Herinneringen van Wouter van Maanen (1)
door Wouter van Maanen
Baarnaar Wouter van Maanen deelt zijn herinneringen aan de oorlogstijd in Baarn met u. Wouter is opgegroeid in de Schoolstraat. Veel van zijn verhalen gaan over gebeurtenissen die daar hebben plaatsgevonden en die hij zelf heeft meegemaakt. Ook vertelt hij verhalen die hij heeft vernomen van ooggetuigen die zelf bij gebeurtenissen waren en meegemaakt hebben.
Het is september 1939. De mobilisatie van Nederlandse militairen is in volle gang. Militairen werden in Baarn in diverse locaties gehuisvest. De manege aan de Torenlaan, garage Van Dijen aan de Zandvoortweg, villa Alta aan de Spoorweglaan (nu Gerrit van der Veenlaan) en zo ook in een woonhuis aan Schoolstraat 48. De militaire chauffeurs hadden ‘Het Rode Wiel’ op hun kraag staan. Dat was metaal rood autowieltje dat op hun kraag genaaid zat. De andere militairen waren van de veldartillerie. De Baarnaars waren natuurlijk blij met de komst van de militairen. Veel Baarnaars hadden bordjes of aanplakbiljetten met ‘Militairen welkom’ voor hun ramen.
Natuurlijk waren deze militairen welkom. Een paar van hen vroeg ik om mee naar huis te gaan om koffie te drinken. De eerste drie waren Annema uit Murmerwoude, in Friesland, Bos uit Almelo en Hummel uit Drenthe. Hummel was oppas van een grootmajoor. De andere drie kwamen uit Dongen: Goos Goormans, Cees van Kooien en J. van de Zande. Zo waren er twee ploegen voor de koffie en zondags, om de veertien dagen, kwamen ze om warm te eten. Later namen ze ook de echtgenotes mee, dus dat was gezellig. De Brabanders werkten op de schoenenfabriek in Brabant. Thuis maakten ze ook schoenen voor ons. De contacten met hen zijn altijd gebleven, ook na de oorlog.
Mijn vader kwam pas vier dagen later thuis. In Baarn was vrijwel iedereen weg. De dieren die niet meegenomen werden bij de evacuatie, zoals paarden en geiten, werden naar het sportterrein van Het Baarnsch Lyceum aan de Nicolaas Beetslaan gebracht. Deze dieren werden verzorgd door een aantal mensen die in Baarn mochten achterblijven.
De dag dat mijn vader terugkwam van de Grebbenberg werden de zenders in Huizen opgeblazen. Dat werd gedaan door Nederlandse militairen, om te voorkomen dat die radiozenders door de Duitsers gebruikt konden worden. Voorafgaand aan het opblazen van de zenders loeiden de sirenes om de mensen te waarschuwen. Er werd verteld dat de beste schuilplaats in een kast was, maar acht mensen in een kast, was wel wat veel, dus dat ging niet goed. Iedereen kreeg een nat washandje om voor de mond te houden in verband met eventuele gasaanvallen.
Mijn vader was blokhoofd van de Schoolstraat. Hij zocht de geëvacueerde bewoners van de Schoolstraat in Laren op. Deze zaten verspreid op verschillende adressen in Laren. Hij belde bij hen aan voor informatie en om te kijken of alles goed ging. Bij zijn bezoeken zag hij in één van de huizen twee mensen in de keuken zitten. Eén van de twee bewoog niet meer. Mijn vader heeft toen een ruit ingeslagen, de deur opengemaakt, en de mensen naar buiten gesleept. Het bleken Joodse mensen te zijn die zichzelf wilden vergassen om zichzelf zo van het leven te beroven. Ze zagen de Duitse bezetting met angst en beven tegemoet en wisten wat er zou gebeuren. Buiten kwamen deze Joodse mensen weer bij, maar ze waren niet dankbaar. Hun zelfmoordpoging was mislukt.
Het persoonsbewijs van Johannes Hermanus van Dijk |
Bonkaarten |
De oorlog was begonnen...
Wouter van Maanen |
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter