maandag 2 september 2019

Baarn op de wereldzeeën (deel 2)

Een Baarns verhaal met een nautisch tintje.
Plaatsgenoten (een gesprek bij de Historische Kring Baerne, een ontmoeting in Beirut, een herinnering)

door Ed Vermeulen



Gesprek, ontmoeting en herinnering
Ten eerste: Historische Kring Baerne 
Ik vertelde het u al eerder: op de woensdagmiddagen verricht ik hand- en spandiensten in het uitgebreide fotoarchief van de Historische Kring Baerne (HKB). Het beeldarchief van de HKB omvat meer dan 18.000 (!) veelal unieke foto’s. Helaas ontbreekt bij een aanzienlijk aantal daarvan naam en plaats. U raadt het al: hier ligt een schone taak voor een toegewijde vrijwilliger, die zoals in mijn geval, weliswaar in 1942 elders geboren, de status van Baarnaar A.D. 1944 heeft bereikt. Ik  doe dit, mocht u dit denken, niet alleen, maar samen met andere betrokken collega’s, ingebed in de afdeling ’Oudheidkamer’. Ieder met zijn of haar eigen taak. Allen delen de liefde en belangstelling voor het Baarn van vroeger. Naast de werkzaamheden in het fotoarchief sta ik ook allerlei bezoekers op zoek naar beelden van vroeger te woord. Dit levert interessante en vermakelijke gesprekken op, die een hoog ’weet je nog van toen’ of om in de stijl van de onvergetelijke Baarnkenner Cees van de Steeg te spreken ’hiero en daaro’ gehalte hebben. Dit alles onder het genot van een kop thee met een prima ’seizoensgebonden’ koekje er bij. Geschiedenis en gezelligheid kennen geen tijd!


Westerstraat: correcte straat, verkeerde foto  (Coll. Historische Kring Baerne)
  
Op een woensdagmiddag in november, nu een paar jaar geleden, stond ik een bezoeker te woord die mij vertelde op zoek te zijn naar een foto van een huis in de Westerstraat (verbindingsstraat tussen de Noorder- en de Oosterstraat: heette in vroeger tijden Oosterdwarsstraat en werd ook wel Moffensteeg genoemd). Knap bedacht overigens door de gemeentelijke stratenplanners van weleer en ja, er is ook een Zuiderstraat. De bezoeker stelde zich voor als Staal. Dan denk je natuurlijk bij het horen van deze ijzersterke familienaam als eerste: Staal, boerderij op de Zandvoortweg!

Boerderij van Staal, Zandvoortweg (Coll. Historische Kring Baerne)
Vanzelfsprekend raak geschoten: inderdaad een telg uit deze bekende Baarnse familie. Helaas vonden we niet de gezochte foto, maar wel voldoende aanknopingspunten voor het delen van een herinnering. Op mijn vraag namelijk of hij een Cees Staal kende, ooit, eind vijftiger, begin zestiger jaren van de vorige eeuw, werkzaam bij Cafetaria Rodenrijs in de Laandwarsstraat, later gaan varen, antwoordde hij bevestigend en voegde er aan toe: ’Cees is een neef van mij, helaas dit jaar overleden. Waarom vraag je dit, ken je hem?’



Cafetaria Rodenrijs…plaats van ontmoeting en smakelijke happen (Coll. Historische Kring Baerne)
Baarnaars op de wereldzeeën

Voor de zoveelste keer vertelde ik het verhaal van mijn bijzondere ontmoeting met mijn mede Baarnaar in het Beirut van de jaren zestig van de vorige eeuw. Ik had hem gekend zoals bijna alle Baarnaars van toen elkaar kenden en kende je elkaar niet, dan (her)kende je elkaar toch. Duidelijk andere tijden. Even tussendoor: in de jaren 1959-1969 voer ik als stuurman bij de Rotterdamse rederij van Nievelt, Goudriaan & Co’s Stoomvaartmij., kortweg Nigoco genoemd. In het jaar 1964 maakte ik, net een tweetal weken getrouwd, als 3e stuurman een reis op het mooie m.s. Alchiba, één van een serie van vijf identieke schepen, gebouwd in de jaren 1959-60 en voorzien van wonderschone sterrennamen als Alamak, Algorab, Alnitak en Aludra.




Januari 1964, onder de paraplu van de altijd
goedlachse Wim Kuijer vanuit Laanstraat 66a
op weg naar Laanstraat 1
(Coll. Marty Vermeulen)

Het was een soort huwelijksreis, maar dan wel eentje zonder de bruid: een reis die begon op 12 februari in onze thuishaven Rotterdam en eindigde op 1 september van hetzelfde jaar in Marseille. 

m.s. Alchiba in Marseille, onze tijdelijke thuishaven (Coll. Ed Vermeulen)

Via de USA, Middellandse Zee en Suezkanaal naar de Perzische Golf( in het spraakgebruik op de vloot Pé Gé), met voor ons als voornaamste aanloophavens Kuweit, Mina al Ahmadi en Khorramshar aan de rivier Shatt-el-Arab. Dat de PéGé in de op het Arabisch schiereiland gelegen landen de Arabische golf wordt genoemd is slechts een detail en niet meer dan logisch. Deze route, waarbij uiteraard de Straat van Hormuz (!) werd gepasseerd werd tweemaal afgelegd, waarbij ook in de Middellandse zee een flink aantal havens werden aangelopen. Eén daarvan was Beirut, de flamboyante hoofdstad van Libanon, nog niet geteisterd door de vreselijke burgeroorlog in later jaren. Beirut werd het toneel van een opmerkelijke ontmoeting! 

Beirut 1964: een ontmoeting
Het m.s. Alchiba vanuit New York op weg naar de Perzische Golf: de eerst aan te lopen haven (first port of call): Beirut, parel van de Levant. Onze opdracht: het lossen van stukgoed. Bij aankomst Beirut was er post: een brief van mijn geliefde met naast liefdevolle teksten en beschrijvingen van het dagelijkse Baarnse leven ook de opdracht uit te kijken naar het m.s. Neder Rijn van de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN). Hier zou Willem (Wim) de Ridder, ras Hagenees, en baksmaat tijdens mijn opleiding op de Kweekschool voor de Zeevaart aan boord zijn. 

1960: Partytime op de Kweekschool voor de Zeevaart!
Op rechts Wim de Ridder  (Coll. Ed Vermeulen)
Met daarbij de mededeling dat Willem mogelijk de nautische dienst verwisseld zou hebben voor de civiele dienst, waar hij nu de functie van hofmeester vervulde. Uitkijken naar: makkelijk gezegd, maar hoe? De haven van Beirut was redelijk overzichtelijk, maar wel groot! Tijdens het werk aan dek ging ik regelmatig even, gewapend met een kijker, naar het schavotje (dak van het stuurhuis) en jawel, kort na pikheet (zeemanstaal voor koffietijd) werd de Neder Rijn, buitengaats voor anker liggend, door mij gespot.

Haven van Beirut

Aan het eind van de ochtend ging het schip ankerop, om korte tijd later, ditmaal in de binnenhaven, weer opnieuw het anker te laten vallen. Het toeval wilde dat wij ons gemotoriseerde en altijd inzetbare werkbootje, in verband met werkzaamheden buitenboord, in het water hadden liggen. Een paar welwillende collega’s brachten mij met dit kleine, uiterst betrouwbare bootje naar de Neder Rijn. Na de dienstdoende wachtsman van mijn oprechte bedoelingen overtuigd te hebben klom ik via een uitgehangen gangway aan boord en werd door mijn inmiddels ingeseinde maat Wim allerhartelijkst begroet. Een gezellige middag volgde, we hadden veel bij te kletsen over de ‘goede oude tijd op de Kweekschool en daarbij behorende feesten, partijen en verkeringen’ en vervolgens werd ik, naar goed zeemansgebruik, uitgenodigd om te blijven eten. Gezellig natuurlijk. Om onze telefonisch van hut naar kombuis doorgegeven bestelling, Wim sprak van een warme hap, op te halen verplaatsten we ons een dek lager, waar naar ik mij meen te herinneren, vlak bij de ingang van de kombuis een  doorgeefluik was, waarachter door de kok van dienst, onze borden werden gevuld met het menu van de dag. Het was mijn beurt. Opeens verscheen er vanuit het luik een hoofd en werd ik aangesproken met de woorden: ’Hé, jij komt toch uit Baarn? Je kent me toch nog wel?’ Ik stond perplex, alle relais in mijn hoofd schakelden op volle toeren en opeens begon het te dagen: de stem behoorde toe aan Cees Staal, ooit, in de jaren dat ik zelf in de Laanstraat woonde, werkzaam bij Automatiek Rodenrijs in de Laandwarsstraat, hij had er zelfs gewoond, nu kok bij de SMN. Bij hem had ik menig uiterst smakelijke kroket, bal gehakt, slaatjes en andere (gefrituurde) lekkernijen aangeschaft en opgepeuzeld. En nu was hij opnieuw degene die mijn ’bordje’ vulde en mijn trek stilde. Ik stond perplex! ’Eet smakelijk, zie je straks nog wel’ voegde Cees mij met een grote grijns toe. In de hut van mijn vriend Wim (de hofmeester) deden we ons tegoed aan de kookkunsten van kok Staal die zich nadat de kombuis aan kant was gemaakt bij ons voegde. Onder het genot van een ijskoud biertje volgde een geanimeerd gesprek over allerlei typisch Baarnse onderwerpen: van Rodenrijs sr. die zelf nog als kok op de sleepboten van Wijsmuller had gevaren, het café en de automatiek in de Laandwarsstraat, de Florabioscoop, de Tivolibar in de Laanstraat naar de Zandvoortweg waar in mijn schooljaren de velden van BVV Baarn lagen, min of meer in de weilanden achter Cees’ ouderlijk huis. Uiteindelijk namen we met een welgemeend ’het beste en tot ziens’ afscheid van elkaar. Wim en ik praatten verder tot er op de deur geklopt werd en hij, in zijn functie als hofmeester, vereerd werd met een bezoek van de kapitein vergezeld van de 2e stuurman. Ik stelde mij, beleefd en met twee woorden (u en meneer) sprekend, voor als de 3e stuurman van het m.s. Alchiba en vertelde desgevraagd dat ik uit Baarn kwam. Wat er toen gebeurde: het kon niet waar zijn, maar was het wel, ook de kapitein, zijn naam was Meijer kwam uit Baarn en woonde nota bene een tweetal straten bij mij vandaan, op de Eemweg, nummer 19 naar ik mij herinner (bevestigd door een jaren zestig adresboek uit de uitgebreide bibliotheek van de HKB). Ikzelf woonde op De Ruyterlaan, om precies te zijn op no. 4. Met als grote verschil dat kapitein Meijer ongetwijfeld in een eigen huis woonde en ik, pasgetrouwd en met beperkte financiële armslag, op de bovenetage van een oude villa, toen in eigendom van de familie Dijkman. 

De Ruyterlaan 4, links boven was ons domein   (Coll. Ed Vermeulen)

Vakmanschap is meesterschap, chef kok m.s. Alchiba:
Bertus van Beest  (Coll. Familiearchief Van Beest)
Verschil moet er zijn natuurlijk en ook was maar weer eens bewezen dat de wereld kleiner is dan je over het algemeen denkt. Het gesprek verliep uiterst formeel, iets dat ik bij mijn eigen rederij, waar de toon duidelijk losser was, niet was gewend. Toen ook nog bleek dat de 2e stuurman uit Eemnes kwam, werd het mij te veel. Bang dat er nog meer plaats- en streekgenoten op zouden duiken nam ik afscheid van mijn vriend Wim en ging met een watertaxi terug naar de mij vertrouwde Alchiba. Hier was ik, zeker weten, de enige Baarnaar. Op weg naar mijn hut kwam ik langs de kombuis, waar ik mijn belevenissen van die dag deelde met onze eigen chef kok, de op de Nigocovloot alom gekende en gewaardeerde Bertus van Beest. 


Aandachtig luisterend en als altijd spontaan meelevend bood hij me een kop soep en biertje aan en sprak de woorden: ’op de enige Baarnaar aan boord van de Alchiba’. En zo was het maar net!

Ten leste: Historische Kring Baerne 2017
Terug in het hier en nu: het gesprek met bezoeker Staal nam een verrassende wending. Hij beloofde mij een copy van het overlijdensbericht van zijn neef Cees te sturen. Nog diezelfde dag ontving ik per e-mail het document, waarin het afscheid van het leven van oud scheepskok Cees Staal (Cornelis Johannes Gerardus) was vastgelegd: overleden op 24 juli 2017 te Hilversum, op de leeftijd van 77 jaar.


           m.s. Neder Rijn zoals afgebeeld op overlijdensbericht                                              Cees Staal  
Tot mijn grote verrassing toonde de kaart, naast een portretfoto van de overledene, ook een mooie afbeelding van het fraaie in 1962 gebouwde en in 1984 gesloopte m.s. Neder Rijn, het schip waarop Cees en ik elkaar, nu meer dan drieënvijftig (!) jaar geleden, naar nu bleek voor het laatst gezien en gesproken hadden. De tekst op de kaart werd afgesloten met de woorden: ’na afloop is er nog gelegenheid om te proosten op zijn leven’. De herinnering aan onze ontmoeting in Beirut waarbij we proostten op onze ontmoeting van toen flitste door mijn hoofd. Duidelijk was dat Cees de Neder Rijn in zijn hart had gesloten; een bekend verschijnsel: elke zeeman heeft zijn lievelingsschip. Op 24 juli 2017 is Cees aan zijn laatste lange reis begonnen. Met het gedicht ’Anker’, wenste ik hem een goede reis en een behouden vaart:  

Vergezichten, zilte poëzie
Anker*
Ik heb m’n laatste anker uitgegooid  
nu voor de laatste keer
m’n aflosser is onderweg
en ik, ik keer straks weer.  

M’n vertrek dat is aanstaande
doch ditmaal zonder vracht
ik mag hopen dat er boven
weer ’n scheepje op mij wacht.


*Anker: Uit de bundel ’Vergezichten, zilte poëzie’, tekst van Leo Bersee en foto’s van Willem H. Moojen. In 2007 uitgegeven door Lanasta

Dank aan: Ed Staal


Ed Vermeulen (1942)

















Dit verhaal verscheen op maandag 2 september 2019 in de Baarnsche Courant  in de rubriek

 ’Vandaag is morgen alweer gisteren 


‘Vandaag is morgen alweer gisteren’ is een initiatief van de Historische Kring Baerne en Stichting Groenegraf.nl en verschijnt periodiek op maandag in de Baarnsche Courant en in het weblog van Groenegraf.nl. De verhalen worden afwisselend geschreven door 
Ed Vermeulen en Eric van der Ent. 

Wilt u meer lezen over oud Baarn?

Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter

Bent u geïnspireerd geraakt door dit oud-Baarn verhaal en wilt u zelf eens wat 
schrijven voor onze website? Stuur uw verhaal dan
 per email aan groenegraf.baarn@gmail.com