donderdag 29 maart 2018

Eembrugge vier eeuwen geleden


Eembrugge
Eembrugge vier eeuwen geleden was zoveel groter dan Baarn, dat deze buurtschap 6 tegen Baarn (samen met de Vuursche nog wel) slechts 5 gravers voor de Eemverbeteringen moest leveren. Eembrugge werd op 21 oktober 1811 gelijk met de Vuursche bij Baarn gevoegd, het zelfde jaar waarop ook de beide Eemnessen (Buiten en Binnen) samengebracht werden. Indertijd heeft Eemnes-Binnen trouwens nog bij Eembrugge gehoord.

Kerspel
Zo'n kleine duizend jaar geleden was het in de Eemmonding veel drassiger dan nu achter ons sportpark nog te bespeuren is. In feite trof men slechts hier en daar drogere plekken met vastere grond aan, de melmen (zoals we hen nu zouden noemen). Het schijnt tot omstreeks 1100 geduurd te hebben vóór zich op dit land langs de Eem de eerste mensen vestigden. Logisch dat men ergens langs de rivier een plek vond, waar het oversteken de minste moeilijkheden opleverde en ziedaar de totstandkoming van... Eembrugge. Een punt dat daardoor tevens om strategische en economische rede van toenemend belang zou worden. Overigens, een brug is er niet vanaf het eerste ogenblik geweest en als naam werd dan ook gesproken van Ter Eem. Volgens gevonden gegevens uit 1254 moet het een kerspel geweest zijn, waarmee een dorp met een kerk, aangeduid wordt.

Eerste brug
Eembrugge lang geleden
In die tijd moet daar op de oostelijke oever (dus aan de overkant) ook al het Huis Ter Eem hebben gestaan. Wie de stichter van dit kasteel geweest is, schijnt niet vast te stellen te zijn. In een oorkonde van 21 november 1300 wordt echter - voor de eerste keer - over schepenen en buurmeesters van „Emebrucghe” gesproken en niet meer over Ter Eem. Dat zou derhalve moeten betekenen dat de eerste brug aldaar van vóór dat jaar dateert.

Grensincidenten
Ook in de huidige tijd komt de oriëntatie van Baarn en vooral Eemnes op Hilversum (en dus Noord-Hollands gebied) herhaaldelijk ter sprake. Tot grote ergernis van het Utrechts provinciaal bestuur overigens. Niets nieuws echter onder de zon, de geschiedenis herhaalt zich weer eens. Er schijnt al een document te bestaan, gedateerd 23 augustus 1331, waarin die „van Emebrucghe ende van Emenesse" de Bisschop van Urecht beloven geen woningen te zullen bouwen, of zich te vestigen aan de Hollandse zijde van de grens, die toen reeds met palen en sloten aangebracht bleek te zijn.

Natuurlijk was van groot belang wie Huis ter Eem bewoonde. Halverwege de 13e eeuw moet heer Jan van Woudenberg het Huis aan heer Gijsbrecht van Abcoude verkocht te hebben en dat zou op een switch naar Hollandse zijde duiden. Het kasteel beheerste de toegangspoort tot het Gelderse, maar (van zee uit) ook via de Eem naar het Stichtse. Daarom zag men in Utrecht liever, dat Huis Ter Eem in handen van de Bisschop of althans een loyaal slotheer was. Wat nog vóór 1300 voor tientallen jaren gelukt schijnt te zijn.

Stadsrechten
Het moet tussen 1336 en zijn sterfjaar 1341 geweest zijn, dat de toenmalige Bisschop van Utrecht Jan van Diest aan Eembrugge stadsrechten verleende. Ommuurd is de „stad" evenwel nooit geweest en evenmin ooit tot grote bloei gekomen. Integendeel, het bleef een van de kleinste Eemland-plaatsen. In deze graslanden was een grote dichtheid van de bevolking niet mogelijk en ook als verkeerskruispunt bleef Eembrugge onder de maat.

„Toch waren de Eembruggers bisschop van Diest vaar die stadsrechten kennelijk erg dankbaar. Want omstreeks 1340 boden zij hem aan een nieuwe brugverbinding te verzorgen". „Er zullen heus wel meer redenen voor dankbaarheid aanleiding hebben gegeven, want ook de andere Eemlandgemeenten waren bereid daaraan mee te werken".

Al bestond Huize Peking toen nog niet, heffingen werden reeds geheven. Zowel van akkeroogst als van jongvee moest wat (ruwweg meestal zo'n tien procent) aan de kerkstichter of degene, die zijn rechten verworven had, worden afgestaan. Daarin zal echter geen verandering gekomen zijn.

"Het schijnt niet mogelijk na te gaan of er van bewezen diensten of vrijheden sprake was. Wel is er nog een gunstig scheidsgerecht uit 1339, waarbij de Eemnesser pacht kregen toegewezen van grond, die „over de grens" in Gooiland gebruikt werd".

Tolgeld
Hoe het, ook zij, in het Groot Utrechts Placaatboek (deel II, pagina 357) is nog terug te vinden, dat er omstreeks 1340 een nieuwe Eembrug gebouwd werd. De onderhoudskosten kwamen ten laste van de aan- en omwonenden. Bisschop Jan van Arkel, die zijn voorganger van Diest, opvolgde, stond in 1360 toe dat ter bestrijding van die lasten tol geheven mocht worden. Gelijktijdig werd dit „Octrooi" verleend voor een tol te Soestdijk.

De bisschop zelf had het tarief voor de Eembrug vastgesteld: voor een wagen, betaalden men 4 penningen, voor een kar 2, voor een rund, ongezadeld paard, varken of schaap 1 penning. Met die toevoeging, dat het verschuldigde nooit hoger mocht oplopen dan 4 penningen per koppel.

Vrijdom van dit bruggeld kregen de burgers van de drie belangrijkste Stichtse steden: Utrecht, Amersfoort en Rhenen. Terwijl de inwonende van de vier Eemlandgemeenten Eembrugge, Baarn, Bunschoten en Eemnes evenmin tol behoefden te betalen. Maar wel voor het onderhoud van de brug moesten zorgen.

„Toen al een goede reden om een commissie uit deze vier gemeenten te benoemen. Een college dat echter maar eenmaal per jaar bijeenkwam (Sint Jansdag) om verantwoording af te leggen, een brugmeester te kiezen en de inning van het bruggeld te verpachten".

Bron: Baarnsche Courant uit 1979

Geplaatst door L.J.A.Bakker

http://www.grijsvuur.nl

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter