|
Ernst Johannes Ostermann
(1884-1975) |
Op de Nieuwe Domlaan 10 in Baarn woonde Ernst Johannes Ostermann. Nu hoor ik u denken: waar is de Nieuwe Domlaan in Baarn? Wel, die bestaat niet meer. De Nieuwe Domlaan is omgedoopt tot Van Reenenlaan, aan de overkant van de Amsterdamse Straatweg. Bij de naam Ostermann zal waarschijnlijk ook niet gelijk een belletje gaan rinkelen, dus ik stel hem even voor.
|
De woning van Ernst Ostermann aan de Nieuwe Domlaan 10 in Baarn,
tegenwoordig Van Reenenlaan |
Ernst Johannes Ostermann werd geboren op 20 mei 1884 in Geldern als zoon van Caspar Dietrich Ostermann en Bertha Philippina Schiffer. Ernst Ostermann was dus van geboorte Duitser. Vader Caspar was metaalwarenfabrikant. Ernst ging studeren aan het Realgymnasium in Geldern. Na zijn studie werkte hij vijf jaar lang in een verzekeringsbedrijf. In 1908 kwam hij naar Nederland en richtte de importbedrijven E. Ostermann & Co's Handel Maatschappij en E. Ostermann Chemphar Chemische Pharmaceutische Handel Maatschappij N.V. op. Die bedrijven gingen producten van Henkel & Cie. A.G. Düsseldorf importeren. In eerste instantie was dat uitsluitend het wasmiddel Persil. Persil was een gat in de markt. Het was namelijk het eerste "zelfwerkend" wasmiddel op de Nederlandse Markt. Dat betekende een omwenteling voor de huisvrouw in het huishouden. Aanvankelijk waren de conservatieve huisvrouwen moeilijk te overtuigen van het "zelfwerkende" wasmiddel, maar Ostermann was een echte commerciële man. Hij liet geen (reclame)middel onbenut om de huisvrouw te overtuigen van het product. Kort daarna kwamen er meer producten in het assortiment: Henco, Ata, Illi en Sil, allemaal wasmiddelen. Ook die artikelen werden in no-time bekend in Nederland.
|
Een advertentie voor Persil, rechts onder wordt Ostermann vermeld |
In deze voor
Ernst Ostermann hectische tijd trouwde hij in Amsterdam met
Elisabeth Hermine Clermont, dochter van
Heinrich Ernst Louis Clermont, directeur van den tabaksmaatschappij, en
Elisabeth Kirschbaum. Een lang leven was dat huwelijk niet beschoren. Ze trouwden in 1911 en scheidden in 1922. Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar de werkdruk van Ernst Ostermann zal daarbij denk ik wel een rol gespeeld hebben. Uit het huwelijk werden twee kinderen geboren.
Ernst Louis Caspar Ostermann en
Ilse Bertha Elisabeth Ostermann. Op 6 november 1919 werd Ernst Ostermann tot Nederlander genaturaliseerd.
Oorspronkelijk importeerde Ostermann de producten dus uit Duitsland, maar in 1932 zette hij in Jutphaas een modern ingericht bedrijf op waar hij zelf met de productie van wasmiddelen begon. Hij richtte hiervoor de Nederlandsche Persil Maatschappij N.V. op en werd er zelf directeur van. Ook dat werd al snel een bloeiend bedrijf. Alweer maakte hij weer gebruik van de modernste middelen om reclame voor zijn producten te maken. Zo huurde hij vliegmachines in, die de merknamen Persil, Henco enz. in de lucht schreven. De eerste Nederlandse klankfilm met Nederlandse acteurs en actrices werd gemaakt voor Persil onder de titel "Wasch gemakkelijk, wasch voordeelig". Hij gebruikte zelfs grote projectie-apparaten, opgesteld op lichtboten, om de merknamen 's avonds in duidelijke letters te projecteren op de wolken. In Amsterdam richtte hij een "Persil-School" op om de huisvrouwen voor te lichten en bij te staan bij het gebruiken van zijn artikelen.
|
De Persil-fabriek in Jutphaas |
Ostermann was ook één van de oprichters van de F.I.V.A., de Vereniging van Fabrikanten en Importeurs in Verbruiks-Artikelen. Die vereniging streefde naar prijshandhaving van merkartikelen. Op 31 augustus 1937 werd Ernst Ostermann benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau.
|
Pluimveeliefhebbers De Boois (links) en Ostermann (rechts) |
Naast zijn drukke werkzaamheden had Ernst ook nog tijd voor een hobby. Hij was een fanatiek pluimveehouder. Bij zijn woning aan de Nieuwe Domlaan fokte hij nieuwe variëteiten krielkippen. In 1917 richtte hij de Nederlandsche Dwerghoenders Fokkers Vereeniging op. Vanaf 1922 was hij daarvan ook voorzitter. In 1936 won hij de "Pluimvee Nobelprijs 1936". In Baarn waren wel meer fanatieke pluimveehouders, met wie Ostermann ook veel optrok. Onder andere de
gemeentearchitect De Boois en bewoner van Villa Nova,aan Koningsweg,
dhr. Huneus, waren pluimvee-liefhebbers.
|
Jacques Goudstikker
(1897-1940) |
En dan breekt de oorlog uit en begint voor Ostermann een "schemerachtige" tijd. Om dat duidelijk te maken, is het nodig om eerst wat achtergrond-informatie op te diepen.
Kort na de Duitse inval in 1940 vlucht de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker met zijn vrouw Dési en hun zoontje Eduard uit Amsterdam. Hij moest daarbij een grote kunstcollectie met enorme waarde achterlaten. De gevolmachtigde van Goudstikker, de Joodse accountant Mr. Dr. A. Sternheim, zou de voorraad tijdens zijn afwezigheid beheren, maar hij overleed op de dag van de inval van de Duitsers aan een hartaanval.
|
Het boekje van Goudstikker met de inventaris van zijn collectie |
Goudstikker slaagde erin om in IJmuiden aan boord van een vrachtschip te komen. Het enige wat hij kon meenemen was een inventaris, genoteerd in een boekje, voorzien van een zwart lederen kaft. Op het schip viel Goudstikker, tijdens een luchtje scheppen, in de nacht van 15 op 16 mei, in het vrachtruim van het schip en overleed ter plekke. De weduwe Goudstikker vond het boekje en bewaarde het als aandenken. Later zou blijken dat dit boekje een heel belangrijk bewijs van de erfenis zou zijn.
|
"De maand Maart" van Pieter Bruegel de Oude, één van de twaalf
schilderijen die Ostermann kocht voor Lüpps |
De kunsthandel van Goudstikker bleef met een voorraad van 1113 stuks genoteerde kunstvoorwerpen onbeheerd achter. Ondanks het verbod van de weduwe Goudstikker werden de bezittingen in de maanden na de capitulatie verkocht door degenen die zich van de kunsthandel meester hadden gemaakt. Ernst Ostermann had de twijfelachtige eer om zich als eerste klant aan te melden. Hij bezocht de kunsthandel samen met de uit Düsseldorf afkomstige W. Lüpps, directeur van de Duitse Persilfabrieken, dus een collega van Ostermann. Hij kocht de twaalfdelige serie "maanden van het jaar", schilderijen van (een navolger van) Pieter Breughel I. Ostermann kocht deze schilderijen voor Lüpps en ontving hiervoor 20.000 gulden verkoopcommissie. Na de dood van Lüpps in 1942 verkocht zijn weduwe de twaalf schilderijen aan de chef van de staf van Hermann Göring. En zo kwamen de schilderijen uiteindelijk in de kunstcollectie van Göring terecht. Göring en ook Hitler zelf verzamelden in de oorlog een enorme collectie kunstwerken. Vrijwel de hele collectie van Goudstikker kwam in hun collecties.
Na de oorlog werden deze schilderijen gerecupereerd. Tien van deze twaalf schilderijen zijn nog in het Noordbrabants Museum. Twee schilderijen zijn zoek.
De rol die Ostermann in deze transactie gespeeld heeft is op zijn minst "twijfelachtig" te noemen.
|
Familiegraf Ostermann op de nieuwe algemene begraafplaats aan de Wijkamplaan in Baarn |
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter.