|
Willem Broerze 1873-1919 |
De titel ‘Willem Broerze en Griet van de Kuilen’ is wat misleidend. Dit verhaal vertelt weliswaar over Willem Broerze, maar aangezien hij al op jonge leeftijd verongelukte, gaat het met name over Margaretha van de Kuilen en haar kinderen Broerze. Margaretha van de Kuilen stond bekend als ‘Griet van half elf’. Die bijnaam had ze waarschijnlijk te danken aan het feit dat ze elke dag om half elf de buurvrouw luidkeels uitnodigde om koffie te komen drinken. De naam Broerze komt al generaties lang voor in Baarn. Alle reden dus om aandacht aan deze familie te besteden in dit artikel.
Enkele generaties geleden luidde de naam ‘Broerze’ nog ‘Broer’. De opa van Willems vader Gerrit heette Adrianus Broer en ook Gerrits oom Jacobus had de naam Broer. In de tijd dat Napoleon iedere burger verplicht stelde een vaste achternaam te kiezen om het ronselen van soldaten en het innen van belastingen te vergemakkelijken, werden de patroniemen vaak de achternamen. Broerze betekende ‘zoon van Broer’ en Gerrits vader, Aldert Gerrit, kreeg deze vadersnaam als achternaam.
Willem Broerze werd geboren op 21 december 1873 in Baarn als zoon van Gerrit Broerze en Maria Radstok. Uit het huwelijk werden zeven kinderen geboren, waarvan er zes de volwassen leeftijd haalden. Het was beslist geen vetpot in het gezin Broerze. Vader Gerrit was arbeider en moeder Maria kreeg op 17-jarige leeftijd een ‘voorkind’, Hendrikus Radstok, hetgeen betekende dat er in het gezin Broerze zeven kindermonden gevoed moesten worden met het karige loon van vader Gerrit. Willem was de jongste van het gezin. Naast zijn halfbroer Hendrikus had hij nog drie broers, Hendrik, Aldert Gerrit en Dirk, en drie zussen, Jannetje, Jacoba, die op eenjarige leeftijd overleed, waarna nog een Jacoba geboren werd.
|
Margaretha van de Kuilen 1878-1947 |
Als jonge knaap diende Willem bij de grenadiers, een elitecorps dat o.a. de bewaking van het koninklijk huis verzorgde. Grenadiers werden vaak gekozen om de grootte van hun gestalte. Kleinere personen werden ingedeeld bij de jagers. Willem zou later in de bouw gaan werken als sjouwerman. Op 4 mei 1895 trouwde hij op 21-jarige leeftijd met de 17-jarige Margaretha van de Kuilen. Zij werd geboren op 16 april 1878 in Stoutenberg als dochter van Wouter van de Kuilen, die werkzaam was bij de spoorwegen, en Maria Kroon. Het huwelijk tussen Willem en Margaretha was een ‘moetje’. Later zou ze vertellen dat ze als hoogzwangere zeventienjarige nog stond te kaatsenballen.
Op 9 juli 1895 kwam dochter Maria Broerze ter wereld, die al een maand later overleed. In totaal zouden er vijftien kinderen geboren worden. Het treurige is dat slechts vijf van hen de volwassen leeftijd haalden. De jongste zoon, de bekende kunstenaar Jan Broerze, zag in 1913 het levenslicht. Hij zou zonder twijfel moeders lievelingetje worden.
|
Het trouwboekje van Willem Broerze en Margaretha van de Kuilen |
Volgens ‘zeggen’ zou Margaretha eenentwintig keer zwanger zijn geweest, inclusief een aantal miskramen. Tussen 1895 en 1913 werden vijftien kinderen geboren, waarvan in de periode 1900-1904 zes kinderen, waaronder twee tweelingen. Zes kinderen in vier jaar tijd!
Op 15 februari 1919, kort na de Eerste Wereldoorlog, sloeg het noodlot toe. Willem ging met zijn twee jongste zoons, Willem en Jan, naar het Baarnsche Bos om hout te zagen voor de kachel. Bij de vijver De Lindenkom in het bos klom Willem in een boom en leunde waarschijnlijk op een dode tak, die afbrak. Willem viel uit de boom en in het bijzijn van zijn zoons brak hij zijn nek en stierf ter plekke. Een ramp voor het gezin Broerze dat hiermee vader Willem al op 45-jarige leeftijd moest verliezen.
|
De Lindenkom in het Baarnsche Bos waar Willem Broerze verongelukte |
Op 19 februari, werd
Willem begraven op de nieuwe algemene begraafplaats aan de Wijkamplaan, die toen nog de Eikenboschweg heette.
|
Margaretha van de Kuilen en haar jongste zoon Jan Broerze voor hun
huisje op de hoek Oosterstraat / Eikenboschweg |
Griet stond er alleen voor. Er waren huwelijksproblemen geweest die haar de relatie met haar moeder gekost hadden. De ruzie was zo hoog opgelopen dat moeder Maria Kroon, die schuin tegenover Griet in de Oosterstraat woonde, haar dochter niet wilde zien op haar sterfbed. Griet had lelijke trekjes en die werden haar door de familie zeer kwalijk genomen. Er waren veel ruzies in de familie Broerze, welke meestal door haar veroorzaakt werden. Na het overlijden van Willem is Griet enige tijd alleen geweest. De oudste kinderen werkten en moesten hun loon afstaan aan hun moeder. Dat zorgde af en toe wel voor onenigheid in het gezin.
|
Margaretha van de Kuilen |
Na het huwelijk van zoon Aldert Gerrit (Gert) met Lies Radstok, kwam Griet bij hen het loon ophalen. Lies legde fijntjes uit dat dat niet mogelijk was, omdat Gert nu met haar getrouwd was. Griet riep uit: ‘En wat moet ik dan?’ Ook zoon Wim moest zijn geld afgeven toen hij ging werken op zijn twaalfde jaar. Griet beloofde dat ze voor hem ging sparen voor als hij zou gaan trouwen. Toen Wim echter in het huwelijk trad met zijn geliefde Greet Wiss, was het enige dat hij kreeg een nieuw pak. Het geld was op. Schoonouders Frans Wiss en Lijs Tammer hebben de jongelui toen geld gegeven om o.a. meubels te kunnen kopen.
Griet zelf ging wassen voor rijkere families in Baarn om aan geld te komen. Ze stond bekend om de helderheid van haar wasgoed. Dat kwam door het spoelen, zo werd wel verteld, want tegen veel water gebruiken zag ze niet op. Ze spetterde en spatterde in het rond. Haar hele leven heeft in het teken gestaan van geldgebrek.
|
De schade na de cycloon die Borculo verwoestte |
Op 10 augustus 1925 raasde een cycloon over het Gelderse stadje Borculo en omgeving. De schade was enorm, er vielen doden en gewonden en de gebeurtenis werd in de kranten breed uitgemeten. Ramptoerisme kwam op gang. Meer dan een miljoen nieuwsgierigen bezochten de weken daarna het stadje. Zoon Gert werkte in die tijd ‘in de kolen’. Hij huurde een open vrachtwagen van zijn baas, maakte hem schoon en plaatste er banken op. Voor één gulden per persoon kon men nu mee naar Borculo om te gaan kijken. Moeder Griet mocht ook mee op één van die ritjes. Zij hoefde uiteraard niet te betalen. Toen ze daarna echter haar wekelijkse steun van vijf gulden ging ophalen, werd ze hier op aangesproken door mevrouw Wafelbakker, die bij de armen niet populair was en zeker niet mild als er iets onreglementairs of onwettelijks werd ontdekt. Zomaar een gulden uitgeven om naar Borculo te gaan? Schande! Griet verdedigde zich. Natuurlijk was ze voor niets mee geweest en had ze niet hoeven betalen voor de rit. Toch kreeg ze die week maar vier in plaats van vijf gulden steun: zoon Gert had haar plaats moeten verkopen en haar die gulden moeten geven. En dat was niet de laatste keer dat ‘de steun’ met haar afrekende…
|
Trouwfoto Cornelis Geijtenbeek en
Margaretha van de Kuilen, 1929 |
Toen Griet verhuisde naar een huurhuis op de Eikenboschweg en haar huisje op de hoek van de Eikenboschweg/Oosterstraat werd verkocht, dacht ze eindelijk wat geld te hebben. Het huisje bracht tweehonderd gulden op. Haar vijf overgebleven kinderen kregen als wettelijke erfenis gezamenlijk de helft hiervan. De overige honderd gulden waar Griet op gerekend had, moest ze teruggeven aan de steun vanwege het feit dat deze haar gedurende een aantal jaren vijf gulden per week uitkering had verstrekt. De kinderen hebben haar toen het grootste deel van hun erfenis gegeven.
Op 15 november 1929 hertrouwde Margaretha van de Kuilen met gasfitter Cornelis (Kees) Geijtenbeek. Kees werd geboren op 5 april 1870 in Soest als zoon van Leutje Geijtenbeek en een onbekende vader. Kees was weduwnaar. Hij was getrouwd geweest met Dina Maria Radstok en ook hij had uit zijn eerste huwelijk kinderen. Bij het trouwen van Kees en Griet waren hun jongste kinderen nog thuis. Beide zonen Wim (Geijtenbeek) en Wim (Broerze) hadden ongeveer dezelfde leeftijd. Ze hebben daarna veel met elkaar opgetrokken, ook tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarin Wim Geijtenbeek een prominente rol in de ondergrondse speelde. Het huwelijk van Kees en Griet verliep stroef en was dan ook geen lang leven beschoren. Ze kregen over van alles ruzie en dat liep hoog op. Hij maakte koffie, alleen voor zichzelf, en zij gooide er dan een hand zout in. Druiven, die kennelijk niet bedoeld waren voor Griet, plaatste ze eens op zijn hoofd om ze vervolgens fijn te slaan met een broodplank.
|
Margaretha van de Kuilen getekend door
haar jongste zoon, de kunstenaar Jan Broerze |
Op een bepaald moment vertrok Kees en vertelde hij haar dat ze kon fluiten naar de aardappelen op het stukje land dat ze hadden. Toen hij ze echter de volgende dag wilde rooien, was hij te laat: het rooien had Griet al gedaan! Toen Kees in een huis achter de Sumatralaan ging wonen, wilde Griet toch weer naar hem toe. Haar zoons Wim en Jan hielden haar dan tegen en brachten haar weer naar huis. Uiteindelijk zal dat niet veel geholpen hebben, omdat Griet vast andere wegen had gevonden om toch bij Kees te komen…
Toen Margaretha van de Kuilen op 6 november 1947 op 69-jarige leeftijd overleed, werd ze op haar rouwkaart als weduwe van Willem Broerze vermeld en kwam Kees Geijtenbeek in het verhaal niet meer voor. Op 10 november werd ze
begraven op de nieuwe algemene begraafplaats aan de Wijkamplaan. Kees Geijtenbeek overleed op 19 december 1955 in Baarn. Hij werd vijfentachtig jaar oud.
|
Rouwkaart Margaretha van de Kuilen |
Met dank aan mevrouw M.M. Broerze, Soest, kleindochter van Willem Broerze en Margaretha van de Kuilen, voor haar hulp met het schrijven van dit verhaal en het ter beschikking stellen van het beeldmateriaal.
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter.