Jan lekker op en af kon springen. Hij kreeg er regelmatig op z’n kop, net als bij de boeren aan de overkant van de Zandvoortweg, waar voor kinderen natuurlijk ook veel te spelen viel. Als positieve invloed van dat straatleven noemde hij, dat je er leerde voor jezelf op te komen.
Jan Nijhof: “Gek, wat voor dingen je onthoudt. Mijn beste vriendje was buurjongen Wout Duyst, die ongeveer twee jaar ouder was. Toen ik tien werd, zei Wout: ‘Nu krijg je pas je verstand’.”
Deftig vond Jan een klasgenootje dat op de bovenverdieping van het gemeentehuis woonde. Dat had echter niets met rijkdom te maken; zijn vader was conciërge van het gemeentehuis.

Geen concurrenten
Tenslotte was het Van Beest die zich in het winkeltje vestigde
Op de eerste foto zien we in het witte schort moeder Nijhof. Zij stond dagelijks in de winkel. Links staat haar schoonmoeder, opoe Nijhof, die tegenover de winkel woonde en op allerlei manieren meehielp. Jan Nijhof omschreef zijn oma als ‘een vrouw met veel levenservaring, zo’n beetje de vraagbaak en raadgever voor de hele buurt.’ In het midden staat Willie Bouw, een dienstmeisje dat vooral in het huishouden hielp. Het kwam in die tijd vaker voor dat jonge vrouwen, zolang ze geen man hadden gevonden, een ‘dienstje’ zochten waar ze kost en inwoning kregen. Vader Nijhof hield zich bezig met inkoop en ander regelwerk. Eén keer in de week ging hij een dagje ‘horen’. Met een boekje in de hand vroeg hij aan de huisvrouwen wat ze nodig hadden. Als de klant alles had opgenoemd, ging Nijhof zelf nog iets verder: “Hebt u dan nog wel zeep genoeg? En hebt u nog suiker?” De klanten zaten in heel Baarn, terwijl een collega-kruidenier verderop in de Dijkweg ook klanten door heel Baarn had. Dat was echter geen concurrent. De klantenkring van Nijhof bestond namelijk voor het grootste deel uit leden van de Calvijnkerk, de behoudende richting van de Nederlandse Hervormde Kerk. De collega-kruidenier ging in dezelfde wijken de niet-kerkelijke gezinnen af. Moeder Nijhof was bevriend met  buurvrouw Dijkman, maar die kocht bij haar geen boodschappen. Die ging namelijk naar de rooms-katholieke kruidenier.

Socialisten
Jan hielp als oudste zoon in het gezin van zes kinderen ook mee. Toen hij in Utrecht studeerde hielp hij ’s morgens van vier tot zeven (!) met het klaarmaken van de boodschappen, dan ging hij op de fiets heen en weer naar Utrecht en daarna bracht hij de boodschappen nog eens rond. In de villawijken, waarvan hij zei: “Je kwam dan bij een andere categorie mensen, waar je niet bij hoorde.” Zo voelde hij het ook eerder, toen hij op het Baarnsch Lyceum zat. Hij wilde na de MULO (Koningin Wilhelmina School) liever naar het Christelijk Lyceum in Hilversum, maar daar was geen plaats. Het Baarnsch Lyceum was een deftige school en Jan Nijhof voelde zich daar helemaal niet thuis. Als klasgenoten hem vroegen waar hij woonde, zei hij: “Op de hoek van de Zandvoortweg.” Dijkweg vond hij te erg om te noemen.
Dat wil echter niet zeggen dat hij zich groot wilde houden. Als vrienden had hij de zoon van een SDAP'er (voorloper van de PvdA), de zoon van een musicus en een jongen uit een Soester volksbuurt. Provocerend noemden ze zichzelf ‘de socialisten’. Dat werd door de andere leerlingen begrepen, de socialisten kregen geen uitnodigingen voor feestavonden. Die hadden daar trouwens ook geen geld voor.

Nog een mooi prentje van het oude winkeltje van Nijhof in het 'niet arme' buurtje Santvoort

Vruchtbaar veldje
In 1949 verkocht vader Nijhof zijn winkel, die hij dus enkele tientallen  jaren gehad had. Na hem volgden achtereenvolgens Van Duinen (die al na een paar jaar naar Australië emigreerde), Van Dam en Van Beest. De laatste verhuisde de zaak naar de prof. Krabbelaan, waar het later een A-markt en nog later een Coöp werd.
Het gezin Nijhof verhuisde naar de Verlengde Dalweg (Berkenweg) nummer 50.  Iets verder, op de plek waar nu de Plataanlaan loopt, had vader een veldje. Daar deed hij van alles: er was een groentetuin, hij verbouwde tabaksplanten, onderhield er een varken en ook eens een paar geiten. Als zo’n varken was vetgemest, werd het geslacht om het vlees deels zelf op te eten en deels te verkopen. Dan kocht vader weer een nieuw varken. Een belangrijke bron van inkomsten was een schuur, die hij met een stukje grond verhuurde aan een aannemer. Toen die in 1950 failliet ging, was vader Nijhof opeens eigenaar van een schuur vol gereedschappen en gebruikte bouwmaterialen. Hoe dat uitgroeide tot een doe-het-zelfhandel en later een woonwarenhuis… dat is een heel ander verhaal. Een succesverhaal, dat begon in een volksbuurtje dat ik niet arm mocht noemen.







Johan Hut
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op  Facebook en Twitter